Nederlands
Examenvatting VWO
Toelichting:
• Dik gedrukt onderstreept, een belangrijk begrip dat de kandidaat moet kunnen uitleggen.
• Onderstreept, een belangrijke toelichting op een begrip of een belangrijke zin.
Inhoudsopgave:
Argumentatie 2
Argumentatieschema’s 2
Argumentatiestructuren 3
Drogredenen 4
Argumentatie beoordelen zoals bij een betoog 4
Tekstdoelen en soorten 5
Teksten ontleden 6
Tekststructuren 7
Pagina 1 van 8 Versie 2
,Argumentatie
Als je een standpunt over iets inneemt, dan geef je je mening over het gene waarover je een
standpunt inneemt. Standpunten zijn te herkenen aan de signaalwoorden: Ik vindt (dat), volgens
mij, daarom, kortom, mijn conclusie is. We onderscheiden:
I. Positief standpunt: Je bent het met een bepaald onderwerp of een zaak eens.
II. Negatief standpunt: Je bent het met een bepaald onderwerp of een zaak oneens.
III. Standpunt van twijfel: Je bent er (nog) niet over uit wat je van een bepaald onderwerp vindt.
(Tegen)argumenten
Met argumenten kun je je eigen standpunt verdedigen. Met tegenargumenten kun je een ander
standpunt ontkrachten, of kan jouw standpunt worden ontkracht. Wanneer je een tegenargument
weerlegt, aantoont waarom het niet juist is, wordt jet standpunt krachtiger. Argumenten zijn te
herkenen aan de signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers. We onderscheiden:
I. Objectieve argumenten: Een standpunt wordt ondersteunt met een feit, iets wat
daadwerkelijk zo is en niet onderhevig is aan een mening.
II. Subjectieve argumenten: Een standpunt wordt ondersteunt met een mening of waardering.
Het geeft aan dat iets (on)gepast, (on)wenselijk, goed/fout/slecht/mooi/lelijk is. Hiervoor
kunnen verschillende mensen van mening verschillen. Het is vaak niet voldoende om enkel
subjectieve argumenten te gebruiken bij het ondersteunen van een standpunt.
Argumentatieschema’s
Een argumentatie is het geheel van een standpunt + argument. Het verband tussen het
standpunt en argument(en) wordt weergegeven in het argumentatieschema. Meerdere soorten:
Argumentatieschema, oorzaak & gevolg
Er wordt vanuit gegaan dat een bepaald feit of een bepaalde gebeurtenis (oorzaak) zal leiden tot
een ander feit of een andere gebeurtenis (gevolg). Hierbij wordt vaak in het argument de oorzaak
gegeven en in het standpunt het gevolg (of meerdere gevolgen) benoemd. VB: Gister was er een
tsunami (argument en oorzaak) dus denk ik dat alle inwoners zijn gevlucht (standpunt en gevolg).
Argumentatieschema, kenmerk & eigenschap
Er wordt een kenmerk/eigenschap van een persoon, object of verschijnsel benoemd. Het kenmerk
(argument) ondersteunt het standpunt. Hierbij wordt vaak gebruikt dat als alle onderdelen van een
groep hetzelfde kenmerk hebben, één onderdeel van die groep dat kenmerk ook heeft. VB:
Janneke is echt een meisjes meisje (standpunt), want het liefst gebruikt ze roze lippenstift
(argument en kenmerk).
Argumentatieschema, voor- & nadelen
Er wordt een afweging gemaakt, hierbij worden de voordelen vergeleken met de nadelen en op
basis daarvan wordt een oordeel uitgesproken. De overweging, het noemen van voor en nadelen,
vormt de argumenten. Het uiteindelijke oordeel/keuze is het standpunt. VB: Het afscha en van
een examen scheelt veel stress, maar leerlingen zullen ook minder hun best doen (argumenten).
Daarom is het beter om het examen gewoon door te laten gaan (standpunt).
• We spreken van argumentatie op basis van voordelen als enkel voordelen worden behandeld
als argumenten (geen nadelen). Insgelijks voor argumentatie op basis van nadelen.
Argumentatieschema, voorbeelden
Er wordt een standpunt ondersteunt met argumenten die als voorbeeld dienen. Hierbij zijn de
voorbeelden dus de argumenten en het standpunt is dat wat blijkt uit de voorbeelden. Er moet
meestal meer dan een voorbeeld worden gegeven, om aan dit argumentatieschema te voldoen.
VB: Mijn telefoon is niet te vertrouwen (standpunt), hij belt zomaar mensen op zonder dat ik ergens
op heb geklikt en de accu laat altijd slecht op (voorbeelden en argument).
Pagina 2 van 8 Versie 2
ff
, Argumentatieschema, vergelijking
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee situaties/voorvallen/onderwerpen. Op grond van
wat er in de ene situatie is gebeurd, wordt voorspeld wat er in een andere situatie gaat gebeuren.
Het voorspelen van wat gaat gebeuren is het standpunt, de vorige situatie waarmee wordt
vergeleken geeft het argument. VB: Ik denk dat Jan te laat op school gaat zijn (standpunt), de
vorige keer dat het regende kwam hij ook ruim een uur te laat (argument).
Argumentatieschema, autoriteit
Er wordt een standpunt ondersteund door een uitspraak van een deskundige/gezaghebbende
bron. De uitspraak van de deskundige dient dan als argument. VB: Mondkapjes hebben geen
enkele zin (standpunt), want het RIVM heeft onderzocht dat de kapjes virus besmettingen niet
verminderen (autoriteit en argument).
Argumentatiestructuren
Argumenten kunnen op verschillende manieren een standpunt ondersteunen, welke manier in een
bepaald tekstgedeelte aan de orde komt wordt weer gegeven in de argumentatiestructuur.
Enkelvoudige argumentatie
Bij enkelvoudige argumentatie wordt bij een standpunt maar één argument gegeven. Standpunt
Dit kan worden weer gegeven in een diagram (zie rechts). De richting van de pijl geeft
aan hoe je de argumentatie moet lezen. Roken is ongezond (argument) dus je moet Dus Want
stoppen met roken (standpunt), of je moet stoppen met roken (standpunt) want roken
is ongezond (argument). Argument 1
Onderschikkende argumentatie
Standpunt Bij onderschikkende argumentatie, ondersteunt een argument een al
eerdere genoemd argument (de argumenten ondersteunen elkaar en het
Dus Want standpunt). Er is dan spraken van ketenargumentatie. Ik vind het corona-
virus onzin (standpunt) want er zijn maar weinig mensen overleden aan het
Argument 1 virus (argument 1) want het virus is alleen schadelijk voor mensen met
onderliggende klachten (subargument). Of: Het virus is alleen schadelijk voor
Dus Want mensen met onderliggende klachten (subargument) dus er zijn maar weinig
mensen overleden aan het virus (argument 1) dus ik vind het corona-virus
Subargument onzin (standpunt).
Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie
Bij onafhankelijke nevenschikkende argumentatie Standpunt
worden twee of meer argumenten gegeven die
onafhankelijk en gelijkwaardig aan elkaar zijn. Je zou ze Dus Want Dus Want
zonder problemen van plaats kunnen wisselen in het
schema, want de argumenten staan los van elkaar
Argument 1 Argument 2
(zelfstandig). Mark Rutte is een goede premier (standpunt)
want Rutte kan goed discussiëren (argument 1) of Mark
Rutte is een goede premier (standpunt) want Rutte blijft
altijd professioneel (argument 2). Kan natuurlijk ook worden omgedraaid richting dus.
Afhankelijke nevenschikkende argumentatie
Standpunt Bij afhankelijke nevenschikkende argumentatie
hebben twee of meer argumenten elkaar nodig,
samen maken ze een sterk argument. Los van
Want Dus elkaar kunnen de argumenten niet voorkomen.
Klimaat-verandering is een groot probleem
(argument 1) en CO2 draagt bij aan
Argument 1 En
Argument 2 klimaatverandering (argument 2) dus iedereen zou
Pagina 3 van 8 Versie 2