Samenvatting Cohesie en Identiteit
Cohesie = de kleefkracht van de samenleving, ofwel: hoe mensen zich tot elkaar verhouden
Cohesie omhoog Solidariteit omhoog
Cohesie omlaag Solidariteit omlaag
Solidariteit = saamhorigheidsgevoel
Emile Durkheim (Twee vormen van solidariteit)
Sociale solidariteit Morele solidariteit
De relatie ontstaat vaak uit de context van We zien in dat de ander gelijkwaardig is
liefde/ liefdadigheid (bijv. uit medelijden de rol
van hulpverlener op je nemen)
Le Suicide (zelfmoordstuide Durkheim) EAAF-typen:
- Egoïstisch (te weinig binding met de samenleving = weinig cohesie),
- Anomische (normloosheid)
- Altruïstische (té veel binding met de samenleving = te veel cohesie),
- Fatalistisch (te veel controle)
Industrialisering/ FR-revolutie
Mechanische solidariteit Organische solidariteit
Collectieve identiteit Gefragmenteerde identiteit
Duidelijke arbeidsdeling (man, vrouw, leeftijd) Gespecialiseerde arbeidsdeling
Zelfde cultuur Gefragmenteerde cultuur
,- Robert D. Putnam (Bowling Along) = ‘’veel meer mensen zijn gaan sporten, maar wel
individualistischer (bowlen) … steeds minder binding met de samenleving, wel meer gaan
deelnemen
- Robert D. Putnam (sociaal kapitaal) = de connecties die we hebben zorgen voor de juiste
hulpbronnen, des te verder we in het leven komen
- Robert D. Putnam (BBL-vormen sociaal kapitaal): Bonding, Bridging, Linking
, Tot 1960/1970 verzuiling:
Katholieken (=KVP), Protestanten (=CHU), Socialisten (=PVDA), Liberalen (=VVD)
➢ Na 1960/1970 ontzuiling > men werd nu niet meer met een identiteit geboren > begon
zich af te vragen wie ze waren: identiteitsvraagstuk komt op (WW+R) (= relationeel
concept)
Wie ben ik Wie ben ik in relatie tot een ander?
A B
• Gevolgen van identiteit (WW) = door constant de verschillen te benadrukken, bestaat de
kans dat ons ‘anders voelen’, dit anders voelen kan gepaard gaan met een gevoel van beter
of slechter > gevaarlijk! (zie ras/etniciteit)
Essentialisme Constructivisme
‘’identiteit is een gevolg van natuurlijke ‘’Identiteit zit niet in ons, maar komt/
krachten’’ wordt gevormd door ons handelen
‘betekenis geven’ ‘’
Bijv. genderidentiteit (…) is het gevolg van
biologische aspecten
Eigenschappen essentialisme (ANO)
1. A-historisch (cultuur is niet
gebonden aan context en
dynamiek),
2. Noodzakelijk,
3. Onveranderlijk
Problemen met essentialisme (HROI)
1. Historisch (wel gebonden aan
context en dynamiek, cultuur staat
niet vast)
2. Reductionistisch (maakt identiteit te
simpel tot en gegeven, terwijl er
altijd nuance valt aan te brengen)
3. in de (psycho)biologie nog steeds
discussie of identiteit wel van
‘binnenuit’ komt,
4. Ideologisch (wat wij denken dat
natuurlijk is, is niet altijd natuurlijk)
Ervin Goffman (Chicago School, tegenhanger
van Atlanta School)
, The Presentation of the Self in Everyday life (Ervin Goffman) = Theoretische metafoor: iedereen
speelt rollen, waardoor we weten wie we zijn. Deze rollen geven ons dus identiteit
Dramaturgisch perspectief (KFB) ~
• Keeping Faces = je wilt dat de ander alleen maar het positieve van jou meekrijgt
• Frontstage = front en back stage zijn twee verschillende contexten waarin je je bevindt
• Backstage = front en back stage zijn twee verschillende contexten waarin je je bevindt
Judith Butler (filosoof): identiteit is een illusie: we hebben het idee dat er iets is als cultuur, en
daardoor handelen we op basis van onze ideeën
➢ Er is geen identiteit die voorafgaat aan cultuur = cultuur ontstaat pas bij interactie,
➢ Er is geen onderscheid tussen gender (sociaal-cultureel) en sekse (biologisch)
➢ We kunnen onze culturele werkelijkheid niet waarnemen zonder identificatie/ paradigma
Judith Butler (filosoof): we zijn gebonden aan culturele regels. We vormen dus identiteit door binnen
de regels te blijven
Judith Butler (filosoof): Becoming a gendered body = door identiteitsperformance socialiseren we
onze lichamen in de jeugd bij welk gender dit zou moeten horen
Judith Butler (filosoof): Gender Trouble = door culturele systemen aan te passen kan je gender
aanpassen (interventiemodel pragmatiseren)
• Intersectionaliteit = gender staat niet op zichzelf, maar heeft overlap met verschillende
variabelen (leeftijd, etniciteit, x(n))
• Persoonlijke politiek = heel veel politieke conflicten ontstaan / zijn rondom
identiteitsvraagstukken > omdat identiteit dusdanig onderhevig is aan verandering
Onze identiteit (…)
1. De manier waarop we onszelf zien, en de manier waarop we ‘anderen’ zien,
2. Onze ervaringen,
3. De manier waarop we onszelf uiten,
4. Onze lichamen
➢ Tegelijk…
1) Verbonden en beperkt door de lokale culturele definities van de werkelijkheid,
2) Verbonden met wereldlijke culturele krachten en markten,
3) Onderhevig aan sociale verandering
OCRI = ongelijkheid, cohesie, rationalisering/modernisering, identiteitsvraagstuk
C&I + R (Cohesie en identiteit hangen samen met rationalisering/modernisering) > ITG = drie
processen die daarbij gepaard gaan: (1) Individualisering, (2) Technologisering, (3) Globalisering