§ 0-Hoorcolleges strafprocesrecht
HC1A: Inleiding
Doelen strafvordering
Hoofddoel: verzekeren juiste toepassing materieel SR
Tweeledig doel: bestraffen schuldigen, maar ook voorkomen bestraffen onschuldigen. Het
laatste doel weegt erg zwaar, zie art. 338 Sv (wettig en overtuigend bewijs artikel). De kwestie
van schuldig/onschuldig is niet zwart wit. Het wordt tevens lastig, als er materieelrechtelijke
onzekerheden spelen. Is er bijvoorbeeld wel opzet?
• Voorwaardelijk opzet: bijna niemand weet wat dit is. De HR heeft wel handvaten
gegeven, maar het is vrij moeizaam te koppelen aan een kanspercentage.
• Welke twijfel is aanvaardbaar?
“Strafprocesrechtn is kiezen tussen twee kwaden”
Nevendoelen
1. Eerbiediging rechten en vrijheden verdachte
• Zwijgrecht en cautie art. 29 SV;
• Limitering voorarrest
o Mag iemand nog worden ondervraagd? Of niet? Al te veel gebeurd?
2. Eerbiediging rechten en vrijheden anderen
• Verschoningsrecht
• Slachtoffer niet nogmaals onderhoord
3. Procedurele rechtvaardigheid
• Laatste woord voor verdachte
• Spreekrecht slachtoffer: Slachtoffer is op voorhand al slachtoffer, maar
verdachte is op voorhand nog geen verdachte. In het uitoefenen van het
spreekrecht is dit dus lastig. Het is een ongelimiteerd spreekrecht, dus dit kan
wel heftig zijn.
4. Demonstratiefunctie
• Justice must not only be done, but it also must see to be done
• Geen schijn van een verkeerde procedure
Vaststelling schuld
• De materiele waarheid staat centraal
• De omvang van het onderzoek is eventueel afhankelijk van de procesopstelling.
o Actieve rol rechter;
o Magistratelijke rol OM
o Regeling rechtsmiddelen.
Actieve rol rechter
Bijvoorbeeld bij verhoren. Geen sprake van cross examination (286, 292, 315 Sv). Dit past ook
in het inquisitoir strafproces.
• VK/VS meer acquisitoir.
• Wij dus meer inquisitoir.
,Wij zijn door het EHRM meer contradictoir geworden. Daarmee wordt bedoeld dat de
opstelling van procespartijen steeds belangrijker is. Van de verdediging mag meer worden
verwacht, als ze iets belangrijk vindt voor de waarheidsvinding. Als iets in eerste aanleg door
de verdediging niet is aangevoerd, kun je daar (soms) later niet ineens meer mee aankomen.
Magistratelijke rol OM
Deze rol komt uit een inquisitoir stelsel. Hij kan ook ook komen tot vrijspraak.
Hij is nu leider van opsporing, belast met OM-afdoening. Zijn taakopvatting is nog wel
magistratelijk. Hij beslist op grond van de materiele waarheid. Hij moet ook oog hebben voor
gerechtvaardigde belangen verdachte.
Rechtsmiddelen
A. Hoger beroep: nieuwe behandeling. Ook de vragen moeten opnieuw beantwoord
worden (materieel/formeel). Grote autonomie en verantwoordelijkheid voor de hoger
beroepsrechter.
B. Cassatie: art. 79 RO – maar nu ook het belang centraal (80a RO) en daarmee materiele
waarheid.
C. Herziening ten voordele: art. 457 Sv
D. Herziening ten nadele: art. 482a Sv.
• Deze laatste twee hebben ook te maken met de materiele waarheid.
Dronken boer
Iemand was doorgereden na een ongeval, maar hij bleek niet degene te zijn die de aanrijding
had veroorzaakt. Zijn broer stelde voor om achter het stuur te gaan zitten, omdat zijn broer geen
rijbewijs had en onder invloed had gereden. De veroordeelde werd vrijgesproken, door
herziening ten voordele. De echte bestuurder kon niet meer ter verantwoording worden
geroepen. Er was zoveel tijd verstreken, dat het feit al was verjaard.
• Als iemand moedwillig instapt zoals hier, heeft dit wel iets onbevredigends (misbruik
procesrecht bijvoorbeeld).
Enerzijds wil je de materiele waarheid boven tafel, anderzijds wil je ook niet iemand achteraf
nog veroordelen. Herziening ten nadele is geen strijd met art. 68, want het is nog binnen
hetzelfde proces. Wel spanning met ne bis in idem.
Inleiding EVRM
Context opereren EVRM. Verdragsstaat staat terecht. In beginsel mogen verdragsstaten zelf
weten hoe ze tot het resultaat komen. Soms bestaat er een ruime margin of appreciation. Er
wordt vooral gekeken hoe men tot een feitelijk oordeel is gekomen. Men kan niet klagen over
een wettelijke regeling, men moet wachten tot in hun nadeel is geoordeeld. Voor de duiding
van een arrest wel lastig, want het is vaak enorm afhankelijk van de omstandigheden. Het is
een meer casusgebonden oordeel.
,Ozturk v. Duitsland
In deze zaak ging het over een botsing tegen een geparkeerde auto. Verdachte stelde verzet in
en werd gehoord in bijzijn van een tolk. Hij trok daarna verzet in, maar moest wel kosten van
tol betalen. Vraag is of dit verenigbaar is met art. 6 EVRM. Het artikel gaat over criminal
charges. In dat geval, moet een tolk kosteloos zijn. Hier was het verweer dat het geen strafzaak
was, maar een ordnungswirdigkeit. Een bestuursrechtelijke boete dus.
Het Hof zegt: staten mogen onderscheid maken tussen strafbare feiten. Als je een feit echter
anders noemt en dat ervoor zorgt dat dit leidt tot buiten toepassing laten art. 6. EVRM, zou dat
leiden tot een resultaat dat onverenigbaar is met het object en purpose van het verdrag.
Wat is een criminal charge?
1. Behoort feit tot nationaal strafrecht?
2. Wat is het karakter van de overtreding?
3. Wat is de aard en zwaarte van de straf?
Criteria 2 hier doorslaggevend. Het karakter van de overtreding was hier wel strafrechtelijk.
Daarom art. 6 EVRM wel van toepassing. De Duitse staat werd veroordeeld.
Het gaat dus niet om een toetsing van wettelijke regelingen, maar om het feit dat ze werden
losgeknipt van art. 6 EVRM. Wat moeten wij hiermee? Als een bepaalde uitleg er is, dan kunnen
staten zich daar niet zomaar aan onttrekken. Als je te maken hebt met een nationaalrechtelijk
vraagstuk, moet je blijven kijken naar het EHRM.
Positieve verplichtingen
EVRM heeft uitdrukkelijk negatieve en positieve verplichtingen. Een relatief nieuw leerstuk
is de impliciete, positieve verplichtingen. Dit zijn dan geen expliciete, maar het wordt er wel
ingelezen. Voorbeeld voor materieel strafrecht: Ernstige inbreuken op de seksuele integriteit,
moeten strafbaar worden gesteld. Dit staat in art. 2 EVRM ook. In art. 3 & 8 EVRM staat dat
er een verplichting is tot strafbaarstelling van inbreuk op de seksuele integriteit.
Formeelrechtelijk: Als er een vermoeden bestaat van een inbreuk, moet er ook echt wat
gebeuren. Als er dan evident te weinig is gedaan, kan dat schending van art. 3/8 EVRM
opleveren. Deze positieve verplichtingen zijn niet altijd even duidelijk. Het is in ontwikkeling.
Er is relatief weinig rechtspraak.
HC1B: Voorbereidend onderzoek
Legaliteit en overheidsoptreden
Bewijs moet onmiddellijk worden gepresenteerd (ter terechtzitting) –
onmiddellijkheidsbeginsel. Uitgangspunt. Grootste deel is echter tijdens vooronderzoek. Daar
alles al gevonden en gepresenteerd. Daarom van belang dat het volgens de regels gaat, omdat
de rechter vaak pas tijdens zitting de informatie krijgt – hij kan dan nog vragen hebben aan
bepaalde getuigen, maar dat kan dan eigenlijk niet. Rechter wil soms meer dan hij kan/mag.
Paar jaar geleden soort crisis in de opsporing. Groei georganiseerde misdaad aanpakken. Was
echter grotendeels onttrokken aan de rechter. Normering vooronderzoek is erg belangrijk.
, Art. 1 Sv is niet per se nodig, zonder het artikel zou het ook al via Gw en EVRM worden
genormeerd.
• Wat de burger mag, mag de politie ook
• Elke grondslag behoeft grondslag in w.f.z.
Doelbinding: wordt het middel niet voor een verkeerd doel gebruikt?
Proportionaliteit: is het middel geschikt?
Subsidiariteit: kon het ook met een lichter middel?
Deze beginselen spelen bij het gebruiken van onderzoeks- en opsproringsbevoegdheden. Er is
altijd een bepaalde spanning met legaliteit, door flexibiliteit enerzijds en anderzijds de
rechtsstaat (want je kunt niet alles in detail regelen).
Taakstelling en bevoegdheid
Welke bevoegdheidsverdeling is er? Wie hebben de bevoegdheden?
Art. 141 Sv: gewone opsporingsambtenaren
• Politieagent;
• Hulpofficier, normale officier;
• Werkterrein is heel erg breed.
Art. 142 Sv: BOA’s (vooral thematisch)
• Boswachter bijvoorbeeld;
• Leerplichtambtenaar;
• Handhaver openbare ruimte (avondklok bijv.)
(Art. 2 voor 2012) Art. 3 Politiewet 2012
De politie heeft als taak:
• In ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag;
• In overeenstemming met de geldende rechtsregels;
• Te zorgen voor;
• De daadwerkelijk handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die
deze behoeven.
Geeft de mogelijkheid om daadwerkelijk handelingen te verrichten.
Daadwerkelijke handhaving
• Strafrechtelijk deel
• Niet-strafrechtelijk deel
In art. 11 Politiewet staat handhaving van de openbare orde. De hulpverleningstaak staat daar
ook.
• In geval van handhaving van de openbare orde, is de burgemeester degene die daarover
gaat.
• Als sprake is van handhaving van de rechtsorde, dan is de OvJ de baas van de politie,
art. 12 Politiewet.
Soms overlappen handhaving van de openbare orde en de rechtsorde elkaar. Als het gaat om
handhavingsbeleid in ruim zin, dan moet dat worden gecoördineerd.
• Dan overlegt de politie zowel met de OvJ als met de burgemeester.