Jeugdhulp, jeugdbescherming en -
reclassering
Hogeschool Viaa
,Inhoud
Jeugdhulp, jeugdbescherming en -reclassering......................................................................................1
Hogeschool Viaa.................................................................................................................................1
Complexe gezinnen................................................................................................................................6
1a1 De student kan een omschrijving geven van het begrip 'Multi probleemgezin'......................6
1a2 De student kan de termen 'multidimensionaal' en 'Multi causaal' in relatie tot Multi
probleemgezinnen uitleggen..........................................................................................................6
1a3 De student kan de verschillende aspecten van werken met het gezinsplan beschrijven.........7
1a4 De student kan de term 'goed genoeg ouderschap' omschrijven............................................7
1a5 De student kan benoemen welke domeinen en bijbehorende dimensies een rol spelen bij
het kunnen beoordelen van 'goed genoeg ouderschap'.................................................................8
1a6 De student kan het beoordelingskader voor 'goed genoeg ouderschap' beschrijven..............9
1a7 De student kan de rol van de hulpverlener van Multi probleemgezinnen beschrijven............9
1a8 De student kan benoemen welke houding en competenties een hulpverlener van
multiprobleem gezinnen nodig heeft.............................................................................................9
1a9 De student kan beschrijven op welke wijze hij hulp kan bieden aan multiprobleemgezinnen;
wat werkt en welke interventies kunnen worden ingezet?..........................................................10
Psychopathologie Autisme...................................................................................................................10
2a1 De student kan benoemen wat het verschil is tussen de DSM-IV en de DSM-V in het
diagnosticeren van autisme..........................................................................................................10
2a2 De student kan benoemen op welke wijze autisme invloed kan hebben op de verschillende
levensgebieden.............................................................................................................................11
2a3 De student kan benoemen wat de kern is van de drie belangrijkste verklaringsmodellen van
autisme; ToM, Centrale Coherentie en Executieve Functies........................................................11
2a4 De student kan benoemen wat het verschil is tussen begeleiding, training en behandeling.12
2a5 De student kan benoemen welke mogelijkheden voor begeleiding er zijn voor iemand met
autisme.........................................................................................................................................13
2a6 De student kan benoemen welke mogelijkheden tot behandeling er zijn voor iemand met
autisme.........................................................................................................................................13
Psychopathologie – Gedragsstoornissen..........................................................................................13
2b1 De student kan de kenmerken beschrijven van OOS en de normoverschrijdend-
gedragsstoornis............................................................................................................................14
2b2 De student kan het verschil en de samenhang tussen OOS en de normoverschrijdend-
gedragsstoornis beschrijven.........................................................................................................14
, 2b3 De student kan beschrijven welke factoren een rol kunnen spelen bij het ontstaan van OOS
en de normoverschrijdend-gedragsstoornis.................................................................................14
2b4 De student kan beschrijven wanneer gesproken kan worden van OOS en de
normoverschrijdend-gedragsstoornis...........................................................................................15
2b5 De student kan beschrijven welke behandelmogelijkheden er zijn voor kinderen met OOS en
de normoverschrijdend-gedragsstoornis......................................................................................16
2b6 De student kan beschrijven welke begeleiding kinderen met OOS en de
normoverschrijdend-gedragsstoornis nodig hebben....................................................................16
Psychopathologie – LVB....................................................................................................................17
2c1 De student kan benoemen wat de kenmerken of criteria zijn voor kinderen met een
verstandelijke beperking..............................................................................................................17
2c2 De student kan een Licht Verstandelijke Beperking omschrijven aan de hand van criteria...17
2c3 De student kan benoemen op grond van welke factoren de indeling licht, matig, ernstig en
zeer ernstig kan worden bepaald.................................................................................................18
2c4 De student kan benoemen met welke stoornissen een verstandelijke beperking kan
samengaan...................................................................................................................................18
2c5 De student kan benoemen voor welke andere stoornissen cliënten met een LVB extra
gevoelig zijn..................................................................................................................................19
2c6 De student kan verklaren waarom specifieke stoornissen vaak voor komen bij cliënten met
een LVB.........................................................................................................................................19
2c7 De student kan benoemen wat de specifieke kwetsbaarheid van cliënten met een LVB......19
2c6 De student kan benoemen welke begeleiding cliënten met een LVB nodig hebben en wat dit
vraagt van de hulpverleners.........................................................................................................19
Familie- en jeugdrecht..........................................................................................................................21
3a1 De student kan de verschillende samenlevingsvormen beschrijven......................................21
3a2 De student kan beschrijven wie de cliënt is in juridische zin.................................................22
3a3 de student kan beschrijven wie de ouder in juridische zin....................................................22
3a2 De student kan de verschillende aspecten van het ouderlijk gezag beschrijven....................22
Kinderbeschermingsmaatregelen.....................................................................................................24
3b1 De student kan de verschillende kinderbeschermingsmaatregelen benoemen en de
juridische betekenis daarvan uitleggen........................................................................................24
Jeugdbescherming................................................................................................................................26
4a1 De student kan beschrijven op welke wijze de kinderbeschermingsmaatregelen kunnen
worden toegepast in de praktijk...................................................................................................26
4a2 De student kan beschrijven wie er betrokken kunnen zijn bij de verschillende
kinderbeschermingsmaatregelen.................................................................................................26
4a3 De student kan het verschil tussen preventieve bescherming jeugdbeschermingen en drang
beschrijven...................................................................................................................................27
Residentiele setting..........................................................................................................................28
, 4b1 De student kan beschrijven op welke wijze de besluitvorming plaatsvindt rond een
uithuisplaatsing............................................................................................................................28
4b2 De student kan beschrijven welke interventies kunnen worden ingezet om uithuisplaatsing
te voorkomen...............................................................................................................................28
4b3 De student kan beschrijven op welke wijze de ouders worden betrokken bij het
uithuisplaatsing- proces................................................................................................................28
4b4 De student kan beschrijven op welke wijze een uithuisplaatsing en de terugplaatsing wordt
begeleid........................................................................................................................................28
4b5 De student kan beschrijven op welke wijze de veiligheid van het kind in een residentiele
instelling kan worden geborgd.....................................................................................................29
4b6 De student kan beschrijven wat een crisis is en hoe die ontstaat..........................................29
4b7 De student kan beschrijven een crisissituatie te beoordelen en een vervolg te geven.........30
4b8 De student kan beschrijven welke beschermings- en risicofactoren een rol spelen bij een
pleegzorgplaatsing........................................................................................................................30
4b9 De student kan beschrijven wat belangrijk is voor het volgen van het kind om problemen
tijdig te voorkomen......................................................................................................................31
4b10 De student kan beschrijven hoe pleegouders worden begeleid..........................................31
4b11 De student kan beschrijven welke interventies er ingezet kunnen worden bij specifieke
problemen van pleegkinderen......................................................................................................32
4b12 De student kan beschrijven op welke wijze de samenwerking met ouders, pleegkind,
pleegouders en professionals geïnitieerd en ondersteund kan worden.......................................32
Jeugdreclassering.............................................................................................................................33
4c1 De student kan benoemen wat jeugdreclassering inhoudt....................................................33
4c2 De student kan benoemen welke werkzaamheden een jeugdprofessional bij de
jeugdreclassering uitvoert............................................................................................................33
4c3 de student kan benoemen wat jeugdreclasseringsmaatregelen zijn en wat zij inhouden.....33
4c4 De student kan benoemen welke rol de politie, leerplichtambtenaar, Halt, Raad voor de
Kinderbescherming, Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Officier
van justitie van Openbaar Ministerie, Kinderrechter, Justitiële Jeugdinrichting en
Jeugdreclassering gecertificeerde instellingen zij spelen bij Jeugdreclassering en wat zij beogen
......................................................................................................................................................34
Criminologie.....................................................................................................................................39
4d1 De student kan benoemen wat kenmerken zijn van problematische jeugdgroepen.............39
4d2 De student kan benoemen wat de relatie is tussen problematische jeugdgroepen en
criminaliteit..................................................................................................................................39
4d3 De student kan benoemen op welke wijze intergenerationele overdracht van criminaliteit
een rol speelt................................................................................................................................39
4d4 De student kan benoemen welke factoren een rol spelen bij recidive van
zedendelinquenten.......................................................................................................................40
Beroepsstandaarden; Beroepscode en Richtlijnen...............................................................................41
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper quintyzs02. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,89. Je zit daarna nergens aan vast.