100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Hersenen en Aansturing (H&A) €10,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Hersenen en Aansturing (H&A)

 15 keer bekeken  3 keer verkocht

Samenvatting van H&A met behulp van de leerdoelen

Voorbeeld 4 van de 82  pagina's

  • 28 mei 2021
  • 82
  • 2019/2020
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (60)
avatar-seller
lieketouwen
Samenvatting door Lieke Touwen. Alleen voor individueel gebruik.



Leerdoelen Hersenen en aansturing
Thema 0: Macroscopische neuroanatomie

U kunt beschrijven uit welke celtypen centraal en perifeer zenuwstelsel bestaan en wat de functie
van deze cellen is.
Onder het centraal zenuwstelsel verstaan we de hersenen en het ruggenmerg. Het perifeer
zenuwstelsel bevat alle zenuwen daarbuiten, dus de spinale zenuwen uit het ruggenmerg, de
craniale zenuwen uit de hersenen, ganglia, maar ook wortels en plexussen. In beide zenuwstelsels
zitten veel verschillende soorten cellen. De belangrijkste is het neuron. In de kleine hersenen zitten
10x zoveel neuronen als in de grote hersenen. De neuronen zorgen voor een elektrische stroom, een
actiepotentiaal, waardoor alles in werking wordt gezet. Een neuron bestaat uit een dendriet, een
soma (cellichaam) en een axon. Het axon vervoert de actiepotentialen naar het volgende neuron bij
de synaps. Het neuron is de belangrijkste, maar zeker niet het vaakst aanwezig. Neuronen kunnen
zich niet op zichzelf staande houden. Ze zijn gevoelig, hebben veel zuurstof nodig en hebben een
slechte structuur. Er zijn 10x zoveel andere cellen in het zenuwstelsel aanwezig. De andere cellen
heten glia cellen, die te vinden zijn in beide zenuwstelsels.

In het centraal zenuwstelsel zijn astrocyten,
oligodendrocyten, microglia en ependymale
cellen aanwezig.
De astrocyten beschermen het brein door de
hele oppervlakte van het brein te ‘coveren’. Ze
hebben uitlopers die voor twee barrières zorgen:
de glia limitans perivascularis, dat de
bloedvaten omvat en zo een deel van de bloed-
hersenen barrière vormt EN de glia limitans
superficialis, dat een border is voor de
subarachnoidale ruimte en zo een deel van de
hersenen-vloeistof barrière vormt. Als je vanuit
de buitenwereld naar het brein toe gaat, moet je dus door de astrocyten heen. De uitwisselingsvaten
(capillairen) hebben ook astrocyten om de bloedvaten heen. Daarnaast sluiten ze het hele neuron
(soma, dendriet en ongemyeliniseerde axon) in om te zorgen voor structurele support, controle van
het ECF door K+ en neurotransmitters op te nemen en scheiden ze neurotropische factoren uit.
De oligodendrocyten vormen de myeline schede in de hersenen. Hierdoor wordt de
geleidingssnelheid opgevoerd omdat er een ‘springende geleiding’ ontstaat. De actiepotentialen
verplaatsen zich van knoop van Ranvier naar de volgende knoop van Ranvier. Hoe meer er
gemyeliniseerd is, hoe sneller de axon het actiepotentiaal naar de volgende axon kan brengen.
De microglia cellen zijn de opruimers van het zenuwstelsel. Ze ontstaan niet uit ectoderm. Zowel
geactiveerd als ongeactiveerd kunnen ze ziekten opwekken.
De ependymale cellen zijn kubische epitheelcellen die de ventrikels (holten) beschermen. Het kan
cilia bevatten, zodat het CSF kan circuleren. Het CSF mag niet stilstaan. Het vormt een permeabele
barriere tussen CSF en ECF. Dit kan echter niet, waardoor er onder de ependym cellen astrocyten
zitten om dit tegen te houden. Daarnaast vormen de ependymale cellen den choroid plexus, dat voor
de productie van cerebrospinale vloeistof (CSF) zorgt. Absorptie van afval en onnuttige dingen komen
in de bloedbaan, waardoor door een ultrafiltraat bloed wordt gevormd en bewerkt en aan de andere
kant eruit komt als hersenvloeistof.

In het perifeer zenuwstelsel zijn satelliet cellen en Schwann cellen aanwezig.
Satelliet cellen lijken er op astrocyten. Ze omhullen de neuronen helemaal waardoor het beschermt
blijft.


1

, Samenvatting door Lieke Touwen. Alleen voor individueel gebruik.


Schwann cellen lijken op oligodendrocyten. Ze vormen de myeline schede. Er zijn twee
soorten: de gemyeliniseerde Schwann cel, waarbij er een myeline schede om het axon zit
EN een ongemyeliniseerde Schwann cel, waarbij er een Remak bundel is gevormd door
meerdere axonen te omhullen met myeline met de Schwann celkern in het midden.


U kunt de onderdelen van het neuron en hun functie beschrijven.
Het neuron bestaat uit een dendriet, een soma en een axon. Een dendriet heeft een
postsynaptische membraan waar het actiepotentiaal wordt ontvangen. Het bestaat uit meerdere
afferente takken, dus er zijn meerdere postsynaptische membranen die een actiepotentiaal kunnen
ontvangen. Het soma is het cellichaam dat ervoor zorgt dat het neuron onderhouden blijft. Het doet
aan eiwitsynthese om het membraan te onderhouden. Het axon geeft het actiepotentiaal door aan
het presynaptische membraan. Een axon splitst weer in veel verschillende efferente axon termini.
Vanaf daar wordt het actiepotentiaal door middel van een synaps weer doorgegeven aan een
dendriet van het volgende neuron of de spier die het innerveert. Met het woord ‘neuron’ wordt vaak
alleen het cellichaam bedoelt.
Het neuron kan verschillen in vorm; multipolair, bipolair, unipolair of pseudounipolair. Er kan verschil
zitten in grootte, met een soma dat tot 80 nanometer is, een dendriet van nanometer tot centimeter
en een axon van nanometer tot meter.
De classificatie van neuronen zijn: polariteit, dendrietvorm, functie en neurotransmitter.
Met polariteit wordt de vorm bedoelt, dus unipolair, pseudounipolair, bipolair of multipolair.
Met de dendrietvorm wordt bedoeld of het pyramidaal, stellaat, purkinje of
granule vezels zijn.
Met de functie wordt sensibel, motorisch, locale interneuron, projectie
interneuron of een neuroendocriene neuron bedoelt.
Met neurotransmitter kan onderscheid worden gemaakt in GABA,
glutamaat, acetylcholine, serotine, norepinefrine, dopamine, etc.

U kunt de onderverdeling en onderdelen van het zenuwstelsel redelijk
gedetailleerd beschrijven, en deze labelen in plakken, CT en MRI.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het centraal en het perifeer zenuwstelsel. Daarnaast wordt er
onderscheid gemaakt tussen sensibel/afferente en
motorische/efferente/motorneuronen gemaakt. Afferente vezels komen
van waarnemingen die naar het brein toe gaan. Het brein kan er vervolgens
maar twee dingen mee: een spier of een klier aanzetten. Via efferente
vezels wordt dit aangestuurd en gaat het van het brein naar de spier/klier.
Ook wordt er onderscheid gemaakt tussen somatisch = willekeurig en
autonomisch = onwillekeurig. Zenuwen kunnen echter allebei zijn.
Autonomisch wordt verder ondergedeeld in sympatisch (aan/actief) en
parasympatisch (uit/rust).
Banen (tracti) en fascicles bestaan uit bundels van ofwel afferente of
efferente axonen liggen in het centrale zenuwstelsel.

Een onderdeel van het zenuwstelsel is het brein. Het heeft witte en grijze
stof. De witte stof zit de binnenkant en bevat veel vet met axonen. Het zijn
gemyeliniseerde axonen die hoofdzakelijk verbindingen doen, dus het is een bundel, kapsel, baan of
zenuw. De grijze stof bevat neuronen, die bedekt zijn door astrocyten. Dit wordt gezien als de cortex,
de schors van het brein, de laag, de nucleus of het ganglion. Het brein bestaat uit het cerebrum, het
diencephalon, het cerebellum en de hersenstam. Het cerebrum, de grote hersenen, bestaat uit het
linker- en het rechter hemisfeer. Het diencephalon, de tussenhersenen, is het koppelstuk tussen de
hersenstam en het cerebrum. Het hoort niet bij de hersenstam. Het cerebellum, de kleine hersenen,
ligt achter in schedel en is verbonden met het diencephalon. Ze zitten tegen de hersenstam aan. Het

2

, Samenvatting door Lieke Touwen. Alleen voor individueel gebruik.


houdt bij wat de stand van het lichaam is in de tijd en ruimte. Als de cortex iets bedenkt, past het
cerebellum het aan aan de werkelijkheid. De hersenstam, de voorzetting van het ruggenmerg,
bestaat uit 3 delen. Het bovenste deel is het mesencephalon, het middelste deel is de pons en het
onderste deel is de medulla oblongata. Het onderste deel lijkt erg op het ruggenmerg, maar
naarmate je omhooggaat wordt het atypischer.

Het brein heeft ventrikels (holtes) die ontstaan tijdens de ontwikkeling van het brein uit de neurale
buis. Er zijn 6 ventrikels: 2 laterale ventrikels, 3de ventrikel, aquaduct, 4de ventrikel en het centrale
kanaal. Er is een anterior hoorn, inferior hoorn en posterior hoorn. Elk
van de laterale ventrikels is in verbinding met het 3de ventrikel. Het
aquaduct is buisvormig in het mesenchephalon. Het 4de ventrikel heeft
de vorm van een piramide, dat overgaat in het centrale kanaal.
In de ventrikels bevindt zich CSF, dat gemaakt wordt in de plexus
choroidius. Ter hoogte van het 4de ventrikel is een doorgang naar de
subarachnoidale ruimte, de bloemkorfjes van Bochdalek, waar het
buiten het brein langs gaat circuleren en boven terecht komt in het
veneuze bloed. Het 4de ventrikel heeft verschillende openingen. Aan de
zijkanten zitten 2 laterale openingen, Luschkas foramen oftewel de bloemkorfjes van Bochdalek. In
het dak heb je 1 mediale opening waardoor je in de subarachnodiale ruimte komt, Magendies’
foramen.
De plexus choroidius zit in het dak van het 3de en 4de ventrikel, dat zich voortzet door de doorgang
naar de laterale ventrikels op de bodem. De doorgang hiernaartoe is het foramen van Monroi.

De grote hersenen bestaan uit een aantal lobben. Ze zijn op dezelfde manier gefrommeld en het
grootste deel zit in de diepte. De lobben zijn verdeeld naar het bot waar ze onder
zitten. Er zijn frontale, parietale, occipitale en temporale lobben. Ze worden
gescheiden van elkaar door sulci en fissura. Een sulcus is ondiep, terwijl een fissura
veel dieper is. De sulcus centralis scheidt de frontale lob van de parietale lob. De
laterale fissura scheidt de frontale en parietale lob van de temporale lob.

De sulcus centralis is belangrijk omdat vóór de sulcus de gyrus precentralis ligt en
áchter de sulcus de gyrus postcentralis. De gyrus precentralis
bevat primaire somatomotor cortex (efferent). De gyrus
postcentralis bevat primaire somatosensibele cortex (afferent).

De verbinding tussen de twee hemisferen is het corpus callosum. Dit is tevens het
dak van de laterale ventrikel. Hierdoor kunnen beide delen met elkaar
communiceren. Alle verbindingen tussen links en rechts noemen we commisure
verbindingen. Onderaan het corpus callosum zijn twee (links en rechts)
doorzichtige vliezen. Dit zijn de septum pellucidum. Als je hierdoor heen prikt, komt in je mediale
wand van het laterale ventrikel. Onderaan het septum hangt een vezelbundel, de fornix. Dit is een
structuur in de lobus temporalis en corpus mammillaria.
Een kleine verbinding die bestaat uit overstekende vezelbundels, is het commissura anterior en
commissura posterior, dat zich bij het 3de ventrikel bevindt.
Het chiasma opticum is de kruising van de vezels van het oog. De vezels van het linkeroog kruizen
naar de rechter thalamus en andersom. Dit bevindt zich vooronder in de bodem van het 3de ventrikel.
In de wand van het derde ventrikel zit een groot ganglion, de thalamus. Er is een linker en rechter,
die elkaar raken en aan het ventrikel grenzen. De onderbreking tussen deze twee is te zien als het
massa intermedia.
Hiervan in de buurt ligt ook nog het infundibum, het hypofysesteeltje, en de glandula pinaelis, de
epifyse/pijnappelklier. De epifyse dient als derde oog dat het dagritme bepaald.


3

, Samenvatting door Lieke Touwen. Alleen voor individueel gebruik.


Het diencephalon bestaat uit centraal de thalamus met daaronder de hypothalamus en de hypofyse.
Boven de thalamus zit de epithalamus en de epifyse. De thalamus bestaat uit tiental kernen samen,
de secretaresse van de cortex omdat de axonen synapteren in de thalamus voordat ze naar de cortex
kunnen. Elk zintuigsysteem heeft zijn eigen kern.
Het mesencephalon bestaat uit 4 bobbels, 2 boven en 2 onder. Boven liggen de colliculus superior,
dat dient voor het visueel centrum en de oogmotoriek. Onderin liggen de colliculus inferior, dat
dient voor het auditief centrum.
De pons bevindt zich in de hersenstam. Het is een brug tussen de hersenschors en het cerebellum.
Het cerebellum bevat een arbor vitae cerebelli en tela choroidea.

Het lymbisch systeem is de emotie. Het bestaat uit de lymbische lob met de schors dat om de
snijwand van de hemisferen zit. De schors is oud, oftewel alocortex en bestaat uit minder lagen. De
nieuwe schors is de neocortex, dat uit 6 lagen bestaat. Het grootste
gedeelte van de lob bestaat uit gyrus cinguli (1), dat later overgaat in het
dunne gyrus parahippocampalis (2) met een haakje onderaan, de uncus
(3). In de diepte bevindt zich de hypocampus/ammons hoorn, daar waar
het geheugen gemaakt wordt. Hier ligt de gyrus dentatus (4), dat deel aan
het oppervlak wat je kan zien. De amgygdala stuurt emoties aan. Het
bevindt zich voor het ventrikel en is een amandelvormige kern.
De sulcus calcarinus is een gleuf met de schors die eromheen ligt dat
primair visueel is. Hier komt de visuele informatie binnen.
Atrofie van de hypocampus en de gyrus parahippocampus wijst op alzheimer.

De basale ganglia is een subcorticaal motorcircuit dat verantwoordelijk is voor de sturing van de
motoriek. Het heeft onderdelen in het cerebrum, het dienchephalon en het mesencephalon. In het
cerebrum bevindt zich een schijfvormige kern, het putamen. Daarnaast heeft het een kern met de
staart, de nucleus caudatus, dat zich in de laterale wand van de laterale ventrikel bevindt. Onder het
putamen ligt de globus pallidus, dat bleek is omdat er
gemyeliniseerde vezels uit het putamen doorheen trekken.
De kern in het diencephalon is de nucleus subtalamus. De kern in
het mesencephalon is de substantia nigria. Dit heeft met de ziekte
van Parkinson te maken.
De cortico-fugale vezelbundel snijdt de kern in tweeën zodat het
putamen en nucleus caudatus wordt gevormd.
Functioneel: striatum = het putamen en het nucleus caudatus
Morfologisch: nucleus lentiform = het putamen en globus pallidus.
Dit is de kern die overblijft als je het ontleedt.
Klinisch: corpus straitum = nucleus caudatus, het putamen en de
globus pallidus.

Het corticofugale vezel systeem is voor de aansturing van de motoriek. Het ontspringt uit de
premotorcortex of de motorcortex in het cerebrum. Het is een motorstuursysteem dat gebruik
maakt van een piramidebaan om de motorneuronen in de hersenstam en het ruggenmerg aan te
sturen. Hier kan het de laterale en mediale motorkolom aansturen Het eindigt voor een groot deel in
de pons en schakelt door naar het cerebellum.




4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lieketouwen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 73918 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€10,49  3x  verkocht
  • (0)
  Kopen