Samenvatting Publiekrecht
Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht – week 1
(Alle artikelen verwijzen naar de Grondwet, tenzij anders benoemd!)
Hoofdstuk 2 – De bronnen van het staatsrecht (alles behalve §2, 7 en 8)
§2.1 – bronnen van het staatsrecht
De bronnen van het staatsrecht zijn de Grondwet, gewoonterechtelijke regels en een aantal
geschreven regelen in de vorm van wetten of algemene maatregelen van bestuur
(koninklijke besluiten)
In tegenstelling tot bijvoorbeeld het burgerlijk recht en het strafrecht, worden bronnen
van het staatrecht over de verhouding tussen staatsinstellingen niet door een
onafhankelijke rechter geïnterpreteerd, maar door de staatsinstellingen zelf
§2.3 – betekenis van de Grondwet voor het staatsrecht
In 1983 is de Grondwet herzien verschillen tussen het beeld dat de Grondwet geeft over
staatsorganen en het beeld dat de staatsrechtelijke werkelijkheid biedt, zijn verkleind. Toch
is nog niet alles duidelijk:
Art. 42 lid 2 zegt dat de Koning onschendbaar is en dat de ministers verantwoordelijk
zijn, maar er wordt niet uitgelegd wat de ministeriële verantwoordelijkheid precies
inhoudt is in het ongeschreven recht geregeld
Van sommige vaste gebruiken is niet zeker of ze tot regels van ongeschreven recht
zijn uitgegroeid, maar ze liggen niet vast in de Grondwet bijvoorbeeld dat de
ontslagaanvraag van een staatssecretaris die van zijn minister volgt of hoe de
procedure van de kabinetsformatie loopt (art. 48 is een uitzondering de nieuwe
minister-president medeondertekent het koninklijk besluit)
De Grondwet is een rigid constitution een grondwet is moeilijker te wijzigen dan een
gewone wet (bevat extra, moeilijke procedures)
Een voordeel hiervan is dat onderwerpen die constant in ontwikkeling zijn zich
kunnen blijven ontwikkelen, omdat ze niet precies/specifiek geformuleerd zijn
De Britse staatsregeling is een flexible constitution en is makkelijker te wijzigen, omdat deze
vooral ongeschreven is of in gewone wetten is vastgelegd
§2.4 – inhoud en systeem van de Grondwet
De Grondwet begint met het eerste hoofdstuk met een opsomming van de grondrechten
onvervreemdbare rechten van de mens
Hoofdstuk 2 gaat over de regering bestaat uit de Koning en ministers
Hoofdstuk 3 gaat over de Staten-Generaal bestaat uit de eerste en tweede kamer
Hoofdstuk 4 gaat over de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en het ambt van de
Nationale Ombudsman
Hoofdstuk 5 regelt de functies van de staatsorganen uit hoofdstuk 2, 3 en 4 functies
kunnen ook door meerdere organen uitgeoefend worden
Voorbeeld: art. 81 wetten worden vastgesteld door de regering en de Staten-
Generaal samen
Hoofdstuk 6 geeft regels over de rechtspraak (derde onafhankelijke staatsmacht)
, Hoofdstuk 7 geeft regels over provincies, gemeenten, waterschappen en andere openbare
lichamen Provinciewet en Gemeentewet
Hoofdstuk 8 bevat regels over de herziening van de Grondwet moeilijke
wijzigingsprocedure garantie dat grondrechten niet makkelijk ongedaan gemaakt kunnen
worden
Add. Art. I (herziening 2005), II (herziening 2008), IX (oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen
de menselijkheid in WOII) en XIX zijn extra artikelen
De Grondwet geeft de beginselen die de grondslag voor wetgeving en bestuur zijn
Als de grondwetgever ‘’wet’’ gebruikt, wordt een formele wet bedoeld (art. 81)
Met ‘’bij of krachtens de wet’’, ‘’regelen’’, ‘’regels’’ en ‘’uit kracht van een wet’’
(alleen art. 104 over rijksbelastingen) geeft de grondwetgever aan dat lagere
wetgevers ook verklaard uitwerkingsregels van de Grondwet kunnen geven
Lagere regelgevers zijn op gebied van regelingsbevoegdheden afhankelijk van de
formele wetgever zo wordt bepaald of regelingen getroffen worden en door wie
Als in gewone formele wetten ‘’bij of krachtens’’ (algemene maatregel van bestuur) wordt
gebruikt, dan kan de regering de wet verder uitwerken of die bevoegdheid geven aan een
minister of de gemeenteraad
§2.5 – ongeschreven staatsrecht
Er is sprake van een ongeschreven rechtsregel als er een staatskundige praktijk bestaat en
er een rechtsovertuiging bij de betrokkenen is dat ze volgens die praktijk horen te handelen
Over sommige regels wordt gediscussieerd of zij tot het ongeschreven recht
behoren, andere worden algemeen aangenomen bijvoorbeeld de
vertrouwensnorm (als een minister of kabinet niet meer door het parlement
vertrouwd wordt, moet ontslag aangeboden worden)
Er is sprake van gewoonterecht als het gaat om een duurzame gewoonte die gedragen
wordt door een algemene rechtsovertuiging
§2.6 – verdere bronnen van staatsrecht
Het staatsrecht omvat de regels (geschreven en ongeschreven) die de samenstelling, het
functioneren, de onderlinge verhouding en de bevoegdheden van de organen van de staat
regelen. Daarnaast bevat het fundamentele normen met betrekking tot de verhouding
tussen burger en overheid
Organieke wetten regelen bepaalde materie bij de wet in opdracht van de Grondwet
Bijvoorbeeld art. 75 bepaalt de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van de
Raad van State & art. 132 bepaalt de inrichting van provincies en gemeenten, en
de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen
De Kieswet bevat een uitwerking van het beginsel van algemeen kiesrecht (art. 4 en
54)
Het reglement van orde voor de minsterraad (koninklijk besluit) en de reglementen van
orde van de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal zijn ook van belang en bevatten
uitwerkingen van grondwetten
, Hoofdstuk 5 – De regering (alles behalve §5 en 6)
§5.1 – inleiding
De regering is medewetgever en het bestuur (wordt gecontroleerd door de Staten-Generaal)
§5.2 – de regering, een samengesteld orgaan
De regering is een samengesteld orgaan, aangezien het uit de Koning en de ministers
bestaat (art. 42 lid 1)
Als de Grondwet de term ‘’regering’’ gebruikt, is een daad van de Koning persoonlijk niet
vereist, maar als de (Grond)wet dat wel vereist, betreft het een koninklijk besluit (het is
door de Koning ondertekend) volgens art. 47 moeten ministers of staatssecretarissen het
besluit medeondertekenen (contraseign)
Aan de totstandkoming van algemene maatregelen van bestuur zitten meer formaliteiten
vast dan aan kleine koninklijke besluiten
Art. 73 stelt dat de Raad van State (of een afdeling daarvan) gehoord moet worden
over de algemene maatregel van bestuur
§5.3 – de Koning
Met ‘’Koning’’ wordt een koning of koningin bedoeld
De Koning is in eerste plaats staatshoofd symboliseert eenheid van het land
Daarnaast maakt de Koning ook deel uit van de regering volgens de wet heeft hij heel
veel macht, maar in de praktijk zijn de ministerraad en de Staten-Generaal van meer belang
voor het besturen van de staat
De constitutionele Koning betreft de Koning en ministers, oftewel de regering
§5.4 – de troonopvolging
Het erfrecht is in artikel 24-31 van de Grondwet geregeld
Eerst nakomelingen (van oud naar jong), dan broers/zussen met hun nakomelingen
en dan ooms/tantes mogen niet verder dan in de derde graad verwant zijn (art.
25)
Als er geen opvolgers zijn, kan een nieuwe Koning benoemd worden door de Staten-Generaal
na vergadering en als er een gekwalificeerde meerderheid is (art. 30)
De troonopvolging treedt in werking als de Koning overlijdt of als hij/zij afstand neemt van
de troon (art. 27)
Art. 40 bepaalt dat de Koning (en bepaalde andere leden van het koninklijk huis) jaarlijks
uitkeringen ontvangt en dat de omvang van het koninklijk huis vastgesteld moet worden
art. 39 bepaalt wie lid is van het koninklijk huis (zij delen niet de onschendbaarheid van de
Koning, maar vallen wel onder de ministeriële verantwoordelijkheid)
Eisen voor lid zijn van het koninklijk huis zijn: de Koning kunnen opvolgen volgens
art. 25, hoogstens tweedegraads bloedverwantschap, vermoedelijke opvolger zijn
en koning zijn die afstand van de troon heeft genomen
Het Huis van de Koning betreft de hofhouding (art. 41)
Het Kabinet van de Koning ondersteunt de Koning met constitutionele taken is
ondergeschikt aan de Koning, maar valt wel onder de ministeriële verantwoordelijkheid