KNP Interventies
Hoorcollege 1: Richtlijnen, zorgstandaarden, GGZ, en de geschiedenis van de
Psychotherapie.
Hoorcollege 2: Psychoeducatie en introductie CGT.
Hoorcollege 3: CGT en OGT.
Hoorcollege 4: Mindfulness en EMDR.
Hoorcollege 5: Cognitieve computertraining.
Hoorcollege 6: Psychofarmacologie.
Hoorcollege 7: ECT en neurofeedback.
,Hoorcollege 1: Richtlijnen, zorgstandaarden, GGZ, en de geschiedenis van de
psychotherapie
Zorgstandaarden en richtlijnen
Zorgstandaarden hebben te maken met bepaalde regelgeving over de zorg die gegeven
wordt. In een ziekenhuis is dit bijvoorbeeld hoeveel sterfgevallen een ziekenhuis
maximaal mag hebben per jaar. Richtlijnen zijn er meer om aan te geven wat de
zorgverlener wanneer moet doen.
We hebben zorgstandaarden en richtlijnen omdat er behoorlijk wat mensen zijn met een
psychische aandoening, en deze mensen moeten allemaal geholpen worden volgens een
bepaalde structuur. Daarbij is psychotherapie moeilijk te onderzoeken. De stand van
zaken in zorgstandaarden is positief: er is al van alles ontwikkeld.
De richtlijnen zijn veel gedetailleerder, maar zijn net als de zorgstandaarden steeds
gefocust op een diagnose of stoornis. Eerst moet er gekeken worden wat het probleem
is, en wat er aan de hand is met de patiënt. Daarna moet er gekeken worden welke
behandeling hier het beste bij past. Je kan hiervoor kijken naar evidence-based
onderzoek. Hieruit kan blijken dat behandeling A (gemiddeld!) beter is dan behandeling
B. Maar, houd wel in de gedachte dat voor een specifieke patiënt behandeling B wel
beter kan werken dan behandeling A. Vanuit een evidence-based meta-analyse en een
practice-based expert-consensus komt een aanbeveling: doe behandeling A, mits…
Vanuit de meta-analyses en expert-consensus komt dus een aanbeveling, die de
patiënt(en) het beste zouden moeten helpen. Het blijft wel altijd een gemiddelde waar je
mee werkt. Er moet dan ook gekeken worden naar de persoonlijke diagnose, naast de
classificatie van het probleem. Ook moet er, naast een symptoomgerichte behandeling,
wellicht gekeken worden naar een probleem-georiënteerde behandeling, of
oplossingsgerichte behandeling. Soms willen mensen echt de diepte ingaan en uitzoeken
waar een stoornis of probleem nou echt vandaan komt; andere mensen willen gewoon
kunnen functioneren, of geen pijn meer hebben. Er kan dus herstel plaatsvinden op
meerdere vlakken: symptomatisch, functioneel, maatschappelijk en persoonlijk.
Daarnaast is het van essentieel belang dat de naasten van de patiënt betrokken worden
bij de behandeling.
De organisatie van de GGZ
De basis generalistische GGZ is de voormalige eerste lijn, en de specialistische GGZ is de
voormalige tweede lijn. De voormalige derde lijn waren de academische ziekenhuizen.
De overheid wil dat mensen met psychische problemen passende geestelijke
gezondheidszorg (GGZ) krijgen.
We zitten nu nog in een overgangsperiode. De Diagnose behandel combinatie (DBC) en
zorgzwaartepaketten (ZZP) zijn onderdeel van het huidige declaratiesysteem. Dit gaat
veranderen in 2022. Dan gaan het zorgprestaties heten. De zorgaanbieder moet kosten
in rekening brengen. Er moeten daarvoor afspraken gemaakt worden tussen
zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Wanneer er een diagnose is, zit daar een soort
zorgpakket aan vast, en daar hangt een prijskaartje aan.
Er zijn verschillende nadelen aan het huidige systeem:
Er is enorm veel administratie.
Het is niet meer herleidbaar wat de zorgvraag van de patiënt is.
Het is moeilijk om de zorg te organiseren.
De DBC’s sluiten onvoldoende aan op de geleverde zorg.
, Het nieuwe model van 2022 zou ervoor moeten zorgen dat er minder administratieve
lasten zijn, dat het herleidbaar is wat voor zorg er geleverd is, en dat het meer
controleerbaar moet zijn voor de patiënt wat er is gedaan. Dit moet dan een betere
weerspiegeling geven van de geleverde zorg.
Een patiënt komt vaak eerst bij de huisarts. Deze maakt een inschatting van een
vermoedelijke DSM-diagnose. Ook maakt deze een inschatting van de ernst van de
problematiek, de mate van risico, de complexiteit en het beloop van de klachten. Over
het algemeen zie je een patiënt in de basis GGZ één keer per week, of later zelfs één
keer in de twee weken. Sommige patiënten hebben hier niet genoeg aan, of laten
suïcidaal gedrag zien, en zij worden al snel doorverwezen naar de specialistische GGZ.
De basis GGZ zit vast aan een maximum van 750 minuten, wat 3 tot 12 sessies zijn. Dit
wordt niet altijd vergoed, en dit is afhankelijk van de diagnose. Vaak werkt er een GZ-
psycholoog in de eerste lijn. Het kan ook een basispsycholoog zijn onder begeleiding van
de GZ-psycholoog. Hier is niet altijd een verwijzing van de huisarts voor nodig.
De specialistische GGZ behandelt de zwaardere problematiek. Hier werken GZ-
psychologen, psychotherapeuten, of psychologen met een BIG-registratie KP/KNP. Dit
wordt volledig vergoed. Hier is altijd een verwijzing van de huisarts voor nodig. Het
streven is om mensen zo dicht mogelijk bij huis zorg te kunnen verlenen.
Het KOP-model in de GGZ
Dit model biedt structuur voor de behandeling. Dit focust zich op drie dingen:
De klacht van de cliënt. Dit is dat waar de cliënt last van heeft.
De omstandigheden van de cliënt. Hierbij kijk je naar de belangrijkste drie.
Bekijk waarom iemand nu bij jou komt, en waarom iemand nu ontregelt. Het zijn
dus recente gebeurtenissen die de draaglast vergroten.
De persoonlijke stijl van de cliënt. Dit zijn de habituele manieren van reageren
van de cliënt, de coping.
Dit kan allemaal ook vanuit de huisarts of de POH. Wat speelt er nu, wat maakt dat
iemand nu klachten heeft? Vaak is het zo dat de coping niet meer voldoet (persoonlijke
stijl) waardoor iemand de klachten niet meer aankan. Of, de omstandigheden zijn
zodanig dat de emmer is overgelopen. Er wordt dus gekeken naar wat er nu aan de hand
is, en niet wat iemand allemaal heeft meegemaakt in zijn of haar leven. Dit model wordt
veel gebruikt, en is efficiënt en effectief. Het is ook duidelijk voor de cliënt.
Dit model pas je toe in vijf stappen:
1. Het creëren van overzicht aan de hand van het KOP-schema.
2. Het bespreken van de samenhang (K = O + P).
3. Het formuleren van doelen en het maken van een plan van aanpak.
4. Het uitvoeren van het plan van aanpak.
5. Een terugvalpreventieplan. Je probeert met de cliënt een plan op te stellen
waarbij alles wat aan inzicht is gekomen voorkomt.
Je kan op de K (klachten), O (omstandigheden) of de P (persoonlijk, de coping) inzetten
bij een behandeling. Met het KOP-model voorkom je dat je ingaat op omstandigheden
die niet direct te maken hebben met de klacht. Je voorkomt hiermee dus ook dat de
behandelduur langer is dan nodig. Ook geen dit KOP-model een overzicht voor de cliënt
wat nu op dit moment een ontregeling geeft. Daarnaast maak je de cliënt actief, en dit is
heel belangrijk in ons werk: betrek de cliënt actief.