Samenvatting Bedrijfsethiek
Week 1
Stel je voor, er komt een wetenschapper op je af op de uni en je kunt in een machine stappen die ervoor zorgt dat
je in een soort dream state raakt en je vervolgen kan die machine alle ervaringen genereren die je maar wilt, en in
die machine heb je het gevoel dat je perfect gelukkig bent. Je weet alleen niet dat je in de machine zit. Zou je dit
doen of niet?
Andere vraag: trolley cases
Ben je zelf schuldig voor de dood van 1 pers of is het niet jouw
eigen schuld dat 5 mensen sterven? Zet je de wisel om of doe je
dat niet
Stel ipv een wisel sta je op een brug. Je staat niet allleen maar met
een hele dikke man. Je kunt het wagentje stoppen door de dikke
man van de brug af te duwen. Dit lijkt op de vorige situatie, want
je kunt ervoor zorgen dat ipv 5 mensen je maar 1 pers sterft. Maar
toch is er een heel groot verschil.
Stel dat je door 1 iemand op te offeren niet 5 mensen kunt redden
maar zelfs honderd, of duizend, of tienduizend. Bij welk getal is het
acceptabel om iemand op te offeren om een andere grote
hoeveelheid mensen op te offeren?
Waarom zouden we niet allemaal egoïstisch zijn?
Is moraliteit compleet subjectief?
Wie nemen we mee in onze ethische besluitvorming?
Enkele onderscheiden die cruciaal zijn
Wat doe je als filosoof? → “I draw distinctions for a living’ En dat is echt een groot deel van het werk van filosofen:
nadenken over wat bepaalde begrippen betekenen
Programma
- Het verschil tussen ‘ethiek’ en moraliteit
- Het verschil tussen ethiek en bedrijfsethiek
- het verschil tussen descriptief en normatief
- het verschil tussen instrumenteel en intrinsiek
Ethiek en moraliteit
Ethiek en moraliteit worden veel door elkaar gebruikt. Niet terecht!
Moraliteit
o De normen, waarde, en geloven die verankerd zijn in sociale processen en definiëren wat goed en
slechht is voor een individu en een gemeenschap
Ehtiek
o Het bestuderen van moraliteit en het toepassen van rationele argumentatie om regels en principes
te specificeren die definiëren wat goed en slecht is in verschillende situaties
Die regels en principes heten dan weer:
o Ethische theorieën
Big three: ethische theorieën consequentialisme, deugdethiek, deamorologie
`
,Ethiek en bedrijfsethiek
In een groot deel van de ethiek ligt de nadruk op het individu en individuele handelingen
In de bedrijfsethiek kijken we breder:
o Bedrijfsethiek is het bestuderen van situaties, activiteiten, en beslissingen binnen het zakenleven
met een focus op wat goed en slecht is
Voorbeelden van bedrijfsethische vragen:
Zou er een maximum salaris gat moeten bestaan binnen mijn organisatie?
Houden we ons simpelweg aan de klimaatregels, of gaan we verder dan dat?
Sluiten we toeleveranciers die gebruikmaken van kinderarbeid uit?
Descirptief en normatief
Descriptief/bedrijvend
o Hoe zijn dingen?
VB: hoe hoog is het BBP van gambia?
Normatief:
o Hoe zouden dingen moeten zijn?
o VB: is de verdeling van het BBP in gambia rechtvaardig?
CPB stelt dat het aan de beleidsmakers is om met een beleidsdoel te komen hoe dingen moeten zijn en gaat dan
op basis van dat normatieve doel beschrijven hoe dat het best gerealiseerd kan worden. Ze zien zichzelf als een
descriptieve groep die normatieve dingen aangereikt krijgt
Instrumenteel en intrinsiek
Instrumenteel
o Ten dienste van een ander doel
o VB: wij stoppen met plastic verpakkingen gebruiken om meer winst te behalen
Intrinsiek
o Waardevol op zichzelf
o VB: wij stoppen met plastic verpakkingen gebruiken om plastic vervuiling willen tegengaan
Knowledge clip 2
We reizen (virtueeel) naar de londense city
Daar interviewde Joris Luyendijk voor de guardian tientallen bankiers, hun familie, vrienden, en
toeleveranciers van banken
Aanrader: zijn boek ‘het kan niet waar zijn’
Het londen van ong. 5 à 6 jaar geleden. Hij wilde kijken hoe de financiele wereld uitziet en beschrijft dit in zijn boek
“Hoe kun je met jezelf leven?” Dat vroeg Joris Luyenijk aan bruce, een bankier die vlak na de financiele crisis een
bonus van 1 miljoen pond kreeg vlak nadat zijn bank door de britse overheid was gered
In gesprek met bruce komen drie agumenten voor om niet aan ethiek te doen
1. Te subjetief
o Wie ben ik om nu te bepalen wat goed is?
2. Te klein
1. Wat maak ik nu voor verschil?
3. Te lief
1. Waarom zou je om anderen geven?
1. te subjectief
Over smaak valt niet te twisten:
Bruce: wie zijn wij, bankiers, nu om te bepalen wat moreel juist is?
Ethiek is te subjectief. We hebben iets objectievers nodig:
Maar wat? de wet! Zolang we binnen de kaders van de wet blijven, is het oke
Reactie 1: Nee! recht en moraal zijn niet altijd hetzelfde
Er kunnen immorele wetten zijn:
Tot 1971 waren vrouwen in Zwitserland uitgesloten van actief en passief kiesrecht
In 80 landen is homoseksualiteit nog altijd illegaal, in 10 landen staat er de doodstraf op.
En moraliteit kan tegen wetten ingaan:
o Onderduikers op zolder niet verklikken tijdens de tweede wereldoorlog
o Klokkenluiden om misstanden aan te kaarten.
,Grijs gebied en paars gebied.
Reactie 2: Ethiek is niet compleet subjectief
Het valt te betwijfelen of moraliteit tot compleet subjectie is:
o Is het echt een kwestie van meningen dat slecht is om een kat in brand te steken en pijn te zien
lijden voor je eigen plezier?
o OF dat het slecht is om mensen te laten werken in erbarmelijke omstandigheden?
2. Te klein
Ik ben te klein om verschil te maken
o Bruce: “als ik mijn bonus weiger, wordt niemand er toch beter van/
o HEEL VEEL MENSEN: wat kan ik nu doen tegen klimaatverandering?
o Het systeem moet veranderd worden!
Reactie 1: ethiek is niet alleen maar doen
het kan nuttig zijn om te wetend at iets moreel slecht is, zonder dat je er gelijk iets aan kunt veranderen
o Jaap Korteweg dacht als slager op een gegeven moment dat het moreel slecht is dat mensen vlees
eten
o Hij kon daar niet direct wat aan doen
o Maar het inspireerde hem wel om een nieuw bedrijf te starten : de vegetarische slager
“Met als belangrijkste reden voor mij de ethische kant hoe we omgaan met dieren. We
slachten dieren als ze eigenlijk nog kinderen zijn (Volkskrant)
Zijn doel? over 25 jaar, 80 procent van dierenvlees vervangen door vlees van planten
Reactie 2: soms maken kleine dingen juist het verschil
Denk bijvoorbeeld aan Rosa Parks, die in 1955 in Montgomery, Alabama, weigerde om in het couloured
deel van een bus te gaan zitten
Ze ontketende daarmee een serie rechtszaken die bijdroegen aan het verminderen van systematisch
racisme in de VS.
Reactie 3: een bedrijf kan je juit macht geven om digen te veranderen
ALs individu heb je misschien weinig macht om dingen te veranderen, maar als bedrijf wel
o Spiderman principe: with great power comes great responsibility
o Ik kan weing doen aan slavernij op koffieplantages, starbucks wel
3. te lief
Waarom zou je om aderen geven?
Gordon gekko: Greed, ladies and gentlemen, is good
2 varianten:
Puur egoïsme
o Reactie:
Je zegt dat andere ethische posities onjuist zijn
En dat je niet meer morele verplichtingen hebt dat je eigenbelang behartigen
Egoïsme is uiteindelijk goed voor iedereen (gordon gekko; mandeville, fable of the bees, luyendijks
bankier)
o Reactie:
1. Tragedy of the commons
‘toch maar een extra koe op de meent’?
, 2. externaliteiten
‘Sterkte met de smog’ → bedrijven streven naar winstmaximalisatie en kosten smog wordt
over veel mensen verdeeld.
Week 2
Moral philosophy, or ethic, which we take as synonym, is the systematic and critical reflection on what is good and
bad, right and wrong, morally speaking. It is concerned with articulating and examining moral reasons that concern
us all because they govern our everyday interactions, whether we are aware of them or not. Ethics is concerned
with examining both the internal coherence of our moral reasons and their strengths and weaknesses in justifying
how we lead our lives and run our societies.
Three prominent ethical theories are: consequentialism, deontology and virtue ethics. Each of these explains
how descriptive and normative enterprises relate to one another.
The first main approach is consequentialism. According to this approach, consequences are the only things that
matters, morally speaking. To assess something, we only have to look at its consequences and not for example the
intentions of the agent.
Utilitarianism is a specific consequentialist theory that says that we should always try to generate the most utility,
which can be understood hedonistically in terms of pleasure or more broadly in terms of well-being or happiness.
The second approach deontology and focuses on rights that should be respected and duties that should be fulfilled,
irrespective o their consequences. Deontologists typically make a distinction between what is good or valuable and
the rights and duties that individuals have.
The third approach, virtue ethics, thinks about morality in the light of virtues like honesty, trustworthiness and
friendliness, more or less stable dispositions that people develop over time and that together make the person’s
life go well. According to virtue ethicists, the good, virtuous person leads a life that is worth living and that is
fulfilled.
The normative implication is clear: you should strive to become such a good, virtuous person. When people
succeed in becoming virtuous, they acquire what virtue ethicists refer to as “practical wisdom” (phronesis). The
wisdom to act morally without the need to consciously reflect or deliberate. To find out which actions a virtue
ethicist would prescribe you may simply ask yourself what an exemplary, virtuous person would do.
In addition, each of these theories identifies a class of moral reasons that we sometimes appeal to when making
decisions or justifying what we do. We often justify ourselves, for example, by claiming that no harm is done (a
utilitarian response); or we believe fiercely that there are no conditions under which a certain act, say killing an
innocent person, is allowed (a deontological response); or finally, we often praise someone for being courageous or
kind (a virtue-ethical response). Hence, utilitarian, deontological and virtue-ethical theories, though elaborated on
and examined by moral philosophers, are not far-fetched theoretical inventions unrelated to our everyday lives. In
the next section, let us examine each of these theories a bit further.
Utilitarianism: Jeremy Bentham, John Stuart Mill and Peter Singer
The core of the utilitarian approach is consequentialist: consequences are wat matters morally. There are no
absolute values or rights and no absolute principles or rules we ned to respect. All we should do is promote the
good or maximize good consequences ;that is, we should promote or maximize utility.
Hedonic utilitarian’s in turn specify that the good that is to be maximized is happiness or pleasure. We should
simply promote overall happiness, which is understood as maximizing the sum o pleasure minus pain
Bentham: something is more desirable, morally speaking, the more it promotes overall happiness.
John Stuart Mill: happiness is desirable, and the only thing desirable, as an end; all other things being desirable as
means to that end.
Utilitarians argue that so if we want to act ethically and treat others right, we need to look out for their interests as
we tend to do for our own interests. In fact, because their happiness matters as much as our own, morally
speaking, we need to maximize the total sum of happiness, in which each counts for one and none for more than
one.
Singer (2011): whose interests matter and who belongs to the circle of moral concern? Why would the interest of
animals not matter as much as our own?
Where Bentham understood happiness hedonistically as the mental state of feeling happy and argued that only
quantity matters, Mill believed that quality matters as well.
Utilitarians also disagree on whether we should maximize the consequences of every single action or rather stick to
general rules or principles, such as “never betray a friends confidence”
Deontology: Immanual kant