Psychiatrie voor verpleegkundigen week 13
Hoofdstuk 1: Inleiding op psychiatrie en psychiatrische verpleegkunde
1.1 Historische context van de psychiatrie voor verpleegkundigen
Florence Nightingale schreef in 1859 als eerste op wat verplegen inhield. De geschiedenis van de
psychiatrische verpleegkunde is nog relatief kort (in 1892 eerste examen afgelegd). Voor deze tijd
werden mensen met psychische en somatische aandoeningen, net als armen, wezen en ouderen,
ondergebracht in gast- en dolhuizen. Pas na de WOII heeft verpleegkunde als beroepsuitoefening
zich verder ontwikkeld tot een zelfstandig georiënteerde discipline.
De theorievorming van verpleegkunde was in eerste instantie gebaseerd op een medisch model
waarbij uitgegaan werd van een scheiding tussen lichaam en geest. In toenemende mate kwam men
tot het inzicht dat het opsplitsen van mens en gedrag in losse delen beperkend is. Er kwam meer oog
voor de samenhang tussen verschillende aspecten (basis voor holistische verpleegkunde).
Na 1950 verandert de kijk op de behandeling van psychiatrische aandoeningen:
- Inrichtingen worden opengesteld
- Meer aandacht voor maatschappij
- Mensen met psychische aandoeningen werken op sociale werkplaats
- Activiteiten krijgen therapeutische lading (bewegingstherapie, activiteitentherapie)
Biopsychosociaal model = heeft aandacht voor de biomedische, psychologische en sociale factoren
die van invloed kunnen zijn op ziekte en herstel (patiënten worden cliënten)
In 1988 werd het verpleegkundig beroepsprofiel vastgesteld en werd verpleegkunde erkend als
beroep in de nieuwe wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG).
1.2 Van een biopsychosociaal model naar positieve gezondheid
In eerste instantie ingegeven vanuit bezuinigingsoverwegingen, werd in het Bestuurlijk Akkoord
2013-2014 door vertegenwoordigers van zorgaanbieders, patiënten, familieorganisaties,
beroepsverenigingen, zorgverzekeraars en de overheid overeengekomen dat de zorg doeltreffender,
betaalbaar en dichter bij de patiënt moest worden georganiseerd. In 2008 is de praktijkondersteuner
huisartsenzorg GGZ in het leven geroepen om personen met lichte psychische klachten in de
huisartsenpraktijk te kunnen ondersteunen met korte, laagdrempelige contacten.
Keten van GGZ bestaat uit 3 echelons (2014):
- De huisartsenzorg (valt POH-GGZ - De gespecialiseerde GGZ
onder) - Top-GGZ (toegevoegd in 2016)
- De generalistische basis-GGZ
Behandeling psychiatrische klachten:
- Lichte klachten – hulp van POH-GGZ via huisartsenpraktijk
- Lichte tot matige klachten – hulp vindt plaats in de generalistische basis-GGZ
- Complexe, ernstige klachten – verwijzing naar de gespecialiseerde GGZ
De gemeenten zijn financieel verantwoordelijk voor en hebben de regie over wie welke zorg mag
leveren aan kinderen en jongeren tot 18 jaar, zorg die maximaal kan doorlopen tot het 23 e
levensjaar.
Maatschappelijk doel van de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) is bevordering van
burgerparticipatie en daarmee meer verantwoordelijkheid voor zowel het eigen welbevinden als die
van naasten. De WMO richt zich daarmee op alle burgers.
,Het uitgangspunt van de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg is het beiden van
betaalbare en doeltreffende zorg dicht bij huis. Hierbij ligt de focus op het behouden en bevorderen
van participatie. Zowel GGZ-instellingen als gemeenten hebben hierin een belangrijke rol. Mensen
met psychiatrische stoornissen worden bij voorkeur in hun eigen omgeving of poliklinisch behandeld.
Sociale aspecten zijn hierbij van belang.
De meeste GGZ-instellingen beschikken over flexibele, herstel ondersteunende, ambulante teams die
mensen met een psychiatrische aandoening bij het dagelijks functioneren naar behoefte in hun eigen
omgeving ondersteunen.
1.2.1 Bevorderen van zelfmanagement en eigen regie
Met het beroepsprofiel 2020 dat in 2012 uitkwam, is de kern het bevorderen van zelfmanagement.
Zelfmanagement wordt gezien als het individuele vermogen van de persoon om waar mogelijk
gezondheidsproblemen te voorkomen, en wanneer deze toch optreden, om te kunnen gaan met de
symptomen, behandeling en lichamelijk, psychische en sociale consequenties van de
gezondheidsproblemen en aanpassingen in leefstijl. Goed kunnen omgaan met je ziekte vergroot de
kwaliteit van leven.
Om tot zelfmanagement te kunnen komen moet de cliënt in staat zijn info over de eigen gezondheid
te verkrijgen, te begrijpen en toe te passen op een manier die bijdraagt aan een betere gezondheid
van zichzelf en anderen.
Belangrijke aanwijzingen voor beperkte gezondheidsvaardigheden uit onderzoek naar tuberculose,
die naar verwachting ook gelden voor mensen met een psychiatrische aandoening, zijn:
- Laag opleidingsniveau (tot mbo-niveau 1)
- <10 jaar onderwijs in het land van herkomst
- Hoge leeftijd
- Moeite met het vertellen van een chronologisch verhaal
- Neiging tot het vermijden van lees- en schrijfsituaties
- Ongemakkelijk of boos worden als er te veel vragen worden gesteld
- Te laat of op een verkeerde dag komen
- Ongezonde leefstijl
- Onverschilligheid
- Gebrekkige motivatie
Met name bij personen met een ernstige psychiatrische aandoening die al langere tijd in zorg zijn en
evt. cognitieve problemen hebben, is alertheid geboden. Het doel van ondersteunen van
zelfmanagement is behoud of verbetering van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en
ziekte of stoornis en de kwaliteit van leven.
Zelfregie in de dialoog met de professional gaat uit van 4 fasen:
1. Eigenaarschap (betrokkene beslist zelf over in te zetten zorg en ondersteuning en heeft de
leiding)
2. Kracht (iemands kracht is minstens zo belangrijk als de klacht)
3. Motivatie (de belangrijkste maatstaat voor wat een goede keuze is)
4. Contacten (de professionals ondersteunen bij het in kaart brengen en versterken van)
Samen keuzes maken (= shared decision making) is een belangrijk principe bij het bevorderen van
zelfmanagement. Het belangrijkste doel is het verhogen van de self-efficacy (zelfeffectiviteit), het
vertrouwen in de bekwaamheid om met succes invloed uit te oefenen op de eigen omgeving of een
probleem op te lossen. Het draagt ook bij aan een positievere houding tegenover symptomen,
behandeling en kwaliteit van leven. Technologische toepassingen (apps) kunnen een belangrijke
bijdrage leveren aan het nemen van meer regie over het eigen leven en de behandeling.
,1.3 Van ziekte naar herstel
Standaardvragenlijsten over zorgbehoefte geven hooguit een indicatie, maar geen inzicht in de
persoonlijke situatie van het individu. Hiervoor is meer gepersonaliseerde diagnostiek nodig. Met
behulp van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders), het classificatiesysteem
waarop zorgprogramma’s en financiering zijn geënt, komen we er niet. Iedere cliënt heeft een ander
type behandeling nodig.
1.3.1. Positieve gezondheid
Op grond van het groeiend aantal ouderen met chronische ziekten dat zich overwegend gezond
voelt, heeft ZonMW (Zorg Onderzoek Nederland Medische Wetenschappen) in samenwerking met de
Gezondheidsraad in 2009 een tweedaagse conferentie georganiseerd. Hier spraken 38 internationale
experts over de definitie van gezondheid. Het resultaat was een definitie waarbij gezondheid
omgeschreven wordt als het vermogen om zich aan te passen en zelf de regie te voeren, gegeven
psychische, lichamelijke en sociale uitdagingen. Dit heet ‘positieve gezondheid’.
1.3.2. Herstel ondersteunende zorg
Klinisch herstel = met de focus op het verminderen van psychiatrische symptomalogie
Functioneel herstel = het herstel van psychische functies die als gevolg van de aandoening zijn
verminderd, aangetast of niet goed zijn ontwikkeld
Maatschappelijk herstel = de mate waarin iemand in staat is om zelfstandig te wonen, te werken en
relaties aan te gaan
Persoonlijk herstel = zelf betekenis kunnen geven aan de dingen die in het verleden zijn gebeurd (op
deze manier proberen betrokkenen meer greep te krijgen op hun eigen leven)
1.4 Klinisch redeneren door verpleegkundigen
De verpleegkundige discipline richt zich op de gevolgen van een stoornis voor het menselijk lichaam.
Ondersteunen hierin is de classificatie DSM. De DSM-5 is leidend voor onderzoek en bekostiging.
Verpleegkundigen richten zich ook op de gevolgen van deze stoornissen voor het functioneren in het
dagelijks leven. Om tot passende verpleegkundige interventies te komen is het van belang op
systematische wijze gegevens te verzamelen, deze gegevens te interpreteren en te classificeren, om
vervolgend tot een verpleegkunde diagnose te komen en van daaruit in gezamenlijkheid tot doelen
en interventies. (= klinisch redeneren).
Klinisch redeneren = cyclisch proces waarbij wordt gekeken naar de voorgeschiedenis, naar huidige
klachten en krachten en naar de toekomst vanuit de persoonlijke wensen van de cliënt en zijn
naasten (vpk richt zich daarbij op risico-inschatting, vroegsignalering, probleemherkenning,
interventie en monitoring).
Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de 11 gezondheidspatronen van Gordon. De gegevens zijn
vervolgens te ordenen a.d.h.v. het gezondheidsmodel van International Classification of Functioning
Disability and Health (ICF). Dit is een gezondheidsmodel op basis van een classificatiesysteem dat
ervan uitgaat dat omgevingsfactoren en persoonlijke factoren de persoonlijke gezondheidstoestand
van mensen beïnvloeden. Belemmerende en bevorderende externe en persoonlijke factoren worden
hiermee in kaart gebracht.
Menselijk functioneren in 3 perspectieven:
1. Het perspectief van het lichaam (functies en anatomische eigenschappen)
2. Het perspectief van het menselijk handelen (activiteiten)
3. Het perspectief van de mens als deelnemer aan het maatschappelijk leven (participatie)
NANDA = North American Nursing Diagnoses Association – voor diagnostiek
NOC = Nursing Outcome Classification – voor het formuleren van doelen
NIC = Nursing Interventions Classification – voor het kiezen van interventies
, 1.5 Interdisciplinaire samenwerking
Verpleegkundigen in de psychiatrie werken vrijwel altijd in multidisciplinair samenwerkingsverband,
waarbij het van belang is om in gezamenlijkheid te werken aan doelen en niet naast elkaar aan
discipline gebonden doelen. Dit vraagt van alle betrokkenen dat zij de perspectieven van schillende
disciplines combineren.
1.6 Evidence based werken in de psychiatrie
Vanuit verschillende lectoraten, verbonden aan Hogescholen, en vanuit de leerstoel GGZ-
verpleegkunde leveren lectoren een bijdrage aan het verbeteren en onderbouwen van de
verpleegkundige zorg binnen de HHZ. Zij zorgen daarmee voor een kwaliteitsimpuls voor de
beroepsgroep. Vanuit deze lectoraten en via de Beroepsvereniging van Verpleegkundigen &
Verzorgenden leveren verpleegkundigen input aan de zorgstandaarden (14) en generieke modules
(23).
1.7 Veranderingen in de psychiatrie en het verpleegkundig beroep
In 1921 werd het diploma ziekenverpleging erkend, enkele jaren later werd voor het eerst
onderscheid gemaakt tussen de A- en B-opleiding. De A- en B-opleidingen, en later ook de Z-
opleiding waren zogenoemde inservice-opleidingen. De enige toelatingseis was het beroep van de
vader, dat minimaal op mulo-niveau moest zijn. In 1967 werd wettelijk vastgesteld dat de opleiding
minimaal 3,5 jaar moest duren en minsten 800 uur theorie moest bevatten.
Nu worden verpleegkundigen opgeleid op kwaliteitsniveau 4 (mbo) of 5 (hbo). Beide geven recht om
de titel verpleegkundige te voeren volgens artikel 3 in wet BIG.
1980 gestart met opleiding Verplegingswetenschap (vpk beroep kreeg meer wetenschappelijke
onderbouwing)
1999 gestart met opleiding Verpleegkundig specialist
De beroepsprofielen gaan uit van een ordening in 7 competentiegebieden, gebaseerd op de
systematiek van CanMEDS, een internationaal model voor het beschrijven van competenties voor
professionals in de zorg, waarbij de kern van de beroepsuitoefening voor alle verpleegkundige
disciplines de rol van zorgverlener is. De CanMEDS-rollen zijn:
1. Zorgverlener
2. Communicator
3. Samenwerkingspartner
4. Reflectieve EBP-professional
5. Gezondheidsbevorderaar
6. Organisator
7. Professional en kwaliteitsbevorderaar
Psychiatrie voor verpleegkundigen week 14
Hoofdstuk 7: Stemmingsstoornissen
7.1xInleiding
Stemmingsstoornissen = langer durende ontregelingen van de gemoedstoestand
Een stemmingsstoornis is een ernstige toestand die vrijwel elk aspect van het menselijk bestaan kan
beïnvloeden. Ze uiten zich in gevoelsmatige, lichamelijke en gedragsmatige kenmerken en houden
verband met de wijze en de inhoud van het denken.
7.2 DSM-5-classificatie van stemmingsstoornissen
Depressieve stemmingsstoornissen: