Examenkatern Geschiedenis. Historische Contexten, havo vanaf 2021.
Hoofdstuk 2 De Britten koloniseren Amerika
Paragraaf 1
Spanjaarden en Fransen = grote opp. van Noord-Amerika
Engelse kolonisten = smal gebied langs oostkust van Noord-Amerika
Noordelijke koloniën in Noord-Amerika:
- Veel vestigingskoloniën, gericht op landbouw, visserij, handel en nijverheid. In 19 e eeuw ook
op industrie.
- Vestigden zich eerst vooral calvinistische immigranten onder leiding van dominees.
- Calvinisten uit Europa gevlucht om godsdienstige onverdraagzaamheid te ontkomen,
kwamen nu zelf in opstand tegen andersdenkenden in hun koloniën.
- Later veel verschillende migranten in de koloniën, grotere verdraagzaamheid en meer
democratische verhoudingen.
De zuidelijke koloniën in Noord-Amerika:
- Koloniën ten zuiden van Pennsylvania en Delaware.
- Ontwikkelden zich steeds meer tot plantage-economieën.
- Veel kleine boeren, plantages met tabak, rijst en later ook katoen voor export = economisch
belangrijker.
- Invloedrijkste personen = plantagehouders, vormden een aristocratie. Meestal van Engelse
afkomst en anglicaanse godsdienst toegestaan.
- Meerderheid blanke bevolking = boeren met kleine bedrijven, arbeiders, kooplieden en
ambachtslieden.
- Onderaan in samenleving = slaven die op plantages werkten.
Britten koloniseerden ook plantages in Caraïbisch gebied
- Winstgevender dan koloniën Noord-Amerika (beide tot slaaf gemaakte Afrikanen).
- Vooral suiker, ook tabak, rum en koffie.
Engeland en Frankrijk strijden tot 1763 om bezit delen Noord-Amerika
- Tijdens zevenjarige oorlog 1756-1763: Britten (Engeland) winnen.
- Meeste indiaanse volken kozen zijde van Fransen in de strijd.
- Fransen meer gericht op handelsposten = weinig Indianen van hun land verdreven en
profiteerden van handel.
- Vrede van Parijs = Frankrijk staat bezittingen in Noord-Amerika aan Engelsen af.
,Paragraaf 2
Dramatische gevolgen voor oorspronkelijke bevolking. Door ziekten:
- 1500: ongeveer 2 miljoen Indianen. 1820: amper 325 000 Indianen over.
- Massamoorden door Britten.
- Allerlei ziekten door internationale contacten, Indianen niet immuun. (Malaria, gele koorts,
waterpokken, difterie en mazelen.)
- In Pontiac Oorlog: pokken als biologisch wapen gebruikt. Gaven als geschenk met pokken
besmette dekens aan Indianen.
- Pokken in Amerika tot massale sterftecijfers onder Indianen geleid.
En door bloedige oorlogen om Indiaans grondgebied:
- Eerst onderling veel handel gedreven. Bont, huiden en landbouwproducten tegen wapens,
werktuigen, huisraad en kleding.
- Huwelijken tussen Indianen en Britten om Indiaanse grond te winnen.
- Engelsen dachten grondgebied te bemachtigen door hen te bekeren tot christendom.
- Indianen wilden niet wijken van grondgebied, oorlog van 3 eeuwen.
Pontiac Oorlog (1763-1766) eindigt onbeslist en draagt bij tot de Onafhankelijkheidsoorlog:
- Zeven Indiaanse volken begonnen onder leiding van Pontiac een oorlog tegen de Engelsen.
Werd beschreven als nederlaag voor Indianen, maar was gelijkspel. Konden elkaar niet
verdrijven maar waren te verschillend om samen te leven.
- Royal Proclamation: Britse koning verbood de kolonisten Indiaans grondgebied te betreden.
Indianen hadden bepaalde rechten op hun grondgebied. Proclamatie wordt ook wel de
Indiaanse Bill of Rights genoemd. 1766: Pontiac en Engelsen sloten vrede.
- Britten verontwaardigd over Proclamatie.
Paragraaf 3
Oorzaken van Onafhankelijkheidsoorlog:
- Belastingconflict tussen de kolonisten en de Britse regering: Engeland besluit dat alleen de
Engelse East India Company thee mag verkopen in de koloniën.
- Ideeën van de Verlichting: Europese kolonisten in Amerika waren in aanmerking gekomen
met trias politica, idee van volkssoevereiniteit en natuurlijke rechten.
- No taxation without representation: regering uit London liet koloniën meebetalen aan delgen
oorlogsschuld. Gingen bestaande belastingwetten strikter toepassen, haalden nu 4 keer zo
veel op. Stelden invoerrechten op suiker, glas, papier en thee in en belasting op elk bedrukt
papier. Kolonisten hadden dus geen vertegenwoordiging in Britse Parlement maar moesten
wel belasting betalen. Opstand, kooplieden besluiten een boycot van Engelse goederen.
- Engelse regering besluit tot polarisatie: veel verschillende meningen en belangen. Radicalen
pleitten voor gewapend verzet en zich losmaken van Engeland. Gematigden geloofden dat er
oplossing binnen Engelse bestuur mogelijk was, verzoening. Koning George III en zijn
, ministers gingen echter voor polarisatie, 2 tegenover elkaar staande bewegingen laten
‘beslissen’.
De Verenigde Staten ontstaan: de Amerikaanse kolonisten winnen de Onafhankelijkheidsoorlog.
1776: onafhankelijkheidsverklaring aangenomen, bestond uit 3 delen: de ideeën waarop de
kolonisten hun onafhankelijkheid baseerden (rechten etc.), de grieven tegen George III en het besluit
tot onafhankelijkheid.
Een grondwet wordt ontworpen (1787):
- De Unie werd een federale staat: regering van de Unie is alleen bevoegd over buitenlandse
en economische politiek. Afzonderlijke staten beslissen zelf over onderwijs, politie en
verkeer.
- De trias politica:
Uitvoerende macht: president. Is staatshoofd en leider van het kabinet,
opperbevelhebber van het leger en vloot.
Wetgevende macht: congres. Bestaat uit Senaat, waar 2 afgevaardigden uit elke
staat zitten. Keurt wetten goed of af en kan de president afzetten.
De rechtsprekende macht: Hooggerechtshof. 9 rechters die door president voor het
leven worden benoemd. Kan elke wet aan grondwet toetsen en buiten werking
stellen.
- Garandeert de burgers gelijke rechten:
Vrijheid van godsdienst
Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid om bij regering aan te dringen op aannemen van wetten
Recht op spoedige rechtszaak, als men van een misdaad word beschuldigd
Vrijheid om vreedzaam te vergaderen
Bescherming tegen onwettig doorzoeken van zijn huis
Recht op wapens te dragen ter bescherming van zichzelf
Paragraaf 4
Slavernij in Brits-Noord-Amerika. Engelsen koloniën maakten lange tijd gebruik van Afrikaanse slaven.
Meeste werden vanuit Caraïbisch gebied als slaven Noord-Amerika ingevoerd. 1619 = eerste slaven
in Britse kolonie aan land gezet. Werden eerst als contractarbeiders beschouwd, in 17 e eeuw kregen
ze steeds minder tot geen rechten. Werkten in Zuiden vooral als arbeiders of huispersoneel, in
Noorden als arbeiders op boerderijen, havens, ambachtslieden en huispersoneel. Na
Onafhankelijkheidsoorlog steeds meer landen/koloniën slaafvrij.
Slavernij in de Britse koloniën in het Caraïbisch gebied. Veel meer slaven in zuidelijke
plantagekoloniën dan in koloniën in Noord-Amerika. Verbod op slavenhandel (1807) einde aan
winstgevendheid.
Sympathie van Britse koloniale elite op Caraïbische eilanden vooral bij Britse kolonisten in Noord-
Amerika hielden ze nauwe economie betrekkingen. Vanuit Noord-Amerika werden grote