Basisinformatie Regionale Crisisbeheersing
Hoofdstuk 1. Inleiding
De Wet Veiligheidsregio’s (Wvr) vormt de basis waarop in Nederland de regionale crisisbeheersing is
georganiseerd. Met de wet kwam het beheer van de brandweerkorpsen in handen van de 25
veiligheidsregio’s, net als de meldkamerfunctie en de ambulancevoorziening. Ook staat in de wet dat
de voorzitter van de veiligheidsregio, de burgemeester van de grootste gemeente in dat gebied is.
Sinds de terroristische aanslagen in NY (2001), Madrid (2004) en Londen (2005), en de uitbraak van
verschillende dierziekten, spreken we niet meer alleen van rampenbestrijding, maar vooral over
crisisbeheersing.
Hoofdstuk 2. Wetshistorie
Klassieke rampen zijn vooral rampen als grootschalige ongevallen, branden en overstromingen.
Sinds de invoering van de Wet rampenplannen in 1981 ligt het zwaartepunt van de
rampenbestrijding bij de gemeenten. In 1985 werden de Brandweerwet en de Wet rampen en zware
ongevallen ingevoerd. In 1991 volgde de wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.
Met de invoering van de Wet Veiligheidsregio’s in 2010 kwam daar verandering in. Door deze wet
zijn de gemeenten verplicht om in regionaal verband een veiligheidsregio te vormen. Het bestuur van
de veiligheidsregio heeft op grond van de Wvr een coördinerende rol bij rampenbestrijding en
crisisbeheersing. Een andere ontwikkeling van de afgelopen jaren, is dat de betrokkenheid van de
rijksoverheid bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing is toegenomen.
Bij een Ramp is er sprake van een bedreiging van de fysieke veiligheid; in het geval van een crisis kan
daar sprake van zijn. Bij een crisis is volgens de Wvr sprake als de vitale belangen van Nederland
worden bedreigd of aangetast. Eén van die vitale belangen is de fysieke veiligheid, daarmee is een
ramp te beschouwen als een crisis.
Een Ramp is een zwaar ongeval of andere gebeurtenis, waarbij het leven en de gezondheid van veel
personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd,
en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is
vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.
Bij een crisis kunnen meerdere factoren in het spel zijn en is er veelal geen sprake van een
plotselinge, duidelijk gemarkeerde overgang van een normale naar een buitengewone situatie.
Anders dan bij een ramp, gaat het bij een crisis meestal niet over één gebeurtenis; de oorsprong van
de crisis is vaak meer verspreid dan van een ramp.
Het begrip rampenbestrijding wordt vooral gebruikt voor de ‘klassieke’ rampen en is te beschouwen
als een vorm van crisisbeheersing. Crisisbeheersing is breder en gaat over preparatie, repressie en
nazorg van zowel rampen als andere crises. De Veiligheidsregio’s gaan niet over crisisbeheersing, dit
klopt alleen voor zover het de rampenbestrijding en handhaving van de openbare orde betreft.
SAMENVATTING LITERATUUR CRISIS 1
,Hoofdstuk 3. Soorten rampen en crises
De vijf domeinen van rampen/crises:
1. Transnationaal
2. Nationaal
3. Trans- of bovenregionaal
4. Regionaal
5. Lokaal
Transnationaal – Een orkaan, pandemie of uitbraak van dierziekte heeft meestal voor meerdere landen
gevolgen. Ze doen zich voor op transnationaal of internationaal niveau.
Nationaal – Grote overstromingen zoals de watersnoodramp in ’53, maar ook ingrijpende gebeurtenissen
als de politieke moord op Pim Fortuyn hebben vaak een landelijke impact.
Trans- of bovenregionaal – De hoogwatersituaties in ’93 en ’95, en de Moerdijkbrand hadden regio-
overschrijdende gevolgen.
Regionaal – Hagelstorm in Zuidoost-Brabant en explosie bij CMI deden zich voor op regionaal niveau. Ook
een uitval van nutsvoorzieningen raakt vaak een regio.
Lokaal – incidenten waarvan de gevolgen normaal gesproken beperkt blijven tot het lokale niveau, zoals
verkeersongevallen en geweldsincidenten.
Er kan ook onderscheid worden gemaakt naar de wijze waarop rampen/crises zich uiten. Sommige
rampen/crises dienen zich plotsklap aan (sudden impact), andere langzaam (slow onset). Toch komen
plotselinge en ook langzaam ontwikkelende crisis niet altijd onverwacht. Van sommige rampen/crises is
de kans groot dat ze zich vroeg of laat zullen voordoen. Van andere crises wordt de kans of
waarschijnlijkheid dat ze zich voordoen gering geacht. Crises die zich ineens en onverwacht voordoen zijn
het meest lastige type crises om op te reageren, omdat de informatie over de bron of de omvang van de
gevolgen vaak beperkt is. Ook zijn er crises zoals de financiële crisis die we niet zo snel aan zien komen,
maar zich alsnog langzaam ontwikkelen.
25 verschillende typen crises
Een andere manier van ordening van crises en rampen indelen is
naar de te verwachten gevolgen of effecten. Hierbij gaat het om
de ernst van de effecten, en de waarschijnlijkheid dat ze zich
voordoen.
SAMENVATTING LITERATUUR CRISIS 2
, Hoofdstuk 4. Uitgangspunten voor crisisbeheersing
1. Crisismanagement is niet gelijk aan crisisplanning
2. Stem hulpverlening af op (zelf)redzaamheid van burgers
3. Wat je zelden doet, doe je zelden goed
4. Schoenmaker blijf bij je leest
5. ‘Het opperbevel’ kent zijn grenzen
6. Crisismanagement is goed netwerkmanagement
7. Crisisbeheersing is voor een belangrijk deel crisiscommunicatie
8. Samenwerken, maar ook professioneel optreden maken het verschil
1. Crisismanagement is niet gelijk aan crisisplanning: Hiermee wordt aangegeven dat goede
crisisplanning niet garandeert dat het crisismanagement goed zal gaan. De werkelijkheid van
crises is altijd anders dan de voorziene en geoefende werkelijkheid. Ook vallen er
sleutelpersonen weg, staan er nieuwe leiders op, zijn er altijd veel meer actoren betrokken
dan vooraf bedacht blijkt het dat bepaalde actoren niet zijn uitgenodigd of spelen de burgers
een grotere rol dan gedacht na een ramp. Kortgezegd is de werkelijkheid weerbarstiger dan
we vooraf zouden verwachten. Verwacht dus geen wonderen van crisisplannen en wees niet
te specifiek met de planvorming.
2. Stem hulpverlening af op (zelf)redzaamheid van burgers
Burgers vormen vaak de spil bij crisisbeheersing en over het algemeen is hun
(zelf)redzaamheid groot. Het grootste deel van de hulp wordt door directbetrokkenen
geleverd. Omdat mensen vaak niet alleen zichzelf, maar ook anderen redden, is redzaamheid
misschien een betere term. Het is dus goed om de burger als uitgangspunt van de
crisisbeheersing te nemen. De hulp van anderen (hulpverleners, deskundigen.) hoort daarop
aan te sluiten en aanvullend te zijn. Het uitgangspunt is ook dat de professionele hulp gericht
moet zijn op de mensen die minder zelfredzaam zijn en niet vanzelfsprekend op hulp van
anderen kunnen rekenen.
3. Wat je zelden doet, doe je zelden goed
Mensen doen vooral datgene goed wat ze vaak doen. Voor rampen en crises is dit ook het
uitgangspunt.
Ten eerste mogen er in een crisissituatie geen wonderen worden verwacht.
Ten tweede betekent het dat tijdens het optreden in crisissituaties eenieder zoveel
mogelijk datgene doet, wat ze normaal ook doet.
Ten derde is het zo dat ernaar gestreefd moet worden om niet te veel personen te
belasten met ‘crisismanagementtaken’. Een kleinere groep met specifieke rolverdeling
werkt beter dan heel veel personen met een managementtaak.
4. Schoenmaker blijf bij je leest
In crisissituaties moeten organisaties en instellingen zich vooral richten op hun
kernactiviteiten. Voor taken buiten het reguliere takenpakket is het beter andere
organisaties, die beter in staat zijn om deze taken uit te voeren, hun werk te laten doen.
5. ‘Het opperbevel kent zijn grenzen’
De macht van het opperbevel van de burgemeester heeft alleen betrekking op de
gecoördineerde inzet van hulpdiensten tijdens de incidentbestrijding en eerstehulpverlening.
Dit betekent dat alleen die mensen en diensten die direct bij de incidentbestrijding en
hulpverlening betrokken zijn, onder het gezag van de burgemeester vallen. Ook strekt het
opperbevel zich niet uit over zaken als dierziektebestrijding, waterbeheer, continuïteit van
nutsvoorzieningen of incidenten op de Noordzee. Crises houden zich niet aan bestuurlijke
grenzen en er zijn bijna altijd wel aspecten in een crises, waarbij een ander aan zet is. Goed
crisismanagement is dan ook goed netwerkmanagement.
SAMENVATTING LITERATUUR CRISIS 3