100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting Biologie Nectar 5VWO: Hoofdstuk 11 Regeling intern milieu €2,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Biologie Nectar 5VWO: Hoofdstuk 11 Regeling intern milieu

 0 keer verkocht

Samenvatting Biologie Nectar 5VWO: Hoofdstuk 11 Regeling intern milieu

Laatste update van het document: 3 jaar geleden

Voorbeeld 2 van de 7  pagina's

  • 24 mei 2021
  • 24 mei 2021
  • 7
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (5707)
avatar-seller
RoosMB05
Samenvatting Biologie H11: Regeling intern milieu
Paragraaf 1: Het interne milieu

Je lichaamstemperatuur schommelt rond de 37* (de norm). Een regelkring voorkomt grote
afwijkingen. Er is sprake van een homeostase: het in stand houden van een dynamisch evenwicht.

Regelkringen bestaan uit receptoren en effectoren die samen een waarde rond de norm proberen te
behouden.
 De receptor is hier een temperatuurzintuig. Het meet de lichaamstemperatuur.
 Als de waarde teveel afwijkt dan stuurt het regelcentrum info naar de effectoren om de
afwijking de corrigeren.
 Het temperatuurcentrum stuurt aan bij variatie in temperatuur: warm > zweetklieren gaan
harder werken + verwijden haarvaten in huid > afkoeling.
Door deze negatieve terugkoppeling koel je af.

De kerntemperatuur (centrale deel lichaam met vitale organen) varieert weinig rond de norm. Dit is
goed voor de functie van de organen: optimumtemperatuur voor enzymreacties.

De hypothalamus bevat receptoren die aan de hand van bloedtemperatuur de kerntemperatuur
registreren. De hypothalamus bevat ook de norm en het regelcentrum. De schildtemperatuur
(buitenste lagen lichaam) > de receptoren liggen in de huid en skeletspieren > aparte koude- en
warmtereceptoren.
 Meestal is de schildtemperatuur lager dan de kerntemperatuur
 Zonder maatregelen van koudereceptoren zou onderkoeling kunnen optreden
 Warm worden > rillen en klappertanden
Kringspieren in slagadertjes naar de huid en spieren vernauwen zodat er minder bloed naar
de schil gaat.

Bij koorts heeft de hypothalamus de norm verhoogd. Hierdoor gaan effectoren aan de slag alsof er
onderkoeling dreigt. Koorts is meestal een reactie op een infectie. Een hogere lichaamstemperatuur
stimuleert de productie en afgifte van afweerstoffen.
 Verhoging vindt plaats onder invloed van een cytokine > geproduceerd door witte
bloedcellen bij ontstekingen
 Bij koorts blijft de kerntemperatuur wat langer te hoog > afkoeling door verwijden
slagadertjes naar de huid

De samenstelling van je bloed, de weefselvloeistof, lymfe en cytoplasma en het interne milieu moet
ook constant blijven. Het regelcentrum voor deze samenstellingen zit ook in de hypothalamus.

Elke regelkring heeft een norm. Aanslagen op de samenstelling van het interne milieu vraagt om
maatregelen > anders dalen bloedsuikerspiegel, pH en O2-gehalte.

Energie krijgen (spieren): lever zet onder invloed van het hormoon glucagon, glycogeen om in
glucose en geeft dit af aan het bloed. Als alle glycogeen op is worden vetreserves en aminozuren
gebruikt > dit heet gluconeogenese.

Bij een tekort aan Ca(2+) regelt het parathormoon afgifte van Ca(2+) uit je skelet naar bloed. Ook
vermindert dit de opslag van calcium in je botten.

, Paragraaf 2: Processen in de lever

De lever is een grote chemische werkplaats die o.a. doet aan de stofwisseling van koolhydraten,
vetten en eiwitten, afbraak giftige stoffen en opslaan van o.a. ijzer. Door al deze processen wordt de
lever wel 40 graden en is daarmee je belangrijkste verwarmingsbron.

De lever is sterk doorbloed: er komt bloed vanuit de leverslagader en de poortader binnen.
 De poortader voert bloed aan vanuit de alvleesklier, milt, maag en het darmkanaal.
Bevat verteringsproducten
 De leverslagader brengt O2- rijk bloed uit de aorta

De lever is verdeeld in groepen cellen met elk een eigen aftakking van de leverslag- en poortader. In
deze functionele eenheden (de leverlobjes) bevinden zich bloedruimtes (sinusoïden) waarin vloed uit
de leverslag- en poortader samenkomt. BINAS 82D
 Rode bloedcellen blijven in de haarvaten.
 Bloedplasma in de haarvaten komt in direct contact met levercellen die hierdoor efficiënt
stoffen uit het bloed kunnen opnemen en omzetten.
 Het bewerkte bloed verlaat een leverlobje via een centraal adertje
 Hieruit gaat het via de leverader naar de onderste holle ader
 Galkanalen lopen tussen cellen door en voeren het geproduceerde gal (door levercellen) via
de galgang naar de galbuis. Die mondt uit in de 12-vingerige darm en galblaas.

Na een maaltijd stijgt de glucoseconcentratie in het bloed. Spiercellen, vetcellen en veel andere
weefsels nemen onder invloed van insuline glucose op. Hierdoor daalt het glucosegehalte. Insuline
stimuleert de lever tot omzetting van glucose in de polysacharide glycogeen. Dit proces heet
glycogenese. Als de voorraad glycogeen gevuld is zetten de cellen extra glucose om in vetten.

Gluconeogenese (meer glucose in bloed)  Glycogenese (minder glucose in bloed)

Tijdens inspanning dissimileren spieren glucose (voor energie, ook wel ATP). Hierbij maken de
spiercellen glucose vrij uit hun glycogeenvoorraad of ze halen het uit bloed. Hierdoor daalt het
glucosegehalte tot onder de norm. De alvleesklier maakt als reactie hierop glucagon waardoor de
lever glycogeen omzet in glucose.

Als je vet eet komt er glycerol en vetzuur in de lever (via poort- en leverslagader). Vetzuren kunnen
dienen als brandstof en bouwstof.
 Niet alle vetzuren zijn te gebruiken > ongeschikte vetzuren kan de lever omzetten tot
geschikte vetzuren. Van verzadigd vetzuur naar onverzadigd (dubbele binding).
 Essentiële vetzuren kan de lever niet maken > binnenkrijgen via voedsel
 Belangrijke vetachtige stof: cholesterol > nodig voor stabiliteit van celmembranen en
grondstof voor hormonen als oestrogeen en testosteron.
 Vetten zijn niet oplosbaar in het bloedplasma > lever voorziet ze van hydrofiele buitenlaag
van eiwitten > dit vormt een lipoproteïnen (vervoerbaar in bloedplasma)

Lever ontvangt aminozuren (door het eten eiwitten). Een deel is bruikbaar voor opbouw nieuwe
eiwitten. Een teveel kan de lever niet opslaan. Sommige aminozuren kan de lever ombouwen, andere
breekt hij af.
 Essentiële aminozuren kun je alleen via je voedsel binnenkrijgen.
 Ombouwen gebeurt via transaminering. Een aminozuur ruilt zijn aminogroep (-NH2) voor een
ketogroep (=O) van een ander molecuul. Dit laatste molecuul wordt het nodige aminozuur.

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RoosMB05. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 69052 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€2,99
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd