SOCIOLOGIE
Hoofdstuk 1
Sociologie kunnen we omschrijven als het systematisch onderzoek van de menselijke samenleving.
De kern van deze discipline bestaat uit een geheel eigen gezichtspunt dat we de sociologische visie of
het sociologisch perspectief noemen.
Sociologie helpt ons om in bepaalde mensen algemene patronen te ontdekken. We gaan er van uit
dat onze partnerkeuze gekozen wordt aan de hand van persoonlijke gevoelens. Vanuit het
sociologisch perspectief zie je dat die keuze beïnvloed wordt door bijvoorbeeld sekse, leeftijd,
etniciteit en sociale achtergrond.
Zo zie je ook dat het aantal gemiddelde kinderen in westerse landen rond de 1,9 ligt, maar dat in
India al 3 is. Het aantal kinderen wordt dus beïnvloed door bijvoorbeeld de economie. In India
hebben ze geen geld voor anticonceptie en moeten de kinderen later voor de ouderen zorgen. Hoe
meer kinderen, hoe meer zorg je krijgt.
Mensen met sterke sociale banden zullen minder gauw tot zelfdoding overgaan dan meer
individualistische mensen. Durkheim wijst hierop groepsnormen, dus zelfs bij een ‘individuele
beslissing’ is er sprake van meer.
Door middel van marginaliteit in de samenleving en het doormaken van sociale crisis kan je de
wereld vanuit een sociologisch perspectief leren zien. Marginaliteit: mensen die behoren tot
bepaalde groeperingen (homoseksuelen, vrouwen, gehandicapten) leiden hun bestaan in de marge
van de samenleving. Zij zijn zich bewust van bepaalde sociale patronen waar anderen nooit aan
denken. Crisis: perioden waarin de samenleving veel veranderd of in een crisis verkeert, kunnen ons
uit evenwicht brengen en ons bewegen tot het aannemen van de sociologische visie.
Een mondiaal of globaal perspectief is het bestuderen van de wereld in zijn geheel en de plaats die
onze samenleving daarin neemt. Dat globale perspectief is een logisch verlengstuk van het
sociologische perspectief. We zien dus dat onze positie in de samenleving invloed heeft op onze
ervaringen, dus we kunnen globaal dan ook kijken wat voor positie onze samenleving in de wereld
inneemt en hoe die alle leden van onze samenleving beïnvloedt.
Je hebt 3 verschillende economische categorieën waar landen tussen passen. Je hebt hoge-
inkomenslanden (landen met de hoogste algemene levensstandaard), middeninkomenslanden
(landen met een levensstandaard, die we als we de wereld in zijn geheel bekijken, gemiddeld kunnen
noemen) en lage-inkomenslanden (landen met een lage levensstandaard, waarvan de meeste
inwoners arm zijn).
We vergelijken de situatie van rijke westerse landen met de situatie in andere landen om 4 redenen:
- Het leven dat we leiden wordt gevormd door het land waarin we leven.
- De contacten tussen samenlevingen zijn zeer sterk toegenomen.
- Veel sociale problemen waarmee de westerse wereld geconfronteerd wordt, zijn elders veel
ernstiger.
- Globaal denken helpt ons om meer inzicht in onszelf te krijgen.
,Het hanteren van het sociologisch perspectief is in veel opzichten zinvol:
- Sociologen dragen met hun sociologische kennis op talrijke manieren bij tot het ontwikkelen
van het beleid van overheden, de wetten en de regels die reguleren hoe mensen in een
bepaalde gemeenschap leven en werken. Denk bijvoorbeeld aan ongelijkheden en bepaalde
wetten.
- Ook bevordert het onze persoonlijke groei en bewustwording. Dit heeft 4 positieve effecten:
➢ Aan de hand van het sociologisch perspectief kunnen we nagaan wat er wel en niet klopt
aan het ‘alledaags denken’.
➢ Het sociologisch perspectief geeft ons een beter inzicht in de mogelijkheden en de
hindernissen die we in het dagelijks leven tegenkomen.
➢ Het sociologisch perspectief geeft ons de mogelijkheid een actieve rol te spelen in de
samenleving waarvan we deel uitmaken.
➢ De sociologie helpt ons om in een wereld te leven die zich kenmerkt door diversiteit.
- Een studie van de sociologie is een uitstekende voorbereiding op de arbeidsmarkt.
De ingrijpende veranderingen in de achttiende en negentiende eeuw zorgde ervoor dat de mensen
meer na gingen denken over de samenleving en hun positie daarin. Deze verschijnselen hebben de
ontwikkeling van de sociologie versneld. We kunnen er 3 noemen: de industrialisering, de explosieve
groei van steden en de nieuwe opvattingen over democratie en politieke rechten.
Er gingen volgens Comte 3 ontwikkelingsfases vooraf aan het ontstaan van sociologie:
- Theologische fase: vanaf het begin van de geschiedenis van de mens tot het einde van de
Europese middeleeuwen gingen mensen ervan uit dat de samenleving Gods wil tot
uitdrukking had.
- Metafysische fase: de samenleving werd als een natuurlijk en niet als een bovennatuurlijk
verschijnsel beschouwd.
- Wetenschappelijke fase: de wetenschappelijke benadering die aanvankelijk voor het
analyseren van de fysieke wereld werd gevold, werd nu ook voor het bestuderen van de
samenleving gebruikt.
Comtes benadering wordt positivisme genoemd: inzicht verwerven op basis van wetenschappelijk
onderzoek.
Moderniteit, sociale patronen die het resultaat zijn van industrialisering, is een centraal begrip in het
onderzoek naar sociale verandering. Het begrip verwijst naar de relatie tussen heden en verleden.
We kunnen modernisering dan ook omschrijven als het sociale veranderingsproces dat in gang is
gezet door de industrialisering.
De Amerikaanse socioloog Peter Berger onderscheidde 4 belangrijke kenmerken van modernisering:
- Het verdwijnen van kleine, traditionele gemeenschappen
- De uitbreiding van persoonlijke keuzemogelijkheden
- Grotere sociale diversiteit
- Oriëntatie op de toekomst en een groeiend tijdsbewustzijn
Verschillende sociologen kijken anders naar de modernisering:
- Ferdinand Tönnies beschreef de modernisering als de overgang van Gemeinschaft naar
Gesellschaft, die gekenmerkt wordt door het verdwijnen van traditionele gemeenschappen
en de opkomst van het individualisme.
- Emile Drukheim verklaarde de modernisering in termen van de zich uitbreidende
arbeidsverdeling in een samenleving. Mechanische solidariteit, gebaseerd op
gemeenschappelijke activiteiten en opvattingen, wordt langzamerhand vervangen door
, organische solidariteit die gekenmerkt wordt door het feit dat mensen door specialisatie van
elkaar afhankelijk worden.
- Max Weber beschouwde modernisering in termen van het naar de achtergrond verdwijnen
van een traditioneel wereldbeeld en het op de voorgrond treden van rationaliteit. Weber
vreesde de dehumaniserende effecten van rationele organisaties.
- Karl Marx beschouwde de modernisering als de triomf van het kapitalisme over het
feodalisme. Het kapitalisme creëert sociale conflicten die een revolutionaire verandering
teweeg zullen brengen die tot een socialistische samenleving zonder sociale ongelijkheid zal
leiden.
De sociologie heeft aan het begin van de twintigste eeuw een vaste plaats in de academische wereld
bemachtigd, vooral in Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. In
Nederland begon de sociologie zich pas te ontwikkelen tussen de twee wereld oorlogen in. Na de
Tweede Wereldoorlog zien we een enorme groei, mede door de vraag vanuit de samenleving naar
kennis over het samenleven. De sociologie bestaat uit verschillende richtingen, maar de
richtingenstrijd uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw is goeddeels gestreden.
Hoofdstuk 2
De wens om observaties te vertalen in inzichten brengt ons bij een belangrijk onderdeel van de
sociologie, de theorie. Bij die theorie worden er verschillende vragen gesteld. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van een theoretische benadering, ook wel theoretisch perspectief of paradigma. Dit is een
fundamenteel beeld van de samenleving dat als richtsnoer dient voor theorie en onderzoek.
We onderscheiden 4 sociologische benaderingen:
- Structureel functionalisme (jengha): hanteert een kader voor de theorievorming waarin de
samenleving als een complex systeem wordt gezien, een systeem waarin sprake is van
onderlinge samenwerking tussen de verschillende delen en dat solidariteit en stabiliteit
beoogt.
Oriëntatie op macroniveau: richt zich op een totaalbeeld van sociale structuren die de
samenleving als geheel gestalte geven.
De benadering richt zich op sociale structuur, op relatief stabiele sociale gedragspatronen.
Verder besteed het ook aandacht aan de sociale functies van elke structuur; de gevolgen van
een sociaal patroon voor het functioneren van de totale samenleving.
Elk onderdeel heeft een functie voor de werking van de samenleving als geheel. Er wordt
onderscheidt gemaakt tussen manifeste functies (de onderkende en beoogde gevolgen van
een sociaal patroon; school om te leren) en latente functies (niet-onderkende en niet-
bedoelde gevolgen van een sociaal patroon; school als ontmoetingsplaats).
Een sociale disfunctie is een sociaal patroon dat het functioneren van de samenleving kan
verstoren.
Critici wijzen erop dat het structureel functionalisme, door zich op sociale stabiliteit en
eenheid te richten, nauwelijks oog heeft voor bestaande ongelijkheden (sociale klasse, ras,
etniciteit en sekse) die spanningen en conflicten veroorzaken.
- Conflictsociologie (monopolie): een denkkader waarin de samenleving wordt opgevat als een
arena van ongelijkheid, die conflicten en verandering veroorzaakt.