De procedure van hoger beroep..............................................................................................................2
De functies van hoger beroep en het object van het geding....................................................................4
Incidenteel hoger beroep........................................................................................................................7
De procedure van voorlopige voorziening............................................................................................10
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening...........................................13
Kortsluiten en doorpakken in de voorlopige voorziening.....................................................................16
Introductie
Het eerste onderwerp van deze week is de procedure van hoger beroep. Deze procedure is aan de orde
wanneer de burger en/of het bestuursorgaan het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank en
hoger beroep in wil stellen. Verschillende vragen komen aan de orde als we het hebben over hoger
beroep in het bestuursrecht, zoals: Wat zijn de instrumenten om het aantal burgers dat in hoger beroep
gaat te verkleinen? Wie kunnen hoger beroep instellen? Tegen welke uitspraken kun je in hoger
beroep en tegen welke niet? Wijkt het proces in hoger beroep af van het proces bij de rechtbank? Aan
de orde komt de procedure van hoger beroep, waarbij dieper in wordt gegaan op het object van het
geding en de regeling van incidenteel hoger beroep.
,De procedure van hoger beroep
Wie, waartegen en waar?
- Wie kan in hoger beroep gaan?
Art. 8:104 lid 1 Awb: belanghebbende en bestuursorgaan
o Belanghebbende: de eiser die in eerste aanleg beroep heeft ingesteld bij de
rechtbank. Daarnaast kunnen ook derde-belanghebbenden hoger beroep
instellen als zij het niet eens zijn met een rechtbankuitspraak.
Let op: ook in hoger beroep is art. 6:13 Awb relevant. Dit volgt uit de
schakelbepaling van art. 6:24 Awb. Deze schakelbepaling brengt met
zich dat een derde-belanghebbende in hoger beroep
beroepsgerechtigd is als hem redelijkerwijs niet kan worden verweten
dat hij geen beroep in eerste aanleg heeft ingediend.
o Uit art. 8:104 Awb volgt ook dat het bestuursorgaan dat het bestreden besluit
heeft genomen hoger beroep in kan stellen als het het niet eens is met de
uitspraak van de rechtbank.
- Waartegen kan hoger beroep worden ingesteld?
Wel → art. 8:104 lid 1 + lid 3 Awb
o Kort gezegd kan hoger beroep worden ingesteld tegen ‘normale’
rechtbankuitspraken en tegen uitspraken van de voorzieningenrechter waarin
deze ook meteen beslist in de bodemzaak. Dit wordt ‘kortsluiten’ genoemd.
Niet → art. 8:104 lid 2 Awb
o Dit artikel bevat een opsomming van uitspraken waartegen geen beroep kan
worden ingesteld, bijv. een uitspraak na een vereenvoudigde behandeling van
een zaak en het verzet.
o Verder is te zien dat geen hoger beroep open staat tegen uitspraken van de
voorlopige voorzieningenrechter. Dit lijdt uitzondering ingevolge lid 1: als de
voorzieningenrechter ook een uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak, dan
kan wel hoger beroep worden ingesteld – anders niet.
- Waar? Bij welke instantie moet het hoger beroep worden ingediend?
Vier hoger beroepsinstanties: ABRvS, CRvB, CBb of Hof
Art. 8:105 lid 1 Awb: hoger beroep kan worden ingesteld bij de ABRvS, tenzij er een
andere bestuursrechter is aangewezen in Hoofdstuk 4 van de Bevoegdheidsregeling
Bestuursrechtspraak.
Procesrecht (titel 8.5 Awb)
Welke procesrechtelijke regels gelden in hoger beroep? Het procesrecht van de hoger beroepsrechters
is uniform geregeld in Titel 8.5 Awb.
- Schakelbepaling art. 8:108 Awb
Uit dit artikel volgt dat het procesrecht dat geldt voor de bestuursrechter in eerste
aanleg grotendeels ook van toepassing is op de procedure in hoger beroep.
o Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid tot het benoemen van een deskundige
door de rechter.
- Schakelbepaling art. 6:24 Awb
Deze bepaling bepaalt dat het merendeel van de algemene bepalingen over bezwaar en
beroep ook in hoger beroep van toepassing is.
Dus de wijze van het instellen van hoger beroep, de eisen die gelden voor het
beroepsschrift en de termijn voor het instellen van hoger beroep volgen uit de
bepalingen van Hoofdstuk 6 Awb.
2
, - Uit de procedurele bepalingen van Titel 8.5 Awb valt af te leiden dat er een paar verschillen
zijn tussen de procesregels die gelden voor beroep in eerste aanleg en het hoger beroep.
Verschillen met de procedure bij de rechtbank zijn:
Uitgangspunt: een zaak wordt in hoger beroep door een meervoudige kamer
behandeld (art. 8:10a jo. 8:108 lid 1 Awb);
Het griffierecht is hoger (art. 8:109 Awb);
Regeling van incidenteel hoger beroep;
De uitspraakbevoegdheden van de rechter zijn anders.
Uitspraakbevoegdheden
- Art. 8:113 lid 1 Awb → de hogerberoepsrechter heeft twee afdoeningsmogelijkheden:
Uitspraak rechtbank bevestigen
o Al dan niet met verbetering van de gronden. Dit kan de hogerberoepsrechter
doen als bijv. de motivering van de rechtbankuitspraak niet juist is, maar dit
niet leidt tot een ander inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit.
Uitspraak rechtbank (geheel of gedeeltelijk) vernietigen en doen wat de rechtbank had
behoren te doen.
o De hogerberoepsrechter vernietigt de rechtbankuitspraak als een van de
aangevoerde beroepsgronden terecht blijkt aangevoerd of als uit de
ambtshalve toetsing blijkt dat de rechtbankuitspraak niet in stand kan blijven.
o Via de schakelbepaling van art. 8:108 Awb zijn de bepalingen die gelden voor
de procedure in eerste aanleg over de dicta en nevendicta van
overeenkomstige toepassing in hoger beroep.
o Ook geldt voor de hogerberoepsrechter de verplichting om een geschil zo
finaal mogelijk te beslechten (art. 8:41a Awb).
→ De hogerberoepsprocedure kan dus tot gevolg hebben dat het bestuursorgaan opnieuw een
besluit moet nemen. Dit is het geval als de hogerberoepsrechter de rechtbankuitspraak
vernietigt en bepaalt dat ook het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het bestuursorgaan
is dan in beginsel verplicht om een vervangend besluit te nemen. Tegen dit vervangende
besluit staat vervolgens weer beroep open bij de rechtbank en daarna hoger beroep bij de
hogerberoepsinstantie.
- Art. 8:113 lid 2 Awb
Sinds 2013 kent de Awb het instrument van de judiciële lus (ook wel ‘sprongberoep’
genoemd). Hiermee kan de hogerberoepsrechter bepalen dat tegen het nieuwe besluit
van het bestuursorgaan alleen hoger beroep kan worden ingesteld.
- Art. 8:115 Awb
Deze bepaling betreft het terugverwijzen van de zaak naar de rechtbank in eerste
aanleg. Als de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard of ten onrechte
het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard moet de hogerberoepsrechter de zaak
terugverwijzen naar de rechtbank. De rechtbank is immers nog niet aan een
inhoudelijk oordeel over de betreffende zaak toegekomen.
Indien de hogerberoepsrechter echter van oordeel is dat geen nadere handeling door
de rechtbank is vereist, mag hij de zaak ook zelf afdoen (art. 8:116 Awb).
3
,De functies van hoger beroep en het object van het geding
Deze video gaat over de functies van hoger beroep en het object van het geding. Het object van het
geding hangt af van de visie die men toekent aan het hoger beroep.
Functies van hoger beroep
In eerste aanleg bij de rechtbank is duidelijk wat het object van het geding is: de rechtbank moet
beoordelen of het bestreden besluit van het bestuursorgaan rechtmatig is. Hoe zit dat in hoger beroep?
- In de wet en de wetsgeschiedenis is niet expliciet bepaald wat het object van het geding in
hoger beroep moet zijn. De wetgever heeft dit aan de rechtspraktijk overgelaten.
- Uit de rechtspraktijk blijkt dat er in dit kader twee verschillende visies bestaan, welke
samenhangen met de drie functies die men toekent aan het hoger beroep:
1. Rechtseenheid & rechtsvorming
Informeel overleg (relevant voor het bestuursrechtspraaksysteem)
o De uitspraken van de hogerberoepsrechter zijn belangrijk voor de
jurisprudentie van de elf rechtbanken. Die rechtbanken zijn niet vrij in het
ontwikkelen van geheel eigen rechtspraak, maar moeten de
hogerberoepsrechters volgen. Ook moeten de hogerberoepsrechters zelf de
rechtseenheid tussen de vier hogerberoepsinstanties bewaken. Dat gebeurt via
informeel overleg tussen de hogerberoepsrechters.
Maar de wet kent ook specifieke instrumenten gericht op het bevorderen van
rechtseenheid en de rechtsontwikkeling:
o Grote kamer (art. 8:10a lid 4 Awb)
De meervoudige kamer kan een zaak in hoger beroep verwijzen naar
een zogenoemde grote kamer van vijf leden als dit wenselijk wordt
geacht met het oog op de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling.
o Conclusie A-G (art. 8:12a Awb)
Dit artikel biedt de mogelijkheid om een onafhankelijke conclusie te
vragen van een lid van het college. Een conclusie is een gemotiveerd
advies aan de rechter over een te nemen beslissing. Dit biedt ruimte
om een individueel geschil in een bredere context te plaatsen: de
context van de jurisprudentie en de literatuur. Op deze manier kan een
bijdrage worden geleverd aan de rechtseenheid en de
rechtsontwikkeling.
o Voorbeeld: de jurisprudentie over de vraag of een gedoogbeslissing als besluit
in de zin van de Awb is aan te merken was onduidelijk en complex. Een grote
kamer van de ABRvS (met daarin ook leden van het CBb) vroegen daarom
aan A-G Widdershoven om dit uit te zoeken. De bestuursrechters zijn niet
gebonden aan zijn conclusie. In dit specifieke geval hakte de ABRvS de
knoop door, waarbij het advies van A-G Widdershoven niet geheel werd
gevolgd. Het antwoord van de Afdeling was dat een gedoogbeslissing geen
besluit in de zin van art. 1:3 Awb is. Als in een bepaald geschil zowel de grote
kamer is ingesteld als een conclusie is gevraagd, dan weet heel
bestuursrechtelijk Nederland dat het een belangrijke uitspraak is.
2. Controlefunctie
Heeft de rechtbank het in eerste aanleg goed gedaan? Heeft ze de juiste uitspraak
gedaan, is de procedure bij de rechtbank volgens de procedurele regels gegaan?
3. Herkansingsfunctie
De partij moet in hoger beroep nogmaals een kans krijgen om de bestuursrechter
ervan te overtuigen dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
4
, Is het besluit rechtmatig?
Object van het geding
De hogere bestuursrechters zitten niet op één lijn voor wat betreft de visie op het bestuursprocesrecht.
Dat verschil heeft consequenties voor wat men aanmerkt als object van het geding.
- ABRvS
De nadruk ligt op de controlefunctie van het hoger beroep (op de rechtbankuitspraak).
Dit betekent dat het object van het geding beperkt wordt opgevat: het hoger beroep is
gericht tegen de uitspraak van de rechtbank.
Binnen deze benadering wordt het bestuursprocesrecht beschouwd als een
retrospectief proces.
- CRvB
De nadruk ligt op de herkansingsfunctie van het hoger beroep (op de
rechtbankuitspraak + opnieuw bestreden besluit). Dit betekent dat het object van het
geding ruim wordt opgevat: de hogerberoepsrechter controleert niet alleen de
uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg – in hoger beroep staat opnieuw het
bestreden besluit van het bestuursorgaan centraal.
Binnen deze benadering wordt het bestuursprocesrecht beschouwd als een integrale
beoordeling.
Ook de andere hogerberoepsrechters – de Hoge Raad en het Cbb – zitten meer op de
lijn van de CRvB.
Goede procesorde in ruime zin
De keuze voor het object van het geding heeft consequenties voor de uitleg en de toepassing van het
bestuursprocesrecht. Twee concrete voorbeelden:
1. Hoe gaat de bestuursrechter om met nieuwe gronden die voor het eerst in hoger beroep naar
voren worden gebracht? Zal de hogerberoepsrechter de nieuwe beroepsgronden meenemen in
zijn beoordeling?
De ABRvS benadert het bestuursprocesrecht als een retrospectief proces: beoordeeld
wordt of de rechtbank in eerste aanleg een juiste beslissing heeft genomen. De
consequentie hiervan is dat men in hoger beroep niet met nieuwe, niet eerder
aangevoerde beroepsgronden kan komen. De rechtbank in eerste aanleg heeft met die
beroepsgronden immers geen rekening kunnen houden bij zijn uitspraak. Dit betekent
dat beroepsgronden die voor het eerst zijn aangevoerd in hoger beroep bij de ABRvS
niet tot vernietiging van een uitspraak van de rechtbank kunnen leiden.
De CRvB gaat uit van een integrale benadering: partijen krijgen een volledige
herkansing van de procedure in eerste aanleg. De insteek is dat appellant ook een
besluit krijgt waar hij materieel recht op heeft. Dit betekent dat beroepsgronden die
voor het eerst in hoger beroep worden aangevoerd in beginsel toelaatbaar zijn. ‘In
beginsel’, want ook bij de CRvB kan de goede procesorde zich verzetten tegen het
5
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper cjjmm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.