Tentamen grondslagen 4 november
Samenvatting colleges + hoofdstukken (Burgers’ Boek eerst)
Hoofdstuk 1: kritisch denken
Kritisch denken helpt je om problemen goed te analyseren, te formuleren en dat je informatie
zonder meer accepteert.
Hoofdstuk 2: argumentatie & conclusie
Een redenering of argumentatie bestaat altijd uit een
standpunt/conclusie/stelling/gevolgtrekking en een argument/premisse. Hij bestaat dus altijd
uit 2 delen (niet elke zin uit 2 delen is een redenering).
● Signaalwoorden kunnen helpen met het aangeven van een redenering; deze hoeven
er niet altijd in te staan, deze kun je soms ook toevoegen zonder moeite.
○ Na dus, derhalve, daarom, daaruit etc. volgt een standpunt
○ Na want, omdat, immers, aangezien etc. volgt een argument
● De argumenten voor een standpunt worden ook wel argumentatie genoemd
Bij meningsverschillen heb je proposities:
● Bij 1 propositie: enkelvoudig
● Bij meerdere proposities: meervoudig
Aantal posities die zijn ingenomen ( dus de partij met verdedigingsplicht)
● 1 positie: niet gemengd
● Meer posities: gemengd
Hoofdstuk 3: redeneringen ontleden
Er bestaan verschillende soorten argumentatiestructuren
1. Enkelvoudige argumentatie: een argument + stelling
2. Meervoudige argumentatie: meer argumenten + stelling (A1, A2)
3. Onderschikkende argumentatie: relatie onderling de argumenten + stelling (A1,
A1A1)
4. Complexe argumentatie: combinatie van ev, mv en onderschikkend (bv A1 met
daaronder A1A1 en A2A1)
5. Contra-argumenten: vallen juist het standpunt aan en worden aangegeven met C1
bv. Kunnen ook tegen een argument gericht zijn.
Hoofdstuk 4: geldige en ongeldige conclusies
● Logisch geldige redenering: een conclusie die dwingend volgt uit de argumenten
○ Zijn lastig te herkennen, omdat veel ongeldige geldig lijken.
● Syllogismen: uitspraken waar 1 algemene redenering wordt gekoppeld aan
bijzondere gevallen bv 1 iemand
○ Bestaan vaak uit 2 premissen en 1 conclusie
○ Van de premissen kan je venn diagrammen tekenen om te laten zien dat de
conclusie wel of niet noodzakelijk volgt uit de premissen. Als het alleen in het
ene plaatje voor kan komen, zeggen we dat de redenering geldig is.
3 punten:
1. Logische geldigheid is strenger dan ‘zou kunnen’
2. Geldige en ongeldige redeneringen lijken op elkaar
3. Op grond van de vorm kan je zien of iets geldig is
, Conditionele redenering: premisse 1 is een conditionele uitspraak, 2e beschrijft wat er
gebeurt als er aan de voorwaarde wordt voldaan:
Geldig Niet geldig
Als p, dan q Als p, dan q
P Q
___________ ____________
Dus q Dus p
Als p, dan q Als p, dan q
Niet q Niet p
___________ ____________
Dus niet p Dus niet q
Hoofdstuk 5: logisch nadenken II
● Voldoende: er zijn ook andere opties dan regen als bijvoorbeeld de straat nat wordt.
Regen is wel een voldoende voorwaarde, maar geen noodzakelijke.
● Noodzakelijk is dat er geen andere mogelijkheid is dan die ene conditie; bv om een
weduwe te worden moet je echtgenoot overleden zijn.
=> moet je kunnen onderscheiden!!!
Hoofdstuk 6: helder denken in categorieën
● Als je een verzameling onderverdeelt, moet je ervoor zorgen dat onderdelen elkaar
niet overlappen of uitsluiten. Alle onderdelen samen moeten namelijk volledig zijn.
○ Bij onderzoek bijvoorbeeld gebruik je deelvragen en die moeten samen
ervoor zorgen dat de hoofdvraag volledig wordt beantwoord.
Hoofdstuk 7: informele drogredenen
● Formeel: ondeugdelijk omdat het niet logisch geldig is
● Informeel: ondeugdelijk om een andere reden dan logische geldigheid
Vaak heb je wel door dat iets niet klopt, maar weet je niet precies waarom!
Informele drogredenen:
1. Stroman: dat je een verdraaide versie van het standpunt van de tegenstander
aanvalt. Bv dus je wil bezuinigen op kaas? Wil je kaas dan verbannen?
2. Ad hominem: dat je ipv het standpunt de persoon aanvalt
3. Post hoc: dat je stelt dat als B na A komt, dat A ook B heeft veroorzaakt.
4. Overhaaste generalisatie: algemene uitspraak die gebaseerd is op een paar
gevallen. Let hier op met generaliseren!