Dit document bevat volgende hoofdstukken:
- Fenomenologie: afasie
- Taal screenen bij volwassenen
- Taaldiagnostiek bij volwassenen
- Afasiediagnostiek bij volwassenen
- Afasiediagnostiek testen op andere ICF-niveaus
- Cognitieve communicatiestoornis
Taal diagnostiek bij volwassenen
Taal diagnostiek bij volwassenen ........................................................................................................1
1 Fenomenologie: afasie .....................................................................................................................2
Betekenis van afasie........................................................................................................................2
Prevalentie en incidentie.................................................................................................................2
Oorzaken afasie ..............................................................................................................................2
Symptomen van afasie ....................................................................................................................3
Taalverwerking en afasie: woordniveau ..........................................................................................5
Classificatie/taxonomie van afasie: afasiesyndromen ......................................................................9
2 Taal screenen bij volwassenen ....................................................................................................... 13
Afasie screenen............................................................................................................................. 13
3 Taaldiagnostiek bij volwassenen .................................................................................................... 15
Medische diagnostiek ................................................................................................................... 15
Onderzoeksdoelen ........................................................................................................................ 16
Bottom-up onderzoeksfocus ......................................................................................................... 16
Top-down onderzoeksfocus .......................................................................................................... 16
4 Afasiediagnostiek bij volwassenen ................................................................................................. 18
Uitgebreide stoornis testen ........................................................................................................... 18
Specifieke stoornis testen ............................................................................................................. 19
5 Afasiediagnostiek testen op andere ICF-niveaus ............................................................................. 22
Onderzoeksinstrumenten.............................................................................................................. 22
Overzicht ...................................................................................................................................... 23
6 Cognitieve communicatiestoornis .................................................................................................. 24
Betekenis ...................................................................................................................................... 24
Prevalentie en incidentie............................................................................................................... 24
Oorzaken ...................................................................................................................................... 25
Symptomen cognitieve stoornissen ............................................................................................... 25
Symptomen cognitieve communicatiestoornis .............................................................................. 29
Classificatie in syndromen ............................................................................................................. 31
, 1 Fenomenologie: afasie
Betekenis van afasie
Afasie is een taalstoornis veroorzaakt door een focaal hersenletsel nadat de taal verworven is
o Taalstoornis: het is een centrale stoornis waarbij de vier taalmodaliteiten (luisteren,
spreken, lezen en schrijven) in meer of mindere maten aangetast zijn.
o Hersenletsel: er moet een aantoonbaar hersenletsel zijn, zichtbaar op beeldvorming,
om van afasie te spreken.
o Focaal: het hersenletsel heeft een duidelijke focus wat een meerwaarde is voor
anatomoklinische correlaties: de onderzoeker koppelt de plaats van het letsel aan de
symptomen die hij hoort/ziet en legt zo verbanden.
o Verworven: verkregen, als gevolg van iets anders.
Afasie heeft een impact op
- Communicatieve vermogen van mensen (activiteiten)
- Sociaal functioneren (participatie)
Afasie kan leiden tot sociaal isolement
Prevalentie en incidentie
Incidentie = aantal nieuwe gevallen in een specifieke periode
- CVA in België
o 200-230 per 100 000 inwoners per jaar
19 000 gevallen per jaar
52 gevallen per dag
15% >65jaar
43% >85jaar
- Afasie Nederland + België
o 20 000 mensen per jaar
15-38% als gevolg van een beroerte
Oorzaken afasie
Cerebrovasculaire aandoening (CVA)
- ‘Beroerte’ of ‘attaque’
- CVA kan twee oorzaken hebben
o Ischemische CVA (80%): de bloedtoevoer naar de hersenen is afgesloten
(= hypoperfusie) door een embool of trombus: bloedprop zorgt voor een
verminderde doorbloeding of afsluiting
o Hemorragisch CVA (20%): bloed kan uit de bloedbaan ontsnappen door een
scheur in het bloedvat (= hyperperfusie)
Traumata
- Trauma capitis = hoofdtrauma
o Letsel aan de schedel en/of hersenen
o Daarom ook wel ‘craniocerebraal’ trauma (vb tak op het hoofd, verkeersongeval,…)
Cranio = schedel, cerebraal = hersenen
Tumoren
- Abnormale gezwellen, ruimte-innemend proces
o Primaire tumoren = ontstaan binnen het zenuwstelsel
o Secundaire tumoren = dringen het zenuwstelsel binnen na metastase vanuit andere
weefsels
, - Classificatie naar het weefsel waaruit ze ontwikkelen
o Meningeoom = uit de meningitis/hersenvliezen
o Glioom = uit de neuroglia/steuncellen
- Jaarlijks ±800 nieuwe patiënten met een hersentumor
Infecties
- Verstoren de normale functies van het zenuwstelsel
- Sprake van infectie wanneer ziekteverwekkende organismen in het weefsel binnendringen
en zich vermenigvuldigen
- Het gevolg is
o Plaatselijke ontsteking
o Ziekte van het hele organisme
- Classificatie naargelang de plaats van de ontsteking
o Meningitis = hersenvliesontsteking
o Myelitis = ruggenmergontsteking
Intoxicaties en vitaminedeficiënties
- Verstoren de normale werking van de hersenen
- Giftige stoffen kunnen van twee plaatsen komen
o Van in het lichaam zelf (bv slecht functionerend orgaan)
o Buiten het lichaam (bv drugs, alcohol, medicatie,..)
(Neuro)degeneratieve aandoeningen
- De stoornis wordt in de loop der tijd erger en is onomkeerbaar
Fasen in het herstelproces
- Acute fase = eerste 2-3 weken = zodra de patiënt medisch stabiel is kan revalidatie starten
- Revalidatiefase of letselfase = 4-6 maanden na het ontstaan = fase waarin grootste herstel
plaatsvindt, sterk individueel bepaald
- Chronische fase = na 4-6 maanden = fase waarin vaardigheden worden geleerd die leiden tot
betere communicatie en grotere zelfredzaamheid
Symptomen van afasie
Syndroom = een cluster van symptomen
Linguïstische niveaus
- Fonologie = leer van de spraakklanken (fonemen) met hun disctinctieve kenmerken die een
betekenisonderscheidende functie hebben
- Semantiek = betekenisleer
o Objecten worden geïnterpreteerd in het subsysteem ‘visuele semantiek’
o Woorden worden geïnterpreteerd in het subsysteem ‘lexicale semantiek’
- Syntaxis = beschrijving van de wijze waarop inhouds- en functiewoorden een grammaticale
structuur (= zin) vormen
Fonologische en/of semantische stoornissen veroorzaken problemen met inhoudswoorden
Syntactische stoornissen veroorzaken grammaticale problemen
Fonologische symptomen: klankniveau (zichtbaar op woordniveau: taalproductie)
- Versprekingen of slips of the tongue
o Voor elke 1000 gesproken woorden, maken we één of twee fouten
o Een spreekfout komt ongeveer elke zeven minuten voor in ononderbroken
gesproken taal
o Elke dag maken we ongeveer 7-22 versprekingen
, - Fonologische/fonematische parafasieën = fouten in mondelingen klankproductie
o Substituties = één of meer klanken vervangen (tafel – katel)
o Deleties = één of meer klanken weglaten (tafel- afel)
o Transposities = één of meer klanken verwisselen (tafel – fatel)
o Addities/inerties = één of meer klanken toevoegen (tafel – tafsel)
- Fonologische/fonematische paragrafieën = schrijffouten
- Fonologische/fonematische paralexieën = leesfouten
- Neologismen = nieuw woord, doelwoord is niet meer herkenbaar
- Fonologisch jargon = wanneer de spontane taal vol zit met fonematische parafasieën
waardoor de boodschap moeilijk begrijpbaar is
- Conduit d’approche = fonologisch zoekgedrag, maar het doelwoord wordt bereikt
- Conduit d’écart = fonologisch zoekgedrag, maar het doelwoord wordt niet bereikt
Lexicale symptomen: woordniveau
- Lexicale stoornissen of woordvindingsmoeilijkheden = anomie
- Verschillende types anomie
o Productieve anomie = kan het concept verwoorden, maar het doelwoord niet
oproepen
‘Het ligt op het puntje van mijn tong’
Fonologisch cuen helpt = de eerste letter geven
Zichtbaar in taalproductie
o Selectieve anomie = kan het concept verwoorden, maar het doelwoord niet
oproepen
‘Het ligt op het puntje van mijn tong’
Fonologisch cuen help niet
Hij kan wel het juiste woord selecteren uit een reeks van
(betekenisverwante) woorden
Zichtbaar in taalproductie
o Semantische anomie = kan het concept niet verwoorden en het doelwoord niet
oproepen
Fonologisch cuen of laten selecteren helpt niet
Het woord wordt vaak niet begrepen
Zichtbaar in woordbegrip en woordproductie
- Verbale parafasieën (problemen met koppelen van concept aan doelwoord)
o Semantische parafasie = doelwoord wordt vervangen door een betekenisverwant
woord (stoel – tafel)
Cohyponiem = vervanging door een betekenisverwant woord (broek – hemd)
Hyperoniem = het doelwoord wordt vervangen door een verzamelnaam
(broek – kledij) (tafel – meubel)
Hyponiem = tegenovergestelde van hyperoniem (meubel – tafel)
Circumlocutie = doelwoord wordt vervangen door een omschrijving (broek –
iets om aan te doen met lange pijpen)
o Irrelevant of ongerelateerde (semantische) parafasie = er is geen relatie tussen het
doelwoord en het vervangen doelwoord (kerk – kop)
o Verbale parafasie = wanneer we zowel semantische als irrelevante parafasieën
bedoelen
Gelijkaardige fouten bij schriftelijke taalproductie: semantische paragrafieën
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper feebourgeois. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,09. Je zit daarna nergens aan vast.