Samenvatting taak 5
Pleegzorg; wanneer het onmogelijk is om het kind bij ouders te laten wonen omdat zij niet aan de
behoeften voor veiligheid, zorg en controle kunnen voldoen. Kinderen, rechter, zorginstelling,
pleegouders, biologische ouders en adviseurs spelen een rol in een wettelijke pleegzorgsysteem. Een
indicatie van Bureau Jeugdzorg is vereist. Pleegouders hebben dan recht op begeleiding en een
onkostenvergoeding.
Vrijwillige
Gedwongen
Netwerkgezin;
o Informeel; geen officiële hulpverleningsindicatie
o Formeel; wel een indicatie door Bureau Jeugdzorg
Bestandgezin; formele pleegzorg door niet-verwanten.
Korte termijn; met als doel dat de band met biologische ouders wordt gesteund.
Lange termijn; met als doel aandacht besteden aan planning van
permanentie/duurzaamheid.
Gespecialiseerde vorm van pleegzorg; waarbij de pleegouders getraind zijn en
psychologische behandelingsprincipes kunnen gebruiken.
Pleegzorg als hulpverleningsvariant;
o Tijdelijk; doel uiteindelijk weer door ouders te laten opvoeden.
o Deeltijd; doel het voorkomen van uithuisplaatsing, ondersteuning bieden aan
ouders.
Pleegzorg als opvoedingsvariant; langere periode perspectiefvolle opvoedingssituatie.
Therapeutische pleegzorg; voor kinderen met verstoorde psychosociale ontwikkeling.
problemen van het kind verminderen d.m.v. behandeling.
Problemen; Vrijwel alle kinderen kampen met emotionele schade als gevolg van pedagogische en
emotionele verwaarlozing. Een verstoring van de sociale en emotionele ontwikkeling blijft
hardnekkig. Pas na gemiddeld 5 jaar lijkt er een significante verbetering in de ontwikkeling van het
kind.
Voor pleegouders is het niet makkelijk om een relatie op te bouewen. Zij hebben namelijk te maken
met een onveilig gehechtheidsverleden.
Loyaliteit; Zijnsloyaliteit (bij de geboorte aanwezig) en Verworven loyaliteit (hierbij ontbreekt de
vanzelfsprekendheid).
Pleegcontracten; legt wederzijdse verplichtingen vast tussen de pleegouders en de zorgaanbieder.
Voor ‘gewone’ pleegzorgsituaties;
Voor pleegoudervoogdij; ouders worden uit de ouderlijke macht gezet.
Tijdelijk contract in afwachting op definitieve plaatsing;
,Bowlby onderscheidt 3 stadia tijdens het scheiden van ouders en kind:
1. Protest fase; het kind verzet zich om de ouder terug te krijgen.
2. Wanhoop fase; de hoop is opgegeven maar het kind smacht nog wel naar een reünie met
ouders. Het kind kan zich nog niet hechten aan een ander.
3. Onthechtingsfase; opnieuw hechten aan een ander. Wanneer de ‘nieuwe’ ouder dan niet
beschikbaar is dan kan het kind permanent onthecht worden.
Onthechte kinderen zijn vaak heel vriendelijk tegen iedereen, op oudere leeftijd zijn ze juist
erg kil, manipulatief en leeg.
Ecologische benadering;
- Integriteit van de biologische familie van het kind behouden.
- Biologische ouders empoweren om hun ouderschap te verbeteren.
- Verlengde families betrekken.
- Familieleden moeten bewust worden gemaakt van de impact van de overgang.
- Rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingsfase van het kind.
Behandeling; begeleiding door een instelling voor pleegzorg. Bv voorbereidingsprogramma’s of
specifieke programma’s voor kunnen met gedragsproblemen.
Effectiviteit;
Therapeutische pleegzorg heeft: matig positief effect op de afname van gedragsproblemen,
vergroten van psychologisch aanpassingsvermogen.
Therapeutische pleegzorg vermindert de kans dat een kind na afloop van de plaatsing in een
gesloten instelling terecht komt.
Therapeutische pleegzorg heeft een groot positief effect op de sociale vaardigheden en het
niet tussentijds afbreken van de plaatsing.
Scheiding;
De beëindiging van een relatie tussen twee samenlevende partners (huwelijk, partnerschap of
samenwonen). Echtscheiding gebruiken we alleen wanneer het om een huwelijk gaat.
Doorverwijzing wanneer hulp nodig is bij het omgaan van de veranderingen die de scheiding teweeg
heeft gebracht of wanneer er vragen zijn over de gezagskwesties rondom het kind.
Gevolgen; levensveranderingen (bv verhuizen), gezondheid (invloed op mentale als fysieke), humeur
wisselingen, identiteitsproblemen (voornamelijk bij vrouwen), uitgavenpatroon, evt. nieuwe partner.
Impact op de opvoeding;
Co-operatief ouderschap; zelfde regels
Parallel opvoeden; eigen regels
Conflictueuze opvoeding (vechtscheiding); geen communicatie tussen ouders, het kind wordt
ingezet als communicatiemiddel.
, Gevolgen voor kinderen;
Korte termijn (tot 2 jaar na Middellang termijn (3 tot 10 jaar na scheiding) Lange termijn (in volwassenheid)
scheiding)
- Jongens: externaliserende en - Het merendeel van de kinderen ervaart alleen Een klein deel van de mensen uit een
gedragsproblemen problemen die ook voorkomen bij andere gescheiden gezin heeft moeite met
- Meisjes: Internaliserende en kinderen. het hebben en behouden van een
emotionele problemen - Een deel van de kinderen toont stabiel huwelijk, heeft psychologische
- Beide: Aanpassingsproblemen, aanpassingsproblemen. aanpassingsproblemen en heeft een
leerproblemen, problemen met lagere SES dan mensen uit een intact
familie, school en vrienden 20-25% van de kinderen laten serieuze lange gezin.
termijn psychologische problemen zien, terwijl
dit 4-23% is bij kinderen uit een intact gezin.
Kinderen van gescheiden ouders hebben ongeveer dubbel zoveel problemen als kinderen uit
intacte gezinnen. Vaak zijn er problemen als:
o Inter- en externaliserende problemen
o Problemen op school, niveau van opleiding
o Problemen in vriendschapsrelaties
o Zwakkere band met ouders, voornamelijk vader
o Crimineel en riskant gedrag
o Groter eigen scheidingsrisico
Oudervervreemding, ouderverstoting en ernstige loyaliteitsproblemen bij scheidingskinderen
hangen sterk samen met ernstige ouderlijke conflicten.
Effecten per leeftijdscategorie;
Kind 0-2 reageert op stress en spanning, is kwetsbaar, associeert op onbewust niveau,
hechtingsproces loopt risico, kan beide ouders niet in gelijke mate beleven.
Peuter 2-4 risico dat ze de echtscheiding aan zichzelf relateren, angst van ouders beïnvloed
angsten van peuter, minder kans om zich te kunnen identificeren met beide ouders.
Kleuter 4-6 legt schuld bij zichzelf,interpreteert vertrek als persoonlijke afwijzing ,boosheid, bang
om andere ouder te verliezen, regressieverschijnselen, fantasie en magisch denken,
veel vragen over de toekomst.
Jong bs 6-9 zorgen maken en ouders tevreden stellen, prille identificatie met ouder die het meest
slachtoffer is, risico op parentificatie, slechte schoolprestaties, evt. schoolwisseling,
evt. stoppen bij hobby’s.
Oud bs 9-12 zoekt compensatie buiten gezin, verdriet en onbegrip, in de steek gelaten, rationeel
begrip maar emotioneel niet verwerken, ontwikkeling coping mechanismen, evt.
verlies vriendjes, financiële teruggang dus evt. verlies hobby’s.
Puber 12-14 emotionele verwarring, wendt zich af van gezin, problemen als ouders nieuwe relatie
aangaan, zoekt elders steun, afzetten, polarisatie, verandering in eigen seksualiteit,
horizontale relatievorming met ouders, minder sociale controle op het kind, sneller
kans op afglijden.
Puber 14-17 schaamte, onzekerheid, boosheid, schuld leggen bij initiërende partij, losmaking van
thuis, vierlies ontzag en respect voor ouders, aanpassingsproblemen, sneller
afglijden, minder toezicht ouder op kind.