100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Aansprakelijkheidsrecht verdiept, bevat alle: literatuur, hoorcolleges, jurisprudentie en bevat tentamen 2017 en 2020 (vragen en antwoorden) €10,39
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Aansprakelijkheidsrecht verdiept, bevat alle: literatuur, hoorcolleges, jurisprudentie en bevat tentamen 2017 en 2020 (vragen en antwoorden)

 52 keer bekeken  6 keer verkocht

Samenvatting van alle voorgeschreven literatuur en artikelen (verwerkt in hoorcolleges). Bevat het tentamen 2017 en het tentamen 2020. En bevat tevens extra meetingen zoals deze via zoom hebben plaatsgevonden ivm het tentamen, scriptieonderwepen en huidige ontwikkelingen. (Zelf een 8,5 gehaald! Ten...

[Meer zien]

Voorbeeld 5 van de 110  pagina's

  • 17 mei 2021
  • 110
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (1)
avatar-seller
stephaniegubbels
Hoorcolleges Aansprakelijkheidsrecht 2020-2021

Week 1
Onderwerpen:
Verdieping (buiten contractueel) aansprakelijkheidsrecht: onrechtmatigheid en toerekenbaarheid
- ongelukkige samenloop van omstandigheden
- onrechtmatige daad en toerekenbaarheid
- claimcultuur

Literatuur:
T. Hartlief, 'Aansprakelijkheidsrecht voor morgen', NJB 2017/94
Het aansprakelijkheidsrecht is en wordt uitgedijd. Er wordt betoogd de kwaliteit ervan te verhogen zowel door
modernisering en aanpassing aan nieuwe maatschappelijke en technologische ontwikkelingen als door het recht beter
toegankelijk maken.

Een van de eerste vraagpunten: Moeten er grenzen worden gesteld aan het uitdijen van het aansprakelijkheidsrecht? Of
moet juist het aansprakelijkheidsrecht uitgebreid worden?

Moet er voorzien worden in een bijzondere regeling voor wrongful life-vordering? Moet het sanctiearsenaal (punitive
damages of winstafdracht) uitgebreid worden?

Naar aanleiding van de uitdijende reikwijdte van het aansprakelijkheidsrecht vreesde de regering in haar Claimcultuur-brief
rond 2000 onder meer een rem op innovatie, defensive medicine, ambulance chasing en het wegvallen van de sociale
cohesie wanneer alles in het teken van financieel gewin zou komen te staan. No cure no pay was voorheen uit den boze, nu
is het niet langer politiek onhaalbaar. Op de agenda van de zuiderburen: het ontnemen van voordeel bij gedaagde staat
centraal.

Interessant is dan ook, juist vanuit preventie-perspectief, invoering van vergoeding die meer is dan zuiver goedmaken van
het nadeel bij gedupeerden om voldoende financiële druk op potentiële schadeveroorzakers te realiseren. In dit verband is
wel van effectuerend schade vergoeden gesproken.
Juist de noodzaak kwaadwillende en op een lage pakkans gokkende daders aan te pakken zou deze stap kunnen
rechtvaardigen. Natuurlijk ontmoeten zulke voorstellen eerst weerstand, omdat zij haaks staan op basale uitgangspunten
(‘ons schadevergoedingsrecht is niet punitief’) of iets beogen dat aan andere rechtsgebieden (strafrecht, toezicht) zou
moeten worden overgelaten. Doorslaggevend is dat niet. Om de pakkans te vergroten en een eventueel ontradend effect te
versterken kan aanvulling van het privaatrechtelijk sanctiearsenaal aangewezen zijn.
Wanneer het gaat over het ‘aansprakelijkheidsrecht voor morgen’, is energie steken in het beteugelen van de
ontwikkelingen vanwege eigen cultuur e.d., zo leert onze claimcultuurdiscussie, weinig vruchtbaar. Zinvoller is het
formuleren van een inhoudelijke taakstelling: wat mij betreft is dat het leveren van een bijdrage aan het voorkomen en
aanpakken van boosaardig en calculerend gedrag.

K.J.O. Jansen, ‘Het subjectieve element van de onrechtmatigheid, Over de structuur van art. 6:162 BW’, NTBR 2007, p.
222-228
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen onrechtmatigheid en toerekenbaarheid. Onrechtmatigheid
kwalificeert de daad en toerekenbaarheid ziet op het verband tussen de daad en de dader. Persoonlijke eigenschappen
van de dader staan in beginsel niet aan het aannemen van onrechtmatigheid in de weg. Echter is de persoon van de
dader voor de onrechtmatigheid niet volstrekt irrelevant. Het onrechtmatigheidsbegrip kent een objectief en een
subjectief element. Ook gedrag dat in verband met de persoonlijke eigenschappen van de dader beneden peil blijft
verdient het predicaat onrechtmatig. Soms is een gedraging objectief gezien toelaatbaar, maar in verband met de
eigen kennis of intentie van de dader onrechtmatig. Doorgaans wordt bij de beantwoording van de
onrechtmatigheidsvraag een objectiverende benadering gekozen. Het bewijs van onrechtmatigheid in subjectieve zin is
immers problematisch. Toch zijn er gevallen waarin het subjectieve element van de onrechtmatigheid een nuttige
functie kan vervullen.

Opzettelijke schadetoebrenging
Uit het arrest van de HR (1930, vonk arrest) blijkt de actuele en zinvolle gedachte dat in geval van opzettelijke
schadetoebrenging juist de kwade intentie waarmee de schade is toegebracht een argument kan vormen voor het
aannemen van onrechtmatigheid.

Brüggemeier maakt een onderscheid tussen opzet, nalatigheid en risicoschepping als categorieën van
schadeveroorzakend gedrag. In het Duitse recht, art. 826 BGB, zie je dat opzet (een subjectief element) een belangrijke
rol kan vervullen als gezichtspunt voor onrechtmatigheid.

,Subjectieve elementen van de onrechtmatigheid kunnen een belangrijke rol vervullen bij:
- Opzettelijk toegebrachte immateriële schade
Het Nederlandse recht kent dit artikel niet, maar de strekking ervan licht ten grondslag aan het ‘smartengeld-
artikel’, art. 6:106 BW. Immateriële schade kan onder meer voor vergoeding in aanmerking komen indien de
aansprakelijke persoon het oogmerk had om zodanig nadeel toe te brengen. Deze bepaling ziet niet op de
vestiging maar op de omvang van de schadevergoedingsvraag, maar kan naar Jansens inziens ook gelden bij
de onrechtmatigheidsvraag. De geformuleerde Toelichting-Meijers op art. 6:106 lid 1 onder a biedt
aanknopingspunten voor een dergelijke benadering.

Affectieschade: Verdriet om het overlijden of de verwonding van naasten. Toekennen van smartengeld is i.s.m. het
gesloten stelsel van art. 6:107 jo 6:108 BW.
Shockschadevordering: Hevige emotionele schok van naaste. Er moet voldaan worden aan een confrontatievereiste.
Hier kan de opzettelijke schadetoebrenging als grondslag uitkomst bieden. Volgens de HR staat het gesloten stelsel van
art. 6:107 jo 6:108 BW niet in de weg aan het vergoeden van opzettelijk toegebrachte affectieschade.

- Schadetoebrenging door zuiver nalaten
Hierbij gaat het erom dat de dader een bepaald gevaar, voor het ontstaan waarvan hij zelf niet
verantwoordelijk is, heeft waargenomen en heeft laten voortbestaan. Niet doen, maar laten. Volgens de
heersende leer is zuiver nalaten onrechtmatig, indien de laedens zich bewust was van de ernst van het door
hem genegeerd gevaar. Er kan slecht sprake zijn van nalaten indien de ernst van het betreffende gevaar tot
het bewustzijn van de waarnemer is doorgedrongen, aldus de hoge raad. Er is dus ook subjectieve kennis van
het gevaar vereist. Het subjectieve element van de onrechtmatigheid blijkt te fungeren als laatste redmiddel.

Plaatsbepaling: de onrechtmatigheidscategorieën
De onrechtmatigheidscategorie waar dit artikel op in gaat is de derde categorie van art. 6:162 lid 2 BW, strijd met de
maatschappelijke zorgvuldigheid. Het gaat hier over de toepassing van ongeschreven, context gebonden normen,
waarvan de inhoud mede wordt bepaald door de persoon van de laedens. Er is sprake van maatschappelijk
onzorgvuldigheid indien vaststaat dat de laedens zich, in verband met hetgeen hij wist of behoorde te weten,
maatschappelijk onverantwoord heeft gedragen. Het subjectieve element: hij die weet dat hij andermans belangen aan
onverantwoorde risico’s blootstelt.

Het onderscheid tussen onrechtmatigheid en toerekenbaarheid. Bij toerekenbaarheid staat de dader voorop. Bij een
schending van de zorgvuldigheidsnorm staat de gedraging voorop. Het onderscheid blijft overeind wanneer het over
subjectieve onrechtmatigheid gaat.

Al met al biedt art. 6:162 BW biedt ruimte voor de verwezenlijking van het subjectieve element.

Jurisprudentie

HR 5 november 1965, NJ 1966/135 m.nt GJS (Kelderluik)
Essentie: Aan de hand van de omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld of een handelen of een nalaten een
onrechtmatige daad als bedoeld in art. 162 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek oplevert. In het onderhavige arrest gaat
het om het in het leven roepen van een situatie, welke voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en
voorzichtigheid, gevaarlijk is (‘gevaarzetting’). In dit arrest schetst de Hoge Raad de maatstaven die van belang zijn bij de
beoordeling of er sprake is van een gevaarzettende situatie en daarmee een onrechtmatige daad.
Rechtsregel: Gevaarzetting is het scheppen of laten voortduren van een gevaarlijke situatie. Van onrechtmatigheid is slechts
sprake wanneer de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van het gevaarzettend gedrag zo groot is, dat de
dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gevaarscheppend gedrag had moeten onthouden. Voor de
beoordeling daarvan dient gekeken te worden naar de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de
vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de
gevolgen daarvan kunnen hebben, en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.
Inhoud arrest: Sjouwerman, een medewerker van de Coca-Cola Corporation, heeft in februari 1961 bij het afleveren van
frisdrank aan café De Munt in Amsterdam, een kelderluik open laten staan. Mathieu Duchateau die het café bezocht, viel
op weg naar het toilet in het kelderluik en liep daarbij ernstige verwondingen op. Op grond van dit voorval heeft Duchateau
vergoeding van de door hem geleden schade gevorderd. De rechtsvraag die in dit kader centraal staat, luidt als volgt. Is
Sjouwerman aansprakelijk jegens Duchateau op grond van onrechtmatige daad, en aan welke criteria dient dit getoetst te
worden?
De rechtbank oordeelde dat het ongeval in dit geval aan Duchateau zelf te wijten was. Hij had namelijk beter op moeten
letten toen hij naar het toilet liep. Het hof is echter van mening dat de aansprakelijkheid bij Coca-Cola ligt. Sjouwerman
heeft onzorgvuldig gehandeld door het kelderluik open te laten, terwijl hij ook rekening had moeten houden met niet
oplettende bezoekers. Voorts heeft hij niet voldoende maatregelen getroffen om de toegang tot de toiletten geheel af te
sluiten. Hij heeft daarom onrechtmatig gehandeld. Duchateau moet evenwel 50% van de schade zelf dragen wegens eigen

,schuld. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof. De Hoge Raad hanteert vier criteria die van belang zijn bij de
beoordeling van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad bij gevaarzetting.
1. Hoe waarschijnlijk kan de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid worden geacht? (in
dit geval: Hoe waarschijnlijk is het dat iemand het geopende kelderluik in het café over het hoofd ziet?)
2. Hoe groot is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan? (in dit geval: Hoe groot is de kans dat iemand die het
geopende kelderluik over het hoofd ziet, er werkelijk invalt en letsel oploopt?)
3. Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn? (in dit geval: Hoe ernstig kan het letsel zijn ten gevolge van een val in het
kelderluik?)
4. Hoe bezwaarlijk zijn de te nemen veiligheidsmaatregelen? (in dit geval: Hoeveel werk of kosten zijn er gemoeid
met het sluiten van het luik of het aanbrengen van een beveiliging, bijvoorbeeld door er stoelen voor te zetten?).
In het onderhavige geval heeft Sjouwerman, door in de doorgang naar het toilet van een café een kelderluik te openen voor
bezoekers die aan hun omgeving niet hun volledige aandacht zouden besteden, een ernstig gevaar geschapen, hetwelk hij
met eenvoudige middelen had kunnen voorkomen. Door aan Sjouwerman te verwijten dat hij met de mogelijkheid van
zodanige onoplettendheid geen rekening heeft gehouden, en met oog daarop heeft nagelaten zekere maatregelen te
treffen, heeft het hof de maatstaven die voor de beoordeling van de schuld van Sjouwerman aan het overkomen ongeval
moeten worden aangelegd, niet miskend. In casu is er aldus sprake van een onrechtmatige daad door Sjouwerman jegens
Duchateau. Duchateau moet echter de helft van schade zelf dragen wegens eigen schuld.

HR 22 april 1994, NJ 1994/624 (Taxus)
Essentie: arrest gaat over de aansprakelijkheid voor giftige planten en struiken. Hoe ver reiken de zorgvuldigheidsnormen?
In dit arrest staat de vraag centraal of men aansprakelijk kan zijn voor vergiftiging door het plaatsen van giftige planten en
of er in een dergelijk geval sprake is van onrechtmatig handelen.
Rechtsregel: De Hoge Raad oordeelde als volgt: “De in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid reikt niet zo
ver dat degeen die een plant of struik waarvan hij de giftigheid niet kent of behoeft te kennen, onder zich heeft, verplicht zou
zijn om deze plant of struik op zodanige wijze onder zijn controle te houden dat zij geen gevaar kan opleveren, tenzij hem na
onderzoek is gebleken dat de plant of struik ongevaarlijk is.”
De Hoge Raad stelt dus dat de aansprakelijkheidsregel niet kan worden toegepast, als het gaat om planten of struiken
waarvan de giftigheid niet algemeen bekend is.
Inhoud arrest: De tuin van Broen grenst aan één zijde aan het weiland van Hulsbosch. Dit weiland van Hulsbosch is omheind
met een afrastering van gaas. In de tuin van Broen ligt een kleine afvalhoop, dicht bij de afrastering. Op een dag komt een
kennis van Broen langs. Deze kennis, Verhoeven, gooit dan een taxusstruik op de afvalhoop van Broen. In het weiland van
Hulsbosch grazen twee paarden. Deze paarden kunnen net met hun mond bij de afvalhoop en eten hiervan. Een taxusstruik
kan dodelijk zijn voor paarden, wanneer zij deze plant binnenkrijgen. Als gevolg van het eten van deze taxus, overlijden de
twee paarden van Hulsbosch. Broen en Verhoeven wisten beiden niet dat de taxusstruik giftig was. Hulsbosch stelt Broen
en Verhoeven aansprakelijk voor de geleden schade en vordert schadevergoeding wegens onrechtmatige daad.
De rechtbank wees de vordering van Hulsbosch af. Het hof heeft dit vonnis bekrachtigd. Ook de Hoge Raad verwerpt het
cassatieberoep. Broen en Verhoeven zijn niet aansprakelijk. Het oordeel komt er op neer, dat zij beiden niet wisten dat de
taxusstruik giftig was. Zij behoefden dit ook niet te weten, omdat het niet algemeen bekend is. Zij konden het gevaar dus
niet voorzien en waren niet verplicht de taxusstruik buiten het bereik van de paarden te houden. De zorgvuldigheidsnorm is
dus niet geschonden door het gooien van de taxusstruik op de afvalhoop. Hulsbosch kan de geleden schade niet op Broen
en Verhoeven verhalen.

HR 9 december 1994, NJ 1996/403 (Zwiepende tak)
Essentie: Het arrest Werink/Hudepohl, beter bekend als Zwiepende Tak, gaat over aansprakelijkheid voor letselschade uit
onrechtmatige daad. In casu draait het om de vraag of de gedragingen van Werink als onrechtmatige daad kunnen worden
aangemerkt en derhalve de aansprakelijkheid bij hem ligt.
Rechtsregel: De vraag of iemand voor een bepaald gevolg, ontstaan door een gedraging van deze persoon, aansprakelijk is,
hangt af van de mate van waarschijnlijkheid dat het ongeval zich zou voordoen.
Inhoud casus: In september 1898 maken vier vrienden een wandeling door een bos. Op een gegeven moment geeft Werink
een schop tegen een tak, die terugzwiept en in het oog van Hudepohl, die achter hem loopt, terecht komt. Door dit
oogletsel moet Hudepohl uiteindelijk een oog missen. Hudepohl wil de schade verhalen op Werink, maar de verzekering
van Werink erkent de aansprakelijkheid niet. Hudepohl vordert schadevergoeding wegens onrechtmatige daad. De
rechtbank in eerste aanleg wijst de vordering van Hudepohl af. Het hof wijst de vordering vervolgens echter toe. De Hoge
Raad oordeelt als volgt:
“[Het hof heeft miskend] dat niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van aan een bepaald
gedrag inherent gevaar, dat gedrag onrechtmatig doet zijn, maar dat zodanig gevaarscheppend gedrag slechts
onrechtmatig is indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg
van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. ”
[r.o. 3.6 en 3.4]
Volgens de Hoge Raad zijn de gedragingen van Werink slechts onrechtmatig, indien de mate van waarschijnlijkheid van een
ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot was, dat Werink zich gezien de maatstaven van zorgvuldigheid van dit gedrag
had moeten onthouden. Werink had zich dus van de gedragingen moeten onthouden als hij wist dat tegen een tak trappen
zware letselschade zou veroorzaken bij Hudepohl. In casu is er echter niet genoeg bekend over de feitelijke toedracht van

,het ongeval. Er kan niet worden vastgesteld of de zorgvuldigheidsnorm is overtreden, dus is Werink niet aansprakelijk en
hoeft hij de schade van Hudepohl niet te vergoeden. De Hoge Raad bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en vernietigt
het arrest van het hof.

HR 28 mei 2004, NJ 2005/105 (Jetblast I)
Essentie: Het Jetblast-arrest, ook bekend als Hartmann/Princess Juliana IA en Hartmann/PJIA, is een arrest van de Hoge
Raad dat betrekking heeft op aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad in verband met een waarschuwingsplicht. Voorop
moet worden gesteld dat bij de beantwoording van de vraag of aan iemand, die een situatie in het leven roept of laat
voortbestaan die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis
kan worden gesteld dat hij met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt — en of derhalve het achterwege
laten van die maatregelen in strijd is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van
eens anders persoon of goed — moet worden gelet niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-
inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de
kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op de mate van
bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.
Rechtsregel: In dit arrest geeft de Hoge Raad een vernieuwing van de maatstaf ter beoordeling van de vraag wanneer in een
gevaarzettende situatie een waarschuwing afdoende is. De Hoge Raad oordeelde dat voor het antwoord op de vraag of een
waarschuwing kan worden beschouwd als een afdoende maatregel met het oog op bescherming tegen een bepaald gevaar,
van doorslaggevende betekenis is of te verwachten valt dat deze waarschuwing zal leiden tot een handelen of nalaten
waardoor dit gevaar wordt vermeden.
Inhoud arrest: Mevrouw Hartmann uit Zwitserland is als toerist op Sint-Maarten. Het Princess Juliana International Airport
op Sint-Maarten is een belangrijke trekpleister voor vliegtuigliefhebbers uit de hele wereld. Er zijn niet veel plekken waar
het mogelijk is zó dicht bij grote verkeersvliegtuigen te komen als op de internationale luchthaven van Sint-Maarten.
Vliegtuigen die gaan opstijgen, zijn een attractie. Op Maho Beach, het strand aan de voet van de enige landingsbaan,
scheren de vliegtuigen rakelings over de hoofden van de badgasten om kort daarna de wielen aan de grond te zetten.
Mevrouw Hartmann staat op 6 mei 2000 aan het hek van het vliegveld Princess Juliana naar de vliegtuigen te kijken. Het
vliegveld waarschuwt door middel van waarschuwingsborden voor een zogenaamde jetblast. De tekst luidt: “Warning! Low
flying and departing aircraft blast can cause physical injury”. De Nederlandse vertaling luidt: “Waarschuwing! De sterke
luchtstroom van laagvliegende en vertrekkende vliegtuigen kan lichamelijk letsel veroorzaken”. Veel toeristen staan hier,
ondanks het waarschuwingsbord, bij het hek naar de verschillende vliegtuigen te kijken. Zo ook Mevrouw Hartmann. Als het
vliegtuig, een Boeing 747, zijn straalmotoren openzet, wordt Hartmann door een jetblast (de zeer sterke luchtstroom) de
lucht ingeworpen waarna zij op de rotsen terecht komt. Aan dit ongeval houdt Hartmann een shock en letsel over.
Hartmann stelt de luchthaven aansprakelijk omdat zij volgens haar geen veilige omgeving hebben geschept. Het enkel
plaatsen van een waarschuwingsbord was naar de mening van Hartmann onvoldoende.
Is de luchthaven aansprakelijk te stellen voor het ongeval van mevrouw Hartmann? De Hoge Raad oordeelt, op grond van
de feitelijke vaststellingen door het hof over het bord, dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd dat aan de nieuwe
maatstaf is voldaan. De Hoge Raad vernietigde het arrest waarin het (kennelijke) oordeel was opgenomen dat het bord
voldoende duidelijk was en verwees de zaak terug naar het hof.

HR 12 november 2004, NJ 2005/138 (A. c.s./C. c.s. ofwel Sneeuwballende kinderen)
Essentie: Het arrest Sneeuwballende Kinderen gaat over de aansprakelijkheid van ouders voor hun kinderen en de uitleg
van artikel 6:169 lid 1 BW. In casu draait het om de vraag of er situaties bestaan bij een onrechtmatige daad waarin het kind
en de ouders van het kind niet aansprakelijk zijn.
Artikel 6:169 lid 1 BW: “Voor schade aan een derde toegebracht door een als een doen te beschouwen gedraging van een
kind dat nog niet de leeftijd van veertien jaren heeft bereikt en aan wie deze gedraging als een onrechtmatige daad zou
kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, is degene die het ouderlijk gezag of voogdij
over het kind uitoefent, aansprakelijk.” Artikel 6:164 BW: “Een gedraging van een kind dat de leeftijd van veertien jaren nog
niet heeft bereikt, kan aan hem niet als een onrechtmatige daad worden toegerekend.”
Rechtsregel: De maatstaf “als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan” in artikel 6:169 BW betekent dat er beoordeeld
moet worden of de gedraging van het kind een toerekenbare onrechtmatige daad zou hebben opgeleverd als deze was
verricht door een volwassene. De leeftijd van het kind die de gedraging heeft verricht staat hier dus los van. Artikel 6:164 en
169 lid 1 BW zijn te beschouwen als complementaire bepalingen.
Inhoud arrest: Een vijfjarig jongetje gooit tijdens een speelsessie een sneeuwbal in het gezicht van een negenjarig meisje.
Het meisje wordt woest en gooit de jongen op de grond, met ernstig hoofdletsel als gevolg.
De rechtbank oordeelde dat de gedraging van het meisje onrechtmatig was en daarom haar ouders aansprakelijk zijn voor
de schade. Het hof bekrachtigt dit vonnis. De ouders van het meisje stellen vervolgens cassatie in bij de Hoge Raad.
De eisers in cassatie (ouders van het meisje) bestrijden de opvatting van het hof dat het meisje onrechtmatig heeft
gehandeld. Volgens hen was er sprake van een kinderlijke interactie, waar andere (minder strenge) zorgvuldigheidsnormen
gelden dan bij interactie tussen volwassenen. Volgens eisers in cassatie zijn ouders slechts aansprakelijk “indien de
gedraging van het kind een aan het kind toe te rekenen onrechtmatige daad zou hebben opgeleverd indien het kind ten
tijde van deze gedraging de leeftijd van veertien jaren of ouder zou hebben gehad” (art. 6:169 lid 1 BW).
De Hoge Raad verwerpt deze opvatting en oordeelde als volgt: “De art. 6:164 en 169 lid 1 BW zijn te beschouwen als
complementaire bepalingen. Enerzijds bepaalt art. 6:164 dat de gedraging van een kind dat de leeftijd van veertien jaren

, nog niet heeft bereikt, hem niet als een onrechtmatige daad kan worden toegerekend, anderzijds roept art. 6:169 lid 1 een
risico-aansprakelijkheid in het leven voor de ouder of voogd voor diezelfde gedraging, indien aan de vereisten die deze
bepaling stelt, is voldaan. Hiermee zou niet stroken, zoals de opvatting van het middel zou meebrengen, dat er een categorie
gevallen zou zijn waarin noch de ouders of de voogd noch het kind aansprakelijk zouden zijn, namelijk de categorie waarin
bij hantering van een op de (hypothetische) leeftijd van een kind van veertien jaren of ouder toegesneden
zorvuldigheidsnorm geoordeeld zou moeten worden dat ter zake van een bepaalde gedraging geen sprake is van een
toerekenbare onrechtmatige daad, ofschoon bij hantering van een zorgvuldigheidsnorm waarbij geen rekening zou worden
gehouden met die (jeugdige) leeftijd wel sprake zou zijn van een toerekenbare onrechtmatige daad.”
De Hoge Raad stelt dat de hypothetische maatstaf in artikel 6:169 BW meebrengt dat beoordeeld moet worden of de
gedraging een onrechtmatige daad zou opleveren indien verricht door een volwassene. Daarbij wordt dus afstand genomen
van de jeugdige leeftijd van het kind dat de gedraging heeft verricht.

Hoorcollege 1 – Prof. Ingeborg Haazen (coördinator)
Overzicht van week 1:
- Inleiding: ‘Amerikaanse toestanden’, ‘floodgate’. Floodgate: stortvloed aan claims.
- Onrechtmatigheid:
- Categorieën
- Heersende leer en leer Smits
- Gesubjectiveerde onrechtmatigheid
- Toerekenbaarheid
- Waarschuwingsverplichtingen (nalaten van waarschuwingen)
- Claimcultuur:
- Verschillen Nederlands en Amerikaans systeem

Voorbeeld
Op festivals zie je vaak dat bij het damestoilet een lange rij staat en bij de heren niet. Door je plas lang op te houden zou er
letselschade kunnen ontstaan. In Amerika vindt men dat het ongeoorloofd is dat vrouwen langer moeten wachten dan
mannen bij het toilet. Dit komt omdat er Amerika een wetenschapper is gepromoveerd op het gedrag van vrouwen en
mannen op het toilet. Conclusie onderzoek, vrouwen hebben langer de tijd nodig. Om gelijkheid te creëren moeten er 4
wc’s voor vrouwen zijn tegenover 1 wc voor de man. Hiervoor is een wet aangenomen, vrouwen hebben dus een grondslag
om men aansprakelijk te stellen. Er is sprake van discriminatie en er wordt een mensenrecht geschonden. Het gaat om het
evenredigheidsbeginsel.
 Lynch v Freeman (arrest): Er is een grondslag voor de aansprakelijk (Het onderzoek), maar ook het gelijkheidsbeginsel
wordt geschaad.

Claimcultuur
Het hierboven geschreven probleem wordt omschreven als de claimcultuur ofwel de Amerikaanse toestanden. Claimcultuur
wordt afgemeten aan twee factoren:
1. Heeft men een grotere claim bereidheid dan elders? Zou je eerder iemand aansprakelijk stellen?
2. Voor hoe grote bedragen dit is?

In 1990 vroeg de minister zich af of wij hier in Nederland ook een claim-cultuur kennen. Uit onderzoek blijkt dat er een
toename is in de claimbereidheid, maar je kunt nog niet echt van een claim-cultuur spreken. De bedragen zijn ook niet
super hoog, dit komt door het achterblijven van het smartengeld. Schade kan vergoed worden, alleen je concreet geleden
schade wordt vergoed. Hier komt niet iets op zoals in Amerika de punitive damages, dus het vergelden. Het smartengeld is
vrij laag in Nederland, hier is veel kritiek op. In Nederland bereken we smartengeld door gevalsvergelijking. De rechter kijkt
naar vergelijkbare gevallen bij het toekennen van smartengeld, hierdoor stijgt het niet. De rechter mag tevens naar
buitenlandse ge vallen kijken. Hierdoor kan de rechter afwijken en wat meer smartengeld toe te kennen. (Sinds 1 januari
2019 kennen we affectieschade.)

Hoofdbeginsel aansprakelijkheidsrecht
 Eenieder draagt zijn eigen schade.

De claimbereidheid is in Nederland toegenomen. Vaak wordt de staat aansprakelijk gesteld als vangnet. Echter wordt deze
aansprakelijkheid niet vaak aangenomen.

Voorbeelden Amerikaanse toestanden
- Hondje in de magnetron. Dit is een verzinsel, het is geen echte zaak. Het is verzonnen door een hoogleraar als
voorbeeld voor de Amerikaanse toestanden. Dit wil niet zeggen dat er niet van alles in de magnetron (etc.)
stoppen, hier zijn wel zaken over. Het is dus wel degelijk gebaseerd op feiten die daadwerkelijk gebeurd zijn.
- McDonalds, koffiekopje Stella Lebac. (Stella award is tegenwoordig de prijs die je krijgt voor de meest belachelijke
claim.) Stella heeft een claim voor 2,9 miljoen dollar toegewezen gekregen. Stella reed in de MacDrive, bestelde
een koffie. Deze was erg heet en kreeg deze over zich heen en kreeg derdegraadsbrandwonden. Toch is de

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper stephaniegubbels. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,39. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52355 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€10,39  6x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd