Wat is sociaal functioneren?
- Heeft betrekking op het deelnemen van mensen aan het maatschappelijk leven. En op de ruimte en de
mogelijkheden die het maatschappelijk leven bied om deel te nemen
Wat is sociale kwaliteit?
- In hoeverre is er sprake van sociale samenhang, inclusiviteit, participatie en welzijn en welbevinden.
In welke 3 contexten functioneren mensen:
Primaire leefomgeving - Dagelijkse thuisomgeving;
Netwerken – Verschillende formele en informele netwerken met een gezamenlijk doel;
Gemeenschappen – Verschillende lokalen. De straat, gemeente, wijk, land etc..
De ontwikkelingen die van invloed zijn op het sociaal werk:
Participatie en langer thuis wonen;
Eigen kracht, empowerment, civil society (wat is er nog wel mogelijk);
Kostenbewust zijn en link met toename aandacht voor preventie;
Invloed lokale speelveld;
Sociale technologie.
Bijzondere kenmerken van sociale vraagstukken:
Complexiteit, onderlinge samenhang en weinig standaard handelingsrichtlijnen, overlap met andere
vraagstukken;
Consequenties voor het werk van de sociaal werker: schakelen en reflecteren, duurzaamheid,
procesmatige oplossingen, integraal.
Domeinen die raakvlakken kunnen hebben:
Gezondheidszorg – bijvoorbeeld: schulden hebben en daardoor slecht eten;
Educatie – hierin dan ook scholing nodig;
Juridisch – Hulp nodig hebben vanwege een uithuisplaatsing;
Veiligheid - als je uit huis gezet wordt komt je veiligheid in het gedrang;
Economisch – betalingsregelingen, op termijn aan een baan geholpen worden om schuld in te lossen.
Dr Ariens: aanvaardden een gezamenlijke Code voor de maatschappelijk werker in 1962. Dit was een
professionalisering van het beroep. De code werd na 1962 meerdere malen aangepast. In 2010 werd dit de
Beroepscode voor de Maatschappelijk werker.
3 landelijke kerntaken:
Bevorderen van het sociaal functioneren van mensen en hun sociale context;
Versterken van organisatorische verbanden waarbinnen sociaal werk plaatsvindt – samenwerken etc.;
Bevorderen van de eigen professionaliteit en de ontwikkeling van het beroep.
Wat moet je kunnen als sociaal werker (eindkwalificaties):
Goede theoretische basiskennis bezitten en meewerken aan ontwikkelen praktijkkennis;
Methodisch kunnen werken;
Onderzoekend vermogen – verschillende perspectieven zien;
Dialogisch werken – in overleg met elkaar en een onderbouwd oordeel kunnen vormen;
Communiceren op allerlei niveaus;
Leervaardigheden, handelen steeds bij kunnen stellen;
Bewustzijn van normativiteit van elke situatie. Aanspreken en bespreekbaar maken van
overschrijdingen.
Generieke kwalificaties in het landelijk profiel:
Benaderen en benaderbaar zijn;
Bevorderen van sociaal functioneren in hun primaire omgeving;
Idem voor netwerken en groepen
Bevorderen van sociaal functioneren van gemeenschappen – beïnvloeden van sociaal beleid;
Effectief en efficiënt werken – transparant zijn;
Samenwerken;
Actief en ondernemend werken;
Leren en reflecteren, voortdurend aan kunnen sluiten en aanpassen aan ontwikkelingen;
, Onderzoeken.
De missie van het (sociaal-) maatschappelijk werk is: te bevorderen dat mensen in onze samenleving tot hun
recht komen als mens en als burger. Het sociaal werk richt zich daarbij op participatie, autonomie en
zelfredzaamheid. Sociaal werkers stimuleren actief burgerschap, leggen verbindingen tussen vrijwilligers,
mantelzorgers en organisaties, vormen de spil tussen formele en informele netwerken en schakelen
(professionele) hulp in wanneer zij dit nodig vinden. Sociaal werkers leggen verbindingen tussen mensen in een
kwetsbare situatie en veerkrachtige mensen met een meer fortuinlijkere positie. Dit om de zelfredzaamheid van
mensen te versterken. Dienstverlening in plaats van hulpverlening. Het blijft hierin wel van groot belang dat je
als sociaal werker ook oog hebt voor hun kwetsbaarheid en afhankelijkheid.
Nuldelijns zorg (zorg aan huis door informele netwerk), eerstelijnszorg (huisarts en de vrij toegankelijke zorg)
en tweedelijnszorg (Ziekenhuis, specialismen): Verschil in stappen die gezet worden ‘zorgzwaarte’. Intramurale
zorg is de zorg die binnen een instelling aangeboden word. Extramurale zorg is zorg buiten de instelling. Denk
hierbij aan dagbesteding of ambulante begeleiding aan huis.
Financiën
In de miljoenennota staat te lezen waar de overheid geld wil uitgeven en waaraan. Ook vinden we hier de
inkomsten terug. De miljoenennota zet ook uit welke verdeling wordt gedaan m.b.t. waar het geld exact naartoe
gaat. Als we naar de miljoenennota kijken hebben we de volgende categorieën:
Zorg; (word grofweg onderverdeeld in 3 groepen):
Medische zorg en zorgtoeslag
Langdurige zorg en verpleging
Overig (gerelateerd aan medische kosten
Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (denk hierbij aan);
Algemene ouderdomswet, algemene nabestaandenwet, arbeidsongeschiktheidsregeling,
werkloosheiduitkeringen, kind regelingen (kinderbijslag en kinderopvangtoeslag, re-integratie
en bemiddeling.
Onderwijs, cultuur en wetenschap;
Primair onderwijs, voortgezet onderwijs, studiefinanciering, wetenschappelijk onderwijs,
beroepsonderwijs en volwasseneducatie, hoger beroepsonderwijs, onderzoek en wetenschap,
media, cultuur en overige zaken.
De grootste inkomstenpost voor de Rijksoverheid bestaat uit de inkomsten uit belastingen. Hierin wordt een
onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte belastingen. Onder directe belastingen vallen alle belastingen
die geheven worden op winst, inkomsten en vermogen. Iedereen die werkt en woont in Nederland betaald
belasting. Indirecte belastingen worden niet rechtstreeks maar door een ander aan de Belastingdienst betaald.
Denk hierbij aan de BTW. Het is belangrijk dat mensen belasting betalen omdat hiervan de algemene
maatschappelijke middelen betaald kunnen worden.
Motieven
Motieven die een rol spelen bij studenten die een sociale beroepsopleiding hebben gekozen: Voor de mensen van
nu gelden de volgende motieven: Interesse, opvoeding, afwisseling, status, macht, contact, ervaring, ontplooiing,
schuldgevoel, onrecht. Voor mensen die vroeger actief waren gelden de volgende motieven: godsdienstige
levensbeschouwing, medemenselijkheid, openbare orde en welbegrepen eigenbelang, sociale angst, in stand
houden van arbeidsreserve, schuldgevoel en verontwaardiging, emancipatie en ontplooiing, professioneel motief.
Verschillende thema’s zijn van belang in het sociale domein. Dit zijn de onderwerpen waarmee mensen die in
het sociale domein werken zich het grootste gedeelte van hun tijd bezig houden: Zelfredzaamheid en eigen
kracht, leefbaarheid in wijken, burgerparticipatie, gezondheid, ongelijkheid en inclusie/exclusie, armoede,
werkeloosheid en schulden, culturele diversiteit, opvoeden en opgroeien, eenzaamheid, kwaliteit van leven en
zingeving.
Volgens veel professionals is het belangrijkste thema zelfredzaamheid en eigen kracht. Het grootste deel van het
sociaal werk is erop gericht mensen te versterken en ervoor te zorgen dat zij zoveel mogelijk zelfredzaam zijn. In
elk thema is het van belang dat je ‘op je handen’ leert zitten en de verantwoordelijkheid en de regie zoveel
mogelijk bij de burger te laten. In de uitvoering van heet sociaal werk krijg je soms te maken met botsende
waarde kaders. Het is van belang je hiervan bewust te zijn om uitsluiting op basis van diversiteit te voorkomen.