Kennisvideo’s Orthopedagogiek
Kennisvideo Persoonlijkheidsproblematiek
Abnormale persoonlijkheid = extreme positie of afwijking van het gemiddelde op de 5
dimensies van de persoonlijkheid. Verschil tussen normale en abnormale persoonlijkheid is
kwantitatief.
Gestoorde persoonlijkheid = substantiële beperkingen in het functioneren op het gebied van
het zelf (e.g., identiteit) en relaties (e.g., empathie). Kwalitatief anders dan normale
persoonlijkheid.
Persoonlijkheidsstoornis = psychische aandoening waarbij dagelijks functioneren ernstig
wordt verstoord door beperkingen in het functioneren van de persoonlijkheid en door de
aanwezigheid van pathologische persoonlijkheidskenmerken. Beperkingen:
1) Individuele problemen
- Onstabiel gevoel van eigenwaarde, problemen met identiteit of met zelfsturing
(e.g., nastreven van betekenisvolle levensdoelen) of beperkt inlevingsvermogen.
2) Intermenselijk functioneren.
- Problemen met empathie of intimiteit.
Prevalentie
Voorbeeld van persoonlijkheidsstoornissen = borderline, dwangmatige, en
antisociale persoonlijkheidsstoornis.
11% van jeugdigen ten minste één persoonlijkheidsstoornis.
- Hoogste prevalentie Borderline.
1
,Kennisvideo’s Orthopedagogiek
Borderline persoonlijkheidsstoornis = instabiele relaties met anderen en instabiel zelfbeeld.
Ze ervaren sterke stemmingswisselingen en zijn duidelijk impulsief.
Deze problemen moeten beginnen op jongvolwassen leeftijd en aanwezig zijn in
verschillende contexten.
Heterogene groep, symptomen kunnen onderverdeeld worden in 4 gebieden:
1) Affectregulatie = sterk wisselende en snel opeenvolgende stemmingen of emoties.
- Stemming is overwegend somber of prikkelbaar, maar ook mogelijke periodes van
hypomane vrolijkheid of energie.
2) Intermenselijke relaties = instabiele en intense relaties, waarbij periodes voorkomen
waarbij ze de ander idealiseren maar ook periodes waarin ze de ander kleineren.
- Overgang van idealiseren naar kleineren kan heel plotseling zijn.
- Sterke angst om in de steek gelaten te worden.
3) Impulsbeheersing = sterk impulsief gedrag op meerdere terreinen.
- Gebrek aan inhibitie kan leiden tot onverwachte woede-uitbarstingen of
vechtpartijen, overmatig gebruik van drugs, risicovol seksueel gedrag, etc.
4) Cognitieve stoornissen = vaak paranoïde ervaringen, hallucinaties en dissociatieve
klachten.
- Dissociatie = het gevoel er niet helemaal bij te zijn, alsof je als toeschouwer naar
je eigen leven kijkt.
o Beperken zich tot stressvolle situaties.
Genderverschil = jongens vertonen meer externaliserend / boos gedrag, en meisjes
vertonen meer internaliserend / emotioneel dramatisch gedrag.
2
, Kennisvideo’s Orthopedagogiek
Link tussen persoonlijkheid en borderline persoonlijkheidsstoornis = scoren hoog op
persoonlijkheidsdimensie neuroticisme, en scoren laag op altruïsme. Emotioneel instabiel,
en moeilijk in staat om belangen van de ander boven eigen belangen te stellen.
Kennisvideo ADHD
ADHD = afwijkende vorm van zelfregulatie.
Ontwikkeling van zelfregulatie bij kinderen start in de vroege kindertijd.
- Zelfregulatie van groot belang voor ontwikkeling, op school (e.g., sociale relaties).
De vaardigheden die zelfregulatie mogelijk maken worden aangestuurd door
executieve functies (EF).
- Aantal EF centraal bij ADHD, zoals inhibitie, werkgeheugen en cognitieve
flexibiliteit.
DSM diagnose ADHD wordt gegeven aan een kind als er problemen zijn op 3 gebieden:
1) Aandachtstekort = niet goed reageren op eenvoudige prikkels, of chaotisch. Maar
ook problemen met bv. het oplossen van complexe opdrachten.
- Aandachtsproblemen komen voor in sociale situaties, waarbij kinderen
bijvoorbeeld chaotische gesprekken voeren of zich niet aan de regels houden.
- Hoe goed kinderen met ADHD hun aandacht kunnen richten is
situatieafhankelijk.
o Als ze gemotiveerd zijn (e.g., uitzicht op beloning) = aandacht kan normaal
lijken.
o Vooral bij routinematige, of saaie taken = aandachtstekort.
- Enerzijds dus moeite met selectieve aandacht (i.e., direct richten van aandacht op
iets) en anderzijds met vasthouden van aandacht.
- Classificatie = aan 6 van 9 criteria voldoen.
2) Hyperactiviteit = hoge mate van bijvoorbeeld motorische onrust.
3