Methoden en technieken1: Grondslagen van onderzoek
College 1 – empirische methodologie
Gedragswetenschappen zijn veel moeilijker te meten dan andere wetenschappen. Gedrag van
mensen is moeilijk waar te nemen en door onderzoek veranderd gedrag van mensen ook.
Hoofdstuk 2: Empirische methodologie volgens AD de Groot – belangrijk voor
gedragswetenschappen.
- Historie van de methodologie
Basis methodologie = Aristoteles’ Logica= grondlegger
17e eeuw: Discours de la methode van Descartes: ‘Hoe kan een mens uit een veelheid van
wetenschappelijke opvattingen en theorieën de juiste kiezen?’ De eerste die deze vraag stelde,
zoeken naar waarheid. Waarheid is drijfveer naar logica en antwoorden.
18e eeuw: Logica en dialectiek – reflectie en bezinning. Kant legde basis hiervoor.
19e eeuw: methodologie en encyclopedie = systematisering van kennis. Kennis van methodologie
wordt opgeschreven. Encyclopedie wil praktijk ondersteunen, voor bijv. artsen, natuurkundigen etc.
20ste eeuw: methodologie als zelfstandige discipline door boek Heymans
Heymans: Inleiding logica en methodologie
AD de groot: Grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen
Controverse in NL: kwantificeren en toetsen (De Groot: Cito-toets) vs fenomenologische benadering
(Langeveld)- je kunt niet alles in getallen uitdrukken, Langeveld vond dat de Groot te weinig aan
fenomenen/kaders dacht.
Maar ook controverse met empirisch georiënteerde psychologen (De Wit): Hij vindt dat bij De Groot
epistemologie (wat is kennis?) ontbreekt.
Antwoord van de Groot: Kennis is geen definitie, alleen een Forum kan vaststellen wat definitieve
kennis is. Forum= alle kennis verzameld op alle aspecten van dat gebied, alle wetenschappers,
tijdschriften, websites etc. Forum wordt gedragen door alle wetenschappers samen.
Wat is methodologie?
- Methodologie= leer van de weg waarlangs men tot kennis komt
- Studie van wetenschappelijke methoden en technieken om kennis te verwerven en om de
wetenschap vooruit de helpen.
- Do’s en don’ts (normatief, regels die onderzoek voorschrijven), maar ook descriptief en
vergelijkend > bepaalde regels en kennis vereist voor onderzoek (schrijft voor)
- De Groot vergelijkt het wetenschappelijk bedrijf met een schaakspel: onderzoeksveld is
beschreven. Pionnen, lopers, koning etc. Ieder stuk heeft spelregel in elke situatie, formele
regels. Toevoeging: naast expliciete regels en voorschriften in het schaakspel, kun je ook
andere tegenspelers intimideren. Er zijn namelijk ook impliciete regels, ongeschreven, in het
onderzoek.
Wetenschapsbeoefening: Hoe ziet de wereld er uit? = zoeken naar modellen van de werkelijkheid.
- Op papier (grafieken, formules, schema’s)
- concreet model, simulatie,
- gericht en gecontroleerd experimenteel opzet.
Plato: de werkelijkheid kun je eigenlijk niet zien. Je kijkt naar de werkelijkheid, maar je ziet de bron
van het licht niet, alleen stemmen en schimmen etc.
Wetenschappelijke beweringen moet ware kennis zijn.
Wetenschapsbeoefening 2: Rekenschap afleggen van ervaringsprocessen, ook rekenschap afleggen
van dit proces (forum)
- Doel wetenschapsbeoefening: Streven naar waarheid------------ Is samen: empirische criteria=
o Streven naar zekerheid----------- Methodologie
,Doel van wetenschap staat niet vast, kan om te ordenen, beschrijven zijn etc. Doel is ook om in
systemen samenhang te brengen, deze systemen worden theorieën genoemd.
Empirische methodologie van De Groot
Verklaren en begrijpen
- ‘verklaren’ en ‘begrijpen’ van iets= gegeven gesloten verzameling
- Beide: contextueel toeschrijven van verschijnselen aan algemene wettelijkheid (uitdrukking
van samenhang, hetzij meer algemeen, hetzij meer individueel).
- Pen in de hand: Laten vallen. Verklaring: zwaartekracht, gegeven een context (als je op de
aarde staat).
- Verschil: verklaren, is dmv wetmatigheid (verschijnselen worden toegeschreven aan
regelmaat) verklaren, op meerdere mensen in bepaalde situatie verklaren. Kan opgaan voor
meerdere mensen in zelfde situatie. Beter in getal uit te drukken.
Begrijpen: Meer individuele context, niet aan meerdere mensen toe te schrijven. Niet aan
grote algemene wetmatigheden toeschrijven. Het duiden van verschijnselen.
- Soms meer kwalitatief dan kwantitatief gaan werken.
Mensen begrijpen per context dingen anders, dus niet per mens hetzelfde.
- In natuurwetenschappen meer verklaren. In geesteswetenschappen meer begrijpen.
Hermeneutiek en fenomenologie (methoden binnen Verstehen, begrijpen van situaties)
- Hermeneutiek: leer der interpretatie van de door de mens beleefde werkelijkheid (therapie:
idee van de cyclus). Per persoon bijv. begrijpen waar het probleem ligt van iemand.
Hermeneutiek is verstehend (begrijpen). Gevaar hiervan: invloed van subjectieve in het
interpretatieproces. Hulpverleners gebruiken deze methode ook: doordringen en begrijpen
van situatie cliënt en hem zo helpen.
Hermeneutische cirkel (cirkel van begrijpen!): waarnemingen – tot vermoedens en
verwachtingen, verwachtingen – tot toetsingen en evaluaties – leiden weer tot nieuwe
interpretaties etc.
- Fenomenologie (ook binnen verstehen): de verschijnselen zelf laten spreken, uitgaan van
directe ervaring van de verschijnselen zelf. Geen theorie of hypothese over oorzaken van
verschijnselen formuleren, maar verschijnselen zo goed mogelijk beschrijven.
Empirische cyclus in de wetenschap volgens A.D. De Groot
Cyclus= grondschema voor een logisch-methodologische beschouwing van onderzoeken, denken en
redenen.
College 2
Empirische methodologie
Empirische cyclus volgens A.D. De Groot
Empirische cyclus: meer gericht op theoriegericht onderzoek
Regulatieve cyclus: meer praktijkgericht onderzoek
Cyclus= grondschema voor een logisch-methodologische beschouwing van onderzoeken, denken en
redeneren.
Fase 1: observatie – verzamelen van empirisch feitenmateriaal, hypothesevorming
- Centraal: ontwikkelen van probleemstelling
- Normatief (logische regels en methodologische voorschriften): grote mate van vrijheid
Vrijheid van ontwerp: geen dwingende eisen, wel tradities, alles moet te onderzoeken zijn.
Ontstaan van nieuwe onderzoeksdomeinen.
Vrijheid van begripsvorming: dat kan niet, er is vrijheid in gebondenheid. Je mag nieuwe
dingen onderzoeken en ontdekken, maar er zijn ook al dingen onderzocht. Je moet je dus wel
aan deze info houden, aan definities of symbolen. Als het nog niet bestaat mag je het wel
introduceren. (dyslexie is een leesprobleem, kan niet opeens een eetprobleem zijn).
, - Wetenschappelijke hypothesen= raam van theorieën. Wetenschap start altijd vanuit een
theorie. Theoretische fundering is een ‘must’ wanneer je onderzoekt.
- Theorie (vl de Groot)= een systeem van logisch, samenhangende, met name niet strijdige,
beweringen, opvattingen en begrippen betreffende een werkelijkheidsgebied, die zo zijn
geformuleerd, dat het mogelijk is er toetsbare hypothesen uit af te leiden.
- Bij empirisch-wetenschappelijke hypothesevorming: altijd een theoretisch raam, niet altijd
een theorie
- Als er geen afleiding/hypothese uit theorie te vormen is, dan geen theorie.
Systematische methoden voor hypothesevorming:
- Methoden van ordening vs methoden van bezinning (fenomenologie, fenomenen
verklaren, wat leeft er, niet direct ordenen)
- Literatuurstudie (niet noodzakelijk binnen eigen domein) – wat is er al beschikbaar over dit
onderwerp? Literatuur zoeken, systematisch ordenen en verzamelen = literatuurstudie.
- Empirische exploratie (exploratief onderzoek is geen toetsingsonderzoek): toetsing: heldere
formulering, duidelijke hypothese, met ja of nee te beantwoorden. Exploratief: meer het
HOE komt het vragen. Het is een open vraag, gevoelens en wat er aan vooraf ging –
verkennend onderzoek.
- Materiaal exploratie = bestaand materiaal doorploegen, meer dan 1 hypothetisch
uitgangspunt
Keuzeprobleem bij vormgeving van hypothesen en theorieën:
- Vrijheid ontwerp > Vrijheid in vormgeving
- Taalvorm: Verbale theorie
Abstract-logische of mathematische theorie
- Definitief of tentatief (werktheorie of werkhypothese, kan behouden blijven bij gebrek aan
beter)
- Algemeen of specifiek
- Ingewikkeld of eenvoudig
- Empirische vs hypothetische begrippen: empirisch is direct waarneembaar en meetbaar
(vaak gebruikt bij gedragswetenschappen). VB: hoeveel letters in 1 minuut lezen? Maar niet
alles is direct waar te nemen. Hypothetisch: indirect te meten (hoe gespannen ben je bij een
tentamen?)
Fase 2: Inductie – hypothesen formuleren = vraag naar de eisen die gesteld moeten worden aan de
formulering van het resultaat van het inductieproces.
Vanuit het bijzondere naar het algemene redeneren. Veronderstellingen over werkelijkheid worden
zo precies mogelijk weergegeven en verbanden hiertussen.
Doel: duidelijk maken waar onderzoek zich op richt (onderzoekselementen), welke eigenschappen
belangrijk zijn (kenmerken, variabelen) en welke relaties/hypothesen tussen eigenschappen worden
verondersteld.
4 principes bij een scherpe formulering vooraf (die afleiding van toetsbare consequenties mogelijk
maakt) gaat vooraf aan de definitieve hypothesevorming.
1. Logische consistentie (vrij van contradicties), een goede definitie van hetgene wat
onderzocht wordt.
2. Economische principes (spaarzaamheid), teruggrijpen naar de dingen die er al zijn. Is wel erg
moeilijk, want iedereen denk anders over begrippen en onderwerpen. Is het allemaal op
dezelfde manier gemeten? Het moet zo eenduidig en economisch mogelijk opgesteld
worden.
3. Toetsbaarheid (zijn de hypothesen empirisch te toetsen?), uit de verbanden in model
moeten hypothesen afgeleid kunnen worden, en uit die hypothesen moet een voorspelling
kunnen worden afgeleid. Zo nagaan of voorspelling wel/niet uitgekomen is door hypothese.