Encyclopedie der Rechtswetenschap II – Weblecture B
Week 1: Aard van het recht
Lon L. Fuller – The Case of the Speluncean Explorers (1949)
De Specluncean Explorers zijn grotverkenners. Een groep van 5 grotverkenners gaan op
onderzoek uit. Er komt een aardbeving en ze kunnen niet meer uit de grot. Er wordt een
reddingsactie tot stand gebracht. Men vindt niet 5 grotverkenners, maar 4 levende
grotverkenners.
De grotverkenners vertellen uiteindelijk: wij hebben 1 van ons moeten opeten, want dat
was de enige overlevingskans. Hun claim is: wij zijn kannibalen, wij vinden het
verschrikkelijk, maar het moest wel, anders zouden we allemaal sterven. Dus we hebben 1
persoon opgegeten. Het slachtoffer heet Whetmore.
Hoe is het doden van Whetmore en het opeten tot stand gekomen? Whetmore had een paar
dobbelstenen bij zich. Hij stelde voor aan de groep: laten we gooien, en degene met de
slechtste worp, die wordt opgegeten door zijn collega’s. Whetmore trekt zich terug op het
laatste moment, net voordat hij moet gooien. De anderen vinden dat niet goed. Hij zegt dan:
laat iemand anders maar voor mij gooien. Die worp wordt hem noodlottig. Dat is de slechtste
worp en hij wordt opgegeten.
Hoe zet Lon L. Fuller deze casus nou op scherp? Hij doet dat op verschillende manieren,
bijvoorbeeld door een hele rigide strafwet te formuleren, die geen enkele uitzondering toelaat.
De strafwet van Newgarth kent ook maar 1 straf: de doodstraf. De vraag is dus: zijn de
grotverkenners ook schuldig aan moord, in de zin van die strafwet? De vraag is eigenlijk een
vraag van leven en dood: moeten de grotverkenners worden opgehangen als zijnde schuldig
aan moord?
In eerste aanleg komt de zaak voor een jury. De voorzitter van de jury is een jurist. Hij komt
met een hele aparte redenering: cirkelredenering. De jury zegt bij monde van die voorzitter:
als alle grotverkenners volgens de strafwet van Newgarth schuldig zijn, dan achten wij ze
schuldig en moeten zij worden opgehangen. Maar, er komt ook een verzoek tot gratie bij de
Chief Executive (uitvoerende macht, het is de president van Newgarth). Hij gaat over die
gratieverzoeken. De zaak gaat ook van het gerecht in eerste aanleg naar het Supreme Court en
daar luisteren wij lezers van de casus mee in de raadkamer van de Supreme Court van
Newgarth met de vijf rechters.
Echt gebeurd? Regina v. Dudley & Stephens (VK, 1884)
Deze casus is niet zo echt gebeurd, maar er is een beroemde casus uit de 19e
eeuw, Regina v. Dudley & Stevens waarbij iets soortgelijks gebeurde op een
sloep midden op zee. Er is een jongeman die niet meer bij zinnen is. Ook
daar was er sprake van kannibalisme en ook daar werden de mensen daarna
vervolgd.
Didactische relevantie van Lon Fullers casus van de grotverkenners
Deze casus wordt veel gebruikt. Kannibalisme is iets verschrikkelijks, maar omdat het een
fictieve casus is kan je er toch in meeleven. De casus zet belangrijke en fundamentele zaken
meteen op scherp. Er zit ook een literaire kwaliteit in de casus. Bepaalde zinsnede zijn echt
heel mooi geschreven. Natuurlijk is het belangrijk dat de belangrijkste posities en themas
binnen de rechtsfilosofie aan bod komen in de casus en veel cursusonderwerpen komen ook
aan bod die we in deze cursus behandelen.
, Encyclopedie der Rechtswetenschap II – Weblecture B
Filosofische en praktische relevantie van de casus
De casus bevat 5 rechters, 5 verschillende visies op de casus zelf, maar ook op de aard van het
recht (wat is recht). Dus op de meest fundamentele vraag die de rechtsfilosofie kan stellen.
Dat betekent ook dat rechtsopvatting en rechtsvinding onlosmakelijk met elkaar zijn
verbonden. Als je een bepaalde visie op het recht hebt, zal dat ook praktische consequenties
hebben voor de manier waarop je naar het recht kijkt en naar de manier waarop je met het
recht omgaat. Bij rechtsvinding gaat het ook om theorie en praktijk van het rechtsvindingrijke
oordeel. Dus afhankelijk van het rechtsbegrip dat men hanteert, komt men ook tot een andere
juridische uitkomst.
Er is dus een wezenlijke samenhang tussen rechtsfilosofie, rechtsvinding en rechtspraktijk. De
claim is, en daar eindigt de casus van Fuller ook mee, dat geen enkele jurist ontkomt aan de
‘eeuwige vragen’ die gesteld worden door Fuller (zie ook week 7).
Vragen
1. Hoe luidt het oordeel van Truepenny? Is zijn oordeel volgens u zuiver juridisch?
Het belang van Truepenny als eerste is dat hij de feiten van de casus geeft. Hij pretendeert
ook de perfecte oplossing te hebben.
Wat is het oordeel van Truepenny (p. 16)? Truepenny wil eigenlijk twee dingen doen. Hij wil
ten eerste veroordelen. Hij wil de rigide strafwet van Newgarth volgen. Hij kan ook niet
anders zegt hij, want er zijn geen uitzonderingen. Hij wil de grotverkenners dus veroordelen
voor moord, maar tegelijkertijd wil hij ze helemaal niet doden. Hij wil niet dat ze worden
opgehangen. Daarom zegt hij dat de perfecte oplossing is dat wij als rechters het
gratieverzoek aan de Chief Executive steunen. Dat is de perfecte oplossing. Op die manier ga
je niet in tegen de letter van de wet, want dat wil hij niet, maar tegelijkertijd kan je ook
grotverkenners vrij krijgen.
Is zijn oordeel zuiver juridisch? Als je eerst veroordeelt, en daarna een gratieverzoek steunt,
kun je zeggen dat de oplossing van Truepenny als geheel het recht te buiten gaat. Het is dus
niet zuiver juridisch.
2. Waarom meent Foster dat het recht van Newgarth eigenlijk niet van toepassing is
en welke conclusie verbindt hij daaraan?
Het betoog van Foster bestaat uit verschillende delen. Hij begint op pagina 16. De inleiding is
belangrijk, omdat hij daar gelijk laat zien wat zijn positie is, ten opzichte van de zaak maar
ook ten opzichte van zijn collega Truepenny. Hij begint met ‘I am shocked’. Dus hij is
geshockeerd dat zijn collega en zelfs de president van de Supreme Court zo een oplossing
zouden voorstellen.
Hij is het er compleet mee oneens. Hij zegt: als we die grotverkenners veroordelen, dan wordt
de rechtsorde van Newgarth zelf veroordeeld in het tribunaal van gezond verstand, omdat er
op geen enkele manier niet eens meer pretenderen om onrechtvaardig te zijn.
Hij heeft twee redeneringen om de godsverkenners vrij te pleiten:
- Redenering 1: begint bij laatste volledige alinea, p. 16
- Redenering 2: begint onderaan p. 18
Foster begint dus met compleet onbegrip ten opzichte van de positie van Truepenny. Hij zegt:
we kunnen de grotverkenners niet veroordelen, want dan worden we zelf veroordeeld door het
, Encyclopedie der Rechtswetenschap II – Weblecture B
tribunaal van ons gezond verstand. Het lijkt duidelijk dat het een verwijzing is naar een
hogere vorm van recht/rechtvaardigheid.
Dus waarom meent Foster dat het recht niet van toepassing is?
Redenering 1: het positieve recht in Newgarth met die rigide strafbepaling is niet van
toepassing, omdat de vooronderstelling van de gelding van het positieve recht is namelijk dat
er sprake is van samenleven. Foster had het over ‘peaceful co-excistence’. In de grot was er
geen sprake van samenleven, maar van overleven. Omdat er in de grot geen sprake was van
samenleven, is de noodzakelijke conclusie dat het positieve recht van Newgarth niet van
toepassing is.
Wat is dan wel van toepassing? Foster gaat daar een klein beetje schuiven.
- Hij heeft het als eerste over ‘the law of the state of nature’: het recht van de
natuurtoestand (letterlijke vertaling). Je kan het natuurrecht noemen, zoals Hobbes.
Het is in ieder geval recht dat het toestaat om in geval van overleving een ander te
doden.
- Hij heeft het ook over een ‘new charter of government’: dat kan je vertalen als een
nieuw sociaal contract. Wat is dat nieuwe sociale contract dan? Dat is die
dobbelovereenkomst. Foster lijkt te suggereren dat die dobbelovereenkomst in die
mini samenleving in de grot, is een nieuw sociaal contract. Die regels waren van
toepassing met dezelfde conclusie als gevolg, namelijk dat de andere
grotverkenners Whetmore mochten doden.
Conclusie antwoord Foster: veroordelen voor moord en dan een gratieverzoek sturen aan de
Chief Excecutive.
3. Foster betoogt dat trouw aan de wet betekent dat je als rechter het doel van de
wet probeert te realiseren. Welke argumenten voert hij daarvoor aan? Vindt u
zijn reconstructie van het doel van de wet in kwestie overtuigend?
Redenering 2: deze redenering begint met de veronderstelling dat het positieve recht van
Newgarth wel van toepassing is. Foster wil de grotverkenners vrijpleiten, dus met andere
woorden is zijn taak nu om een manier te vinden om die hele rigide bepaling buiten werking
te stellen.
- Hij begint met iets algemeens te zeggen over interpretatie: je moet als rechter altijd
redelijk/intelligent interpreteren. Hij maakt ook het onderscheid tussen de ‘letter
van de wet’ en ‘de geest van de wet’. Hij gaat iets doen met het idee van de geest
van de wet. Hij zegt dat je altijd redelijk moet interpreteren. Wat betekent redelijke
interpretatie dan? Dat betekent dat je altijd kijkt naar het doel van de wet. Juristen
noemen dat een teleologische interpretatie. Volgens Foster heeft de wet van
Newgarth ook maar 1 doel. Dat doel is afschrikking. Wat hij nu gaat doen, is laten
zien waarom de strafwet niet afschrikwekkend kon werken voor de
grotverkenners.
Foster heeft de notie van zelfverdediging (strafuitsluitingsgrond) geintroduceerd. Hij gaat nu
op p. 19, een na laatste alinea die zelfverdediging en afschrikking met elkaar verbinden.
- Er moet dus worden gekeken naar het doel, zoals hierboven is beschreven. Het
doel is afschrikking. Iemand die handelt uit zelfverdediging zal altijd zichzelf
verdedigen, en niet nadenken: nee, ik mag mij niet verdedigen, want de strafwet
zegt dat dat niet mag. Dus met andere woorden: iemand die zichzelf verdedigt,
, Encyclopedie der Rechtswetenschap II – Weblecture B
voor zo iemand werkt de strafwet niet afschrikwekkend, claimt Foster. In de grot is
de werking van de strafwet niet afschrikwekkend, dus is hij niet van toepassing, en
kun je er een uitzondering op claimen, namelijk zelfverdediging
(noodweer(exces)).
De tweede redenering sluit beter aan bij een andere stroming, namelijk bij het
constructivisme. Net als het natuurrecht, maar op een andere manier, kan je zeggen dat
constructivisme de waarde van rechtvaardigheid naar voren halen als belangrijkste waarde
voor het recht. Dworkin is de vader van het constructivisme.
De conclusie van Foster is dus: de grotverkenners gaan vrijuit.
4. Welke argumenten brengt rechter Tatting tegen Fosters methode van
rechtsvinding in?
Tatting is een aparte rechter, omdat hij uiteindelijk niet gaat beslissen. Hij neemt geen
beslissing. Hij is wel belangrijk voor Fuller. Tatting levert heel goed kritiek op de rechter die
voor hem kwam, Foster. Hij heeft zowel kritiek op de eerste als op de tweede redenering. Bij
Tatting kun je verschillende rechtsfilosofische stromingen vinden die aan hem gekoppeld
kunnen worden. Een daarvan is het rechtsrealisme, van week 3. Dat is een stroming die
vooral laat zien dat de claim van rationaliteit van het recht onhoudbaar is, omdat er altijd ook
bijvoorbeeld emoties meespelen.
Welke argumenten brengt hij in op de eerste redenering?
Kritiek op de eerste redenering: vanaf p. 20, tweede alinea van Tatting.
- Hij stelt vragen over de natuurtoestand. Hij zegt eigenlijk: Wie bepaalt de
invulling van natuurrecht? Wat is die invulling precies? Hoelang duurt die
natuurtoestand? Wanneer gaat hij precies in?
- Hij stelt ook vragen over de invulling van het sociaal contract, de
dobbelovereenkomst. Kun je uberhaupt contracteren over de dood? Is dat niet iets
heel vreemds? Is dat niet iets dat eigenlijk verboden is?
- Hij stelt ook de vraag over het terugtrekken van Whetmore: was het wel zo dat
iedereen had ingestemd met dat contract? Was het niet zo dat Whetmore zich op
tijd had teruggetrokken?
Welke argumenten brengt hij in tegen Fosters methode van rechtsvinding?
Kritiek op de tweede redenering: vanaf p. 22. Wij kijken bij deze vraag naar zijn kritiek op de
tweede redenering van Foster. Tatting heeft naar de uitzondering van zelfverdediging
gekeken. Hij heeft jurisprudentie gevonden die de redenering van Foster ondersteund, maar
hij heeft ook redenen gevonden om aan Foster te twijfelen.
Hij stelt een aantal vragen. Hij zegt: prima, er is die uitzondering die Foster presenteert en ik
heb het arrest Commonwealth v. Parry gevonden dat die uitzondering ondersteunt. Maar hoe
zit het met dat afschrikken? Is het niet zo dat straffen meerdere doelen heeft? Bijvoorbeeld
preventie, vergelding, rehabilitatie? Wat doe je nou eigenlijk als rechter vraagt Tatting zich af,
als er meerdere doelen zijn, en als die doelen elkaar ook nog tegenspreken?
Daarnaast zegt hij nog iets belangrijks, dat de uitzondering van zelfverdediging weliswaar
bestaat, maar dat de redenering daarachter anders is dan Foster die presenteert. De redenering
zegt: moord veronderstelt een ‘willful act’ (in Nederland opzet, in dit geval met
voorbedachten rade). De manier waarop Tatting die uitzondering uitlegt, waarop het aan