Schenk- erf- en overdrachtsbelasting
Hoorcolleges
AFRONDINGEN:
Erfbelasting:
o Vrijstelling partner: 650.000
o Kinderen en kleinkinderen: 20.000
o Overigen: 2.000
Schenkbelasting:
o Kinderen: 6.000
o Overigen: 3.000
Tariefschijf:
o 1e schijf: tot 120.000
HC1
Belastbare feit
Art. 1 Sw
Je wordt naar het BW geleid.
‘Krachtens erfrecht’ en ‘krachtens schenking’: zo ga je naar BW.
o Boek 4 BW: erfrecht
o Boek 7 BW: art. 7:175 BW: definitie van schenking
Je wilt iemand verrijken als schenker.
Art. 1 WBR: er wordt overdrachtsbelasting geheven.
o Art. 2: hier begin je: belastbaar feit voor overdrachtsbelasting.
Verkrijging van onroerende zaken, in NL gelegen
Art. 3:84 BW: wijze van eigendomsverkrijging van onroerende
zaken.
Erfrecht: van wie erven: iemand die in Nederland woont (erflater/schenker)
o Je moet de vraag stellen ‘van wie’, terwijl ontvanger betaalt.
o Art. 36 Sw: wie moet belasting betalen: de verkrijger.
Er zijn dus 3 belastbare feiten:
o 1. Verkrijging krachtens erfrecht van iemand die in Nederland woonachtig
is/was
o 2. Verkrijging v.e. schenking van iemand die in Nederland woonachtig is
o 3. Verkrijging van onroerende zaken in Nederland gelegen
o Verkrijger moet belasting betalen, maar je moet kijken naar de andere partij.
Wonen is daarbij belangrijk.
Ook bij WBR: art. 2: objecten in Nederland, dus ook weer nationaliteit.
Fictiebepalingen
In de Sw.
Art. 10 Sw
o Als je het civielrechtelijke uitgangspunt genomen hebt, kan je hebben dat je
een ovk hebt die niet erfrecht is, maar die je wel zo kan behandelen.
o Het wordt geacht krachtens erfrecht te zijn.
, o Uitkering van NN van levensverzekering wordt als erfrecht gezien, maar dat is
het niet echt. Je brengt het onder art. 1 Sw.
Art. 13 Sw
o Dat gaat over de levensverzekering.
o De ficties staan dus in artikelen, dus zoek de artikelen, anders is de fictie er
niet.
Art. 2 lid 2 WBR: bij bepaalde samenstel van rechtshandelingen doen we alsof je
eigenaar bent geworden. Dit gaat om economisch eigendom. Er is geen sprake van
verkrijging van onroerende zaak, maar wellicht dus wel van economisch eigendom en
dan kan ook overdrachtsbelasting zijn verschuldigd.
Kleine casus
Tante woont in Canada.
Tante woont niet in NL, dus eigenlijk geen erfbelasting e.d.
Art. 3 Sw: woonplaatsfictie.
o Als je binnen 10 jaar in NL hebt gewoond, dan wordt ze geacht in NL hebben
gewoond. Dus dan is het alsnog belastbaar feit.
Ze is 7 jaar geleden vertrokken, dus dan geldt de fictie.
Ficties zijn de uitzonderingen.
De fictie geldt alleen als tante NL-nationaliteit heeft. Dus als ze haar nationaliteit
heeft gewijzigd, dan gaat die fictie niet op.
De dingen gelden altijd voor zowel schenk- als erfbelasting
Art. 3 lid 2 Sw: alleen schenkbelasting
o Als je niet in NL woont en je bent half jaar geleden verhuisd met andere
nationaliteit.
o Ook voor schenker van niet-Nederlander geldt lid 1 van hierboven. Dit gaat
over schenking binnen een jaar, dan geldt de fictie van lid 1 wel.
Bij overdrachtsbelasting kijk je alleen naar waar het object ligt.
Art. 4 AWR: hoe weet je waar iemand woont.
o Algemene fiscale spelregel: waar woon je eigenlijk?
Dit wordt naar ‘omstandigheden’ bepaald.
Kijk niet te formeel/administratief
Kijk waar het leven van de tante zich afspeelt. Als je in België
woont, maar je leeft je leven in Nederland, dan ‘woon’ je in
Nederland. Waar je ingeschreven staat, is dus zeker niet de
hoofdregel.
Arrest Hof Den Bosch:
o Iemand uit Puerto Rico had veel geld, miljoenenbedrijf. Was hij tijdelijk hier,
wilde hij zich vestigen? Hij trok door Nederland rond. Hij kwam in ziekenhuis
Groningen terecht en overleed.
o Vraag is nu waar woont meneer? Puerto Rico? Nederland?
o Rechter: het leven speelt zich af in Puerto Rico. Het boek waar meneer in aan
het lezen was, lag in Puerto Rico en zijn horloge lag ernaast. Het leven was
dus nog in Puerto Rico. Dus geen NL-erfbelasting.
NB: alles wat met ondernemingsvermogen te maken heeft hoef je niet te leren.
,Vervolg tante?
In NL heb je art. 1 Sw en ficties zoals art. 3.
Heb je dat in elk land? Nee, elk land heeft een eigen art. 1 en eigen ficties eventueel.
Wellicht schrijven landen op, waar woont verkrijger? Dan kan je dus dubbel belast
worden of juist dubbel niet-belast.
Bijv. als iemand overlijdt en een Duitser verkrijgt van een buitenlander die een huis in
NL heeft, dan betaald die wel erfbelasting over de onroerende zaken. Dit hebben we
in NL niet meer, maar andere landen wellicht wel.
Zo heeft elk land andere spelregels. Soms dus wel 4 of 5 keer erfbelasting
verschuldigd.
, HC2:
Vorige college
Zorg dat je de 3 belastbare feiten hebt.
Gift
Art. 1 lid 7 Sw: de gift ontbrak tot dit lid, hier staat de gift in.
o Waar schenking staat kan je het ook zien als gift bedoeld in 7:186 BW.
o 7:175 BW: legt klemtoon op ovk. 186 gaat over iedere handeling, dus ruimer.
Gift is dus genus. Bij schenkbelasting pak je dus ook handelingen mee, dus
blijf je niet per se bij de civielrechtelijke betekenis van schenking. Je pak ook
alles mee van gift.
Gift is bijv. als je huis dat 300.000 waard is, verkoopt voor 200.000.
Het is geen schenkingsovk, maar een koopovk, dus een gift.
o Schenking wordt dus uitgebreid met gift.
Maatstaf van heffing
Waarover is (erf)belasting verschuldigd bijv.
o Bijv. de bankrekening is de maatstaf van heffing. Je erft een miljoen, dus je
betaalt over een miljoen, vrijstellingen even weggelaten.
Voordat je dan naar het tarief gaat, kijk je naar eventuele vrijstellingen.
Art. 21 Sw: een kernartikel. De waarde in het economisch verkeer. Bankrekening is
makkelijk, maar als je bijv. een auto of fiets hebt, dan ga je naar 21 lid 1 Sw. De auto
is bijv. nog 20.000 waard of is het een oude fiets en is het te verwaarlozen.
o Waarde ec. verkeer: wat een gek ervoor geeft. Wat je op de markt onder
ideale omstandigheden met de ideale koper kan krijgen voor je goed.
o Je kijkt naar waarde t.t.v. verkrijgen, dus op moment schenken/overlijden.
Huis
Wat je vaak erft is een huis. Wat is zo’n pand waard.
Geen art. 21 lid 1 Sw.
WOZ-waarde is de waarde v.h. huis: art. 21 lid 5 Sw.
Je gaat terug naar 1-1 van jaar overlijden, dan krijg je WOZ-waarde en dat is de
waarde.
Kapstokje voor actief/passief: art. 5 Sw en art. 20 lid 3 Sw: je gaat uit v.d.
overlijdensdatum. Als je iets verkrijgt zet je het op actief en dan dus ook op passief.
Als je een schuld hebt, mag je die ook aftrekken van verkrijgingen, want die trek je
normaal ook af van actief.
o Bijv. VvE maken door notaris: zijn kosten v.d. erfenis. Het zijn kosten die zijn
gemaakt na overlijden, dus mag je niet aftrekken van erfenis. Heeft niks te
maken met de verkrijging.
Fiscale wetgever is mild: kosten van begrafenis mag je aftrekken van de verkrijging,
zie art. 20 lid 3 Sw.
o Logica: maak het niet te gek op de begrafenis, dat zegt de fiscus. Keurige
factuur mag je aftrekken, maar een heel diner en feest mag het niet worden.
Kijk dus naar de filosofie.
Art. 9 jo 52 WBR: waarde ec. verkeer. Wat iemand ervoor wilt geven is de waarde ec.
verkeer. Zie beschrijving erboven. In wereld overdrachtsbelasting werk je niet met