Gedragswetenschappen
Week 1
Ontwikkelingspsychologie de psychologie van de ontwikkeling van de mens, van de geboorte tot
aan de ouderdom, maar met accent op de jaren tot volwassenheid. De kinderpsychologie is
onderdeel geworden van de moderne ontwikkelingspsychologie. De ontwikkelingspsychologie doet
onderzoek naar:
Levensfasen
Invloed van omgeving of levenservaringen
Invloed van culturele of etnische verschillen
Universele overeenkomsten
Ontwikkelfasen en stabiele fasen
Onderzoek naar kinderen:
- Fysieke ontwikkeling
- Cognitieve ontwikkeling
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Persoonlijkheidsontwikkeling
- Morele ontwikkeling
We kunnen de kindertijd en adolescentie verdelen in verschillende fasen:
1. Prenatale periode (conceptie – geboorte)
2. Baby- en peutertijd (geboorte – 3 jaar)
3. Kleutertijd (3 jaar – 6 jaar)
4. Basisschool (6 jaar – 12 jaar)
5. Adolescentie (12 jaar – 20 jaar)
De vroegere denkbeelden hadden geen aparte status of een aparte behandeling van het kind.
Middeleeuwen kinderen zijn miniatuurvolwassenen
Reformatie kinderen zondig en moeten geciviliseerd worden
Verlichting kind komt leeg op de wereld, ouders vormen het met liefde en kennis
(nurture)
Vanaf de 20e eeuw kwam de opkomst van de kinder- en jeugdpsychiatrie:
Een kind kan systematisch bestudeerd worden
Kind is in ontwikkeling en daarbij afhankelijk van de omgeving
De ontwikkeling kan verstoord raken
Veel verschillen tussen kinderen en volwassen, zoals de psyche, communicatie, etc.
Ontwikkelingspsychologie pdf, ELO blz. 5-12
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschappelijke studie naar de patronen van groei, verandering
en stabiliteit die zich voordoen bij toenemende leeftijd, dus vanaf de geboorte via de babyjaren,
peuterjaren, kleuterjaren, schoolperiode, adolescentie, volwassenheid tot aan de ouderdom. De
meeste aandacht gaat uit naar de periode waarin de veranderingen elkaar het snelst opvolgen, dus
van geboorte tot aan adolescentie.
,Onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen is te verdelen in drie centrale thema’s of
benaderingen:
Fysieke ontwikkeling kijken naar de invloed van het lichaam – de hersenen, het
zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten en drinken en slaap – op ons
gedrag
Cognitieve ontwikkeling proberen te begrijpen hoe het gedrag van mensen wordt
beïnvloed door groei en veranderingen in hun intellectuele vermogens. Ze houden zich
bezig met leren, geheugen, probleemoplossing en intelligentie.
Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling de sociale psychologen kijkt naar de manier
waarop de interacties van mensen met elkaar en hun sociale relaties in de loop van hun
leven groeien, veranderen en stabiel blijven. De tweede groep (persoonlijkheid) kijkt naar
stabiliteit en verandering in de eigenschappen die de ene persoon van de andere
onderscheiden.
Ieder mens behoort tot een specifieke cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde
plek is geboren. Belangrijke sociale gebeurtenissen zoals oorlogen, economische oplevingen en
depressies, hongersnoden en epidemieën hebben een bepaalde invloed op alle leden van een
cohort. Mensen die tot een bepaalde cohort behoren, zijn onderhevig aan bepaalde normatieve
gebeurtenissen. Dat zijn gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep op
dezelfde manier voltrekken. Normatieve gebeurtenissen kunnen biologisch, sociaal of cultureel
bepaald zijn. Het bereiken van de puberteit is bijvoorbeeld een normatieve gebeurtenis, omdat het
iedereen ongeveer in de dezelfde periode overkomt. Cohorteffecten treden bijvoorbeeld op als
gevolg van normatieve historisch bepaalde invloeden, biologische en omgevingsinvloeden die
verbonden zijn aan een specifiek historisch moment. Leeftijdsgebonden invloeden zijn
omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of
wanneer ze opgroeien. Denk bijvoorbeeld aan de puberteit of de menopauze (biologische
gebeurtenissen).
Ontwikkeling wordt ook bepaald door normatieve invloeden, zoals etnische afkomst, sociale klasse,
lidmaatschap van een subcultuur of andere factoren. Normatieve invloeden zijn invloeden die leiden
tot conformiteit, omdat men de gevolgen van afwijkend gedrag vreest. Tot slot zijn ook niet-
normatieve gebeurtenissen van invloed op de ontwikkeling. Dit zijn specifieke gebeurtenissen die
plaatsvinden in het leven van een specifiek persoon op een tijdstip dat zulke gebeurtenissen de
meeste andere mensen niet overkomen.
Volgens sommige wetenschappers is er een periode geweest waarin de kindertijd niet eens bestond,
althans niet in de belevingswereld van volwassenen. Kinderen kregen pas in de middeleeuwen rond
1600 een eigen status. Voor die tijd werden ze gezien als miniatuurvolwassenen.
Een van de eerste geschriften waarin kinderen methodisch werden bestudeerd waren
babybiografieën. Waarnemers, meestal de ouders, probeerden de groei van een kind bij te houden.
Dat deden ze door fysieke en taalkundige mijlpalen van dat kind vast te leggen. Maar pas met
Charles Darwin kreeg de observatie van kinderen een systemischer karakter.
Binnen het nieuwe vakgebied ontwikkelingspsychologie zijn een paar specialisten erg invloedrijk
geweest. Alfred Binet verrichtte niet alleen pionierswerk op het gebied van de intelligentie van
kinderen, maar hij deed ook onderzoek naar het geheugen en naar hoofdrekenen. G. Stanley Hall
was de eerste die het denken en het gedrag van kinderen onderzocht met behulp van vragenlijsten.
, Menswetenschappen, pfd ELO blz. 139-140 en 160
Onder ontwikkelingsleer verstaan we: de studie van het gedrag van de mens, van geboorte tot dood,
vanuit een gezichtspunt van ontwikkeling. Binnen de ontwikkelingspyschologie worden vragen
gesteld als: hoe ontwikkelt het geweten zich in de loop van de tijd bij de mens; hoe leert een kind
taal; hoe verloopt de sociale ontwikkeling; zijn er verschillende fasen in de ontwikkeling te
onderscheiden; hoe beïnvloedt de motorische ontwikkeling de ontwikkeling van het denken; hoe
beïnvleodt de opvoedingsstijl de ontwikkeling van het kind; hoe ontwikkelt de mens zich tijdens de
volwassenheid en ouderdom?
Ontwikkelingspsychologische theorieën, pdf ELO
Het belangrijkste uitgangspunt van de cognitieve ontwikkelingstheorieën is dat het gedrag van
kinderen in een bepaalde leeftijdsfase een weerspiegeling is van hun denk- en kennisniveau. De
grondlegger van het cognitieve ontwikkelingsmodel is de psycholoog Jean Piaget. Piaget
beschouwde intelligentie als een levensfunctie van de mens die hem in staat stelt zich aan de eisen
van de omgeving aan te passen. Elke intellectuele activiteit heeft als doel een evenwicht te vinden
tussen de gedachtewereld van het individu en diens omgeving.
De bouwstenen van de intelligentie zijn de zogenoemde schema’s of cognitieve structuren. Een
schema is een flexibel actie- of gedachtepatroon dat bedoeld is om vat te krijgen op een ervaring.
Dat een schema zowel naar handelen als gedachten kan verwijzen, heeft alles te maken met Piagets
uitgangspunt dat denken begint met doen.
De organisatie van schema’s is nodig om de tweede functie van de intelligentie te realiseren: de
adaptatie of aanpassing aan de omgeving. Deze aanpassing komt via twee complementaire
processen tot stand: assimilatie en accommodatie.
Assimilatie is het proces waarin nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd op basis van de
bestaande schema’s. De nieuwe ervaring wordt binnen het beschikbare schema ingepast. Om
effectief te assimileren is het vaak noodzakelijk nieuwe ervaringen zodanig te interpreteren, dat zij in
ons schema passen. (voorbeeld = stukje van de karbonade af)
Accommodatie is het proces waarin onder invloed van nieuwe ervaringen onze schema’s worden
veranderd. Het schema, dus onze denkwijze, wordt dusdanig aangepast dat de ervaring erin kan
opgenomen worden. (voorbeeld = grotere pan voor de karbonade)
Adaptatie heeft dus als doel om een staat van evenwicht te handhaven of herstellen.
Piagets theorie beschrijft de cognitieve ontwikkeling als een proces waarin duidelijk te onderscheiden
stadia elkaar opvolgen. Dat houdt in dat het denken van bijvoorbeeld een driejarige wezenlijk anders
verloopt dan dat van een tienjarige. Piagets vier stadia van de cognitieve ontwikkeling:
1. Het senso-motorische stadium (0-2 jaar) van reflex naar reflectie, denken ontstaat
voornamelijk door doen.
2. Het pre-operationele stadium (2-6 jaar)
3. Het concreet-operationele stadium (6-12 jaar)
4. Het formeel-operationele stadium (vanaf 12 jaar)