Deze samenvatting bevat een overizichtelijke weergave van de belangrijskte leerstukken voor het tentamen Formeel Strafrecht. Ik heb de stof samengevat aan de hand van het boek, de Hoorcolleges en Jurisprudentie. In de samenvatting vind je handige overizichtjes en stappenplannen.
UITWERKING BELANGRIJKE LEERSTUKKEN FORMEEL
STRAFRECHT
VERHOOR EN VERDACHTE
VERHOOR
➔ Wanneer is sprake van een verhoor?
HR NALATIGE INSPECTEUR
- Alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt
persoon
- Betreffende diens betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit. (HR Nalatige
inspecteur RO 5)
CAUTIE
➔ Wanneer moet aan de verdachte de cautie worden gegeven?
ARTIKEL 29 SV
De verplichting tot het geven van de cautie staat in art. 29 lid 2 Sv. Dit houdt in dat de
verdachte voorafgaand aan een verhoor wordt medegedeeld dat hij niet verplicht is tot
antwoorden. Verhoorvragen mogen dus pas worden gesteld wanneer de cautie is
gegeven
- Er moet dus sprake zijn van een verdachte om deze eis te doen gelden.
- Ook is belangrijk dat deze verdachte ook in die hoedanigheid wordt verhoord.
- Van een verdachte is formeel sprake als hij is aangehouden
- Als dit niet het geval is wordt getoetst aan het materiële begrip als bedoeld in art.
27 lid 1 Sv. Als verdachte wordt dan aangemerkt degene te wiens aanzien uit
feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig
strafbaar feit voortvloeit.
Het is dus de vraag of uit de feiten en omstandigheden noodzakelijk voortvloeit dat de
opsporingsambtenaar de betrokkene als verdachte heeft aangemerkt in de zin van art.
27. Dit blijkt bijvoorbeeld wanneer diens naam is genoemd in connectie met enig
strafbaar feit.
RECHTSBIJSTAND
➔ Heeft de verdachte recht op rechtsbijstand/ verhoorbijstand/ consultatie
bijstand?
POST SALDUZ/ ART. 27C
Zodra een persoon verdachte is geworden, heeft hij rechten, zoals het recht op
rechtsbijstand en dat moet hem ook worden medegedeeld voorafgaande aan het eerste
verhoor (art. 27c).
- Dat eerste verhoor is meestal het politieverhoor en dat houdt in dat die
mededeling dus ook op straat moet worden gedaan als daar het eerste verhoor
plaatsvindt.
o Het gaat immers om alle vragen die een verdachte worden gesteld door
een OA over zijn betrokkenheid bij enig strafbaar feit.
- Dus op straat moet ook een niet aangehouden verdachte voordat hem
verhoorvragen mogen worden gesteld worden gewezen op zijn recht om te
1
,Eva Callenbach
12479284
zwijgen (art. 29) en zijn recht op rechtsbijstand (art. 28), op basis van art. 27c lid
2.
- Daaronder valt het recht op consultatiebijstand en verhoor bijstand.
NB De verdachte moet in alle gevallen worden medegedeeld waarvan hij wordt verdacht.
➔ Tot welke sanctie leidt het niet verlenen van verhoor/consultatie
bijstand?
Beslist is dat “the right of access to a lawyer” mede inhoudt “that suspects have the right
for their lawyer to be physically present during their initial police interviews and
whenever they are questioned in the subsequent pre-trial proceedings”.
- De Hoge Raad gaat er voortaan dan ook vanuit dat een aangehouden verdachte
het recht heeft op bijstand van een raadsman tijdens zijn verhoor door de politie,
behoudens bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken.
o Wordt dit recht onterecht toch beperkt, dan kan dit schending van artikel 6
EVRM betekenen.
o Dit is een ernstig vormverzuim, waardoor de door verdachte afgelegde
verklaringen mogelijk kunnen worden uitgesloten van het bewijs.
- De verdachte kan uitdrukkelijk, dan wel stilzwijgend doch in elk geval
ondubbelzinnig afstand doen van dat recht. Dit brengt mee dat hij vóór de
aanvang van het verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op bijstand van
een raadsman.
Het is beslist dat ingeval een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke
grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de
politie een advocaat te raadplegen, zulks in beginsel een vormverzuim als bedoeld in art.
359a Sv oplevert waardoor een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in
aanzienlijke mate is geschonden, hetgeen in de regel dient te leiden tot uitsluiting van
het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een
advocaat kon raadplegen.
Ook met betrekking tot verhoren van een verdachte die hebben plaatsgevonden in de
periode voorafgaande aan 22 december 2015 (voor salduz), kan de vraag aan de orde
komen of de omstandigheid dat een verdachte in een concreet geval geen
verhoorbijstand heeft gekregen, meebrengt dat de veroordeling van de verdachte niet
berust op een eerlijk proces i.d.z.v. art. 6 EVRM.
Maar, dan moet je er wel als verdachte om hebben verzocht en dat had de verdachte in
casu niet gedaan (terwijl hij wel consultatiebijstand had gekregen). Vandaar dat aan dat
verzuim in deze zaak geen consequenties hoeven te worden verbonden (r.o. 3.4)
CONCLUSIE
- Wanneer door een opsporingsambtenaar aan een door hem als verdachte
aangemerkt persoon vragen worden gesteld, betreffende diens betrokkenheid bij
een geconstateerd strafbaar feit, is sprake van een verhoor in de zin van art. 29.
- De verhorend ambtenaar moet het pressieverbod van artikel 29 sv in acht nemen.
Verklaringen van de verdachte moeten in vrijheid zijn afgelegd. Ongeoorloofde
verhoormiddelen zijn:
o Geweld
o Bedreiging
o Intimidatie
o Beloften, giften, gunsten
o Misleiding
2
,Eva Callenbach
12479284
o Misbruik van verhoorsituatie of gezag
o Ongeoorloofde zedelijke druk.
- De verdachte moet de cautie worden gegeven voorafgaand aan het verhoor, en is
tot antwoorden niet verplicht op grond van artikel 29 lid 2 Sv. Hier moet de
verdachte ook op worden gewezen.
- De verdachte heeft vanaf 1 maart 2016 recht op rechtsbijstand zowel voor als
tijdens het politieverhoor, op grond van artikel 28 en 28c naar aanleiding van de
salduz jurisprudentie. Hierop moet de niet aangehouden verdachte ook worden
gewezen indien er aan hem verhoorvragen worden gesteld ‘op straat’.
RECHT OP EERLIJK PROCES ART. 6 EVRM
VERHOUDING ART. 6 EVRM EN 3 EVRM
➔ Betekent een schending van artikel 3 direct ook een schending van artikel
6 EVRM?
NEMO TENETUR
Het nemo tenetur beginsel (onderdeel van art. 6 EVRM) houdt in dat men niet
verplicht is mee te werken aan zijn/haar eigen veroordeling.
- Dit beginsel ziet in beginsel op verklaringen van de verdachte en niet op
materiaal dat onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat
o bloed, urine, DNA-materiaal zoals nagels en haar
o Dat materiaal mag onder omstandigheden onder dwang worden
afgenomen. (Saunders criterium eng).
o Er is echter wel een grens aan de mate van dwang waarmee de
verdachte mag worden gedwongen om dat materiaal af te staan.
o Er moet rekening worden gehouden met the minimum level of severity van
artikel 3 EVRM (folter verbod).
- Als enig materiaal in strijd is met art. 3 EVRM is afgenomen, dan kan het gebruik
van dat materiaal in een strafzaak tegen de verdachte een schending van het
nemo tenetur beginsel, als vervat in art. 6 EVRM, opleveren.
o De Jalloh- criteria vormen in beginsel de basis van de toets of er in strijd
met het nemo tenetur beginsel is gehandeld.
o Indien er echt is gefolterd en daaruit bewijs is voortgekomen, is er sowieso
sprake van schending van art. 6 en hoeven deze criteria niet worden
afgelopen.
o Bij onmenselijke behandeling of vernederende behandeling, moet dat dus
wel!
JALLOH
Indien geen sprake is van absolute foltering, hangt het dus af van de Jalloh-criteria of
een gedwongen medewerking aan de eigen veroordeling in strijd is met het nemo
tenetur-beginsel en of het recht op een eerlijk proces geschonden wordt bij gebruik van
bewijsmateriaal dat onder dwang is verkregen.
GAFGEN
Een inbreuk op artikel 3 EVRM leidt niet altijd tot een inbreuk op artikel 6 EVRM. Als de
inbreuk op art. 3 niet heeft geleid tot bewijs dat is gebruikt om de verdachte te
veroordelen, is er geen inbreuk op art. 6 EVRM. Dat was in de Gafgen zaak het geval. Hij
werd veroordeeld voor de moord op het slachtoffer op basis van zijn bekentenis op de
zitting. Die bekentenis was wel in vrijheid afgelegd.
3
, Eva Callenbach
12479284
JALLOH CITERIA
(i) De aard en hoeveelheid van dwang dat is gebruikt om het bewijs te vergaren;
a. Bijvoorbeeld: verdachte protesteert tegen afnemen van bloed, maar wordt
vastgehouden door 3 agenten terwijl een arts bloed afneemt.
b. Bijvoorbeeld: verdachte wordt door meerdere agenten vastgehouden
terwijl de verdachte tegen zijn wil een braakmiddel krijgt toegediend. (dit
was onmenselijke behandeling, en dus in strijd met artikel 3 EVRM).
c. Nb: het kan verplicht zijn voor de verdachte om bloed af te geven. Het is
dan strafbaar wanneer de verdachte hieraan niet meewerkt. Dit betekent
echter niet dat het bloed via onmenselijk behandeling verkregen mag
worden. Dit is een ontoelaatbare mate van dwang.
(ii) Het publieke belang dat wordt gediend met veroordeling van verdachte
a. wordt in latere rechtspraak niet meer herhaald
b. het houdt in dat het publieke belang bij veroordeling wegens het strafbare
feit meegewogen kan worden.
c. Rechtvaardigt dat belang de mate van dwang die is toegepast?
(iii) Het bestaan van relevant safequards in de procedure
a. hierbij is bijvoorbeeld relevant of de verdachte een advocaat tot zijn
beschikking had om hem te adviseren over bijvoorbeeld de afgifte van het
bloed.
(iv) Het gebruik dat van het gevonden bewijs/ materiaal wordt gemaakt
a. hierbij is het relevant op welke manier het onder dwang verkregen bewijs
is gebruikt
b. is het van doorslaggevende betekenis voor de veroordeling?
CONCLUSIE
- Een verdachte mag in principe niet worden gedwongen om mee te werken aan de
eigen veroordeling op grond van het nemo tenetur- beginsel dat ligt besloten in
artikel 6 EVRM en artikel 29 Sv.
- Materiaal dat onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat (bijna alles dat
geen verklaring is), mag wel onder enige dwang worden verkregen zolang
rekening wordt gehouden met het minimul level of severity dat ligt besloten in
artikel 3 EVRM (Saunders).
- Wanneer bewijsmateriaal wordt vergaard door absolute foltering en er dus strijd is
met artikel 3 EVRM, is er ook direct strijd met artikel 6 EVRM en heeft de
verdachte geen eerlijk proces kunnen hebben.
- Wanneer bewijsmateriaal door ander soortige druk, die ook in strijd kan zijn met
art. 3 EVRM, wordt verkregen is niet direct artikel 6 EVRM geschonden. De
gewezen Jalloh criteria moeten in zo’n geval worden doorlopen om vast te kunnen
stellen of de verdachte nog een eerlijk proces kan hebben.
- Het is daarbij, zoals blijkt uit Gafgen, van groot belang om te weten hoe een
onder druk verkregen verklaring wordt gebruikt voor het bewijs.
ARTIKEL 3 EVRM
o Opzettelijk folteren
o Onmenselijke behandeling
▪ Inclusief dreigen met folteren
o Vernederende behandeling
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper evaroosmarijn2000. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,89. Je zit daarna nergens aan vast.