Geschiedenis Geven Didactiektoets niveau 2 (2.8)
Hoofdstuk 3.1 Het didactisch aspect: verhalen gebruiken
Met een goed verhaal kun je ontroeren, verklare, informeren, vermaken en motiveren om meer te
willen weten. Je kunt de basis van een les die kinderen willen volgen leggen.
Luisteren naar verhalen is belangrijk voor taalontwikkeling en woordenschat. Goed kunnen luisteren
voorwaarde voor begrijpend luisteren. Vanaf groep 1 krachtig didactisch middel om kinderen bij
onderwerp te betrekken. Fictieve, kranten- of informatieve verhalen. Confessionele scholen kennen
bijbelverhaal. Ook bij realistisch rekenen context gebruikt. Het verhaal niet enige middel dat rol
speelt bij geschiedenisonderwijs maar het is wel krachtig didactisch middel in onder- en bovenbouw.
Manieren om verhaal te gebruiken:
- Virtualiserend: Je geeft mogelijkheid om moeilijk onderwerp (zoals dood) bespreekbaar te maken.
- Actualiserend: Verleden met heden binden. Hedendaagse alternatieve bedenken om begrijpelijk te
maken.
- Ordenend: Fictie en non-fictie worden vaak vermengd in goede jeugdliteratuur. Het fictieve verhaal
dient om de ware feiten een kader te geven.
- Individualiserend: Grote getallen zorgen niet voor empathisch vermogen. Verhaal van persoon of
familie veel effectiever. Je kunt ook zelf individualiserende verhalen bedenken. Je laat meeleven.
- Onthullend: Achter veel straatnamen, voorwerpen, gebouwen etc schuilt geschiedenis = interessant
- Simplificerend: Feiten en gebeurtenissen kunnen zich opstapelen waardoor je door bomen het bos
niet meer ziet. Eigen kennis vaak gering en niet in belevingswereld. Voor kinderen deze periodes ook
moeilijk te begrijpen. Verhalen kunnen dit makkelijker maken.
- Generaliserend: In een samenvattend, informatief verhaal tracht leerkracht duidelijk te maken dat
het wel tot een oorlog moest komen.
- Personaliserend: Geschiedenis binnenhalen door gastspreker of over jezelf vertellen/laten vertellen.
- Revitaliserend: Er zijn verhalen die al eeuwenlang worden verteld. Sommige bewerkingen van in de
vorm van prentenboek, strip, gedicht, toneelstuk of musical.
Van een goede verteller in het onderwijs, die het verhaal als didactisch middel kan gebruiken, wordt
wel gezegd dat hij het in iedere situatie in de klas redt.
Hoofdstuk 4.1 Het didactisch aspect: vragen en opdrachten maken
Vragen en opdrachten hebben tijdens een les een stimulerende, activerende en sturende werking.
Stimuleren om meer te willen weten. Vragen na de les hebben tot doel kennis vast te leggen en
kennis te toetsen. Verschillende soorten vragen. Om lesstof te laten verwerken maar ook om
kinderen te betrekken, door te verrassen of na te laten denken, gebruik je vragen en opdracht4en.
Indeling taxonomie van Bloom. Gebruik deze lijst in verschillende categorieën als checklist voor
vragen die je tijdens het informatiedeel van je les of voor verwerking gebruikt hebt. Voorbeelden zijn
kennis, inzicht en toepassing. Deze kun je controleren. Andere zijn analyse, synthese en evaluatie.
Deze kun je gebruiken als oefening om achtergrondinformatie door te nemen.
Kennis: gericht feitelijke informatie onthouden.
Feiten en gebeurtenissen, opsommingen, definities, beschrijvingen, feitelijke verbanden,
herkennen en aanwijzen.
Inzicht: relevante stof onderkennen en antwoord in eigen woorden weergeven.
Selecteren en samenvattend, verklaring geven, eigen woorden brengen, tekening maken,
voorspelling doen, voorbeelden geven, uitleggen, grote lijnen aangeven, beschrijven,
, verschillen en overeenkomsten aangeven.
Toepassing: leerstof in onbekende situatie gebruiken.
plan ontwikkelen, oplossingen bedenken, aantonen, laten zien, concrete gevallen toetsen
aan abstracte definities, opgave oplossen of berekening maken.
Analyse: splitsen leerstof en in verschillende onderdelen in verband brengen.
in delen splitsen (kenmerkende delen kasteel), patronen beschrijven, bewijzen voor
conclusies geven, classificeren, onderzoeken, vergelijken.
Synthese: onderdelen samenbrengen tot iets nieuws. Creatief omgaan met kennis en inzichten
Ontwerpen, scheppen, samenstellen, schrijven, ontwikkelen, voorspellen, combineren
Evaluatie: beargumenterend oordeel of standpunt. Beoordeelt op waarde. Kiezen uit oplossingen. Je
ontwikkelt en verdedigt opinie.
Concluderen, beargumenteren, waarde geven, bekritiseren, kiezen en keuze rechtvaardig-
en, besluiten.
Verschillende vormen. Hierin variëren in toets: open en gesloten. Gekozen vorm bepaalt mede
moeilijkheidsgraad.
Voorbeeld kennis: feiten en gebeurtenissen: aanvuloefeningen, multiple choice, feiten en
gebeurtenissen verwisselen, open vragen bij opsommigen.
In praktijk komt het er op neer dat met kennisvragen de ijverige leerling beloond wordt. Vragen naar
elementair inzicht en toepassing, in moeilijkheidsgraad de tweede en derde categorie van Bloom, zijn
ook voor de meeste leerlingen haalbaar.
Hoofdstuk 5.1 Het didactisch aspect: jaartallen en tijdbalken
Jaartallen zijn een hulpmiddel om de zaken in de juiste volgorde te zetten. Van belang is dat
kinderen kunnen tellen begrip hebben voor grote getallen. Met de zaken op een rij zetten in de juiste
volgorde plaatsen zijn kinderen al vertrouwd voor ze op de basisschool. Los van de vaardigheden om
zaken op een rij te zetten heeft ieder kind ook een notie van tijd. Naast heden hebben de kinderen
een notie van het verleden. Vooral kleuters hebben meer heden en weinig verleden.
Bij kleuters expliciet veel gedaan aan ontwikkeling van dagelijks en biologisch tijdsbegrip. Historisch
tijdsbesef komt impliciet aan de orde, meestal in de vorm van onderwerpen uit de tijd dat oma en
opa klein waren of aan de hand van aantrekkelijke onderwerpen voor alle leeftijden. Je kunt dat als
leerkrachten voorstellen met een blauwe en rode doos: alles van nu in de blauwe, alles van vroeger
in de blauwe.
In de concrete indeling van het verleden worde gaandeweg abstractere begrippen verpakt. De
indeling van de geschiedenis zag er tot de introductie van de 10 tijdvakken als volgt uit: prehistorie,
oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd. De oudheid ronden wij af bij het jaar 500.
De middeleeuwen van 1500. De twee belangrijkste veranderingen zijn de ontdekking van Amerika
door Columbus (1492) en aanslaan dor Luther van stellingen op de kerkdeur van Wittenberg
waardoor de reformatie begon (1517). Vroegmoderne tijd afgerond in 1800 door Franse Revolutie.
Perioden allemaal andere kleuren op tijdbalk.
Jaar 0 bestaat niet. Fout geleend van algebraïsche lijn: 0 is punt waar negatieve getallen positief
worden. Op historische tijdbalk gaat het echter om het begin van onze westerse jaartellingen. Voor
christus en na christus.
Om tijdbalk te concretiseren kwam Commissie Historisch en Maatschappelijke Vorming (commissie
De Rooy) met een indeling in 10 tijdvakken. Afgeronde getallen, chronologische hoofdlijn. Tien
tijdvakken didactisch hulpmiddel om leerlingen in staat te stellen gemakkelijker gebeurtenissen en
, personen in geschiedenis te plaatsen. Ieder tijdvak eigen icoon en 1 of 2 kenmerken. Ook allemaal
korte beschrijving.
Herhaling van tijdvakken 3 keren: bovenbouw basisonderwijs, onderbouw VO en bovenbouw VO.
Kennis automatiseren en voortborduren op wat al eerder is geleerd. Men wil inzicht in kenmerkende
van tijdvakken en samenhang binnen en met andere tijdvakken vergroten.
Wetenschappelijk veel bezwaar op 10 tijdvakken. Bezwaren tegen 2 tijdvakken, Grieken en Romeinen
en monniken en ridders het grootst.
Tips: laat klassikale tijdbalk altijd in de klas. Herhaal regelmatig reeks van overzichtsjaartallen.
Gebruik jaartallen op verschillende momenten als starter, samenvatter en kapstok. Zorg voor
illustraties. Laat kinderen zelf afbeeldingen bij tijdbalk zoeken. Licht deelperiode die je behandelt toe
door uit te vergroten op middenbord.
Hoofdstuk 6.1 Het didactisch aspect: geschiedenis in romanvorm en als beeldverhaal
Historische romans: feit + fictie = factie. Er zijn nogal verschillen in historiciteit van historische
jeugdromans. Veel boeken met historische sfeer. De schrijver heeft niet de intentie een correct beeld
van het verleden te reconstrueren. Vaak is het ook zo dat de auteur een boodschap over wil brengen,
veel historische jeugdboeken zijn geëngageerd. Ze spelen zich af in het verleden maar belangrijk in
het boek zijn juist actuele kwesties. De morele, pedagogische of historisch-empirische
verantwoording van een jeugdroman is meestal niet van de kaft af te lezen.
Ideale historische jeugdroman valt in categorie factie: feiten met fictie. Gebaseerd op controleerbare
feiten. Over algemeen hoofdpersonen fictief maar gebeurtenissen feit. Ook prentenboeken kunnen
factie hebben. Sterke element is meebeleven door het inleven in een tijdgenoot van eigen leeftijd.
Informatieve boeken (non-fictie) zakelijke teksten. Informatie uit dit soort boeken is snelle manier
om je inhoudelijk te verdiepen. Voorbereiden van lessenreeks moet je informatieve jeugdliteratuur
over het onderwerp verzamelen.
Het stripboek vaak ondergewaardeerd als hulpmiddel. Strips en geschiedenis gaan goed samen. Ook
stripboek onderscheid in informatieve en verhalende boeken. Ideale combi tussen educatie en
vermaak
Hoofdstuk 7.1 Het didactisch aspect: methoden, een moeilijke keuze
In een methode wordt een leidraad gegeven voor het onderwijs in een bepaald vak. Kerndoelen
worden gehanteerd. Methoden kunnen verschillen in de visie op het vak end e wijze waarop je het
vak hun aanbieden. Hoewel iedere leerkracht door persoonlijke interesse vakken zal hebben waarin
zijn kennis meer dan gemiddeld is, is het vrijwel ondoenlijk alle verplichte vakken inhoudelijk te
beheersen. Een methode is dan een goed hulpmiddel.
Keuze van methode wordt bepaald door school, schoolpopulatie en wens van de leerkrachten.
Afhankelijk van combinatiegroepen, visie op zelfstandig werken etc.
Verschillende methoden:
- Thematische methode: vanuit thema werken zoals wonen, kleding, oorlog etc. Verdieping op thema
maar kinderen krijgen geen chronologisch overzicht.
- Concentrische methode: Alle tijdvakken komen in iedere jaargroep terug. Hierdoor veel herhaling
en verdieping. Nadeel kan zijn dat kinderen zeggen dat ze het al hebben gehad.
- Chronologische methode: Als startpunt verleden. Vanaf groep 5 alle tijdvakken aan bod. Eindigt in
groep 8. Ze krijgen chronologisch overzicht maar geen herhaling