Kennistoets 5
INHOUD:
AFPF inclusief opdrachten……………………………. 2
VTV …………………………………………………………… 63
CGO …………………………………………………………… 86
COVA ………………………………………………………… 124
ONDERZOEKEND VERMOGEN ………………….. 131
ETHIEK ………………………………………………………. 142
(VERPLEEGKUNDIG) LEIDERSCHAP ……………. 147
GGZ …………………………………………………………… 156
TAAL …………………………………………………………. 160
THEMAWEEK internationalisering ……………… 162
99 OEFENVRAGEN + ANTWOORDEN …………… 165
, AFPF
Toetsmatrijs:
- Operatieve zorg en anesthesie
- Peritonitis
- Spieren
- Gewrichten
- Botten
- Fracturen
- Bloeding- en stollingsstoornissen
- Diepveneuze trombose
- Longembolie
- Risico zwangerschappen
- Complicaties bevalling
- Artrose
- Artritis
- Bacteriële infecties
- Bacteriëmie
- Hypotensie
- (Septische) shock
- Pneumothorax
- Kanker
- Mammacarcinoom
- Prostaatcarcinoom
- Epilepsie
- Anti-epileptica
Casus 1 Anne - Peritonitis, operatie en anesthesie
Uitleggen wat het doel is van pre-operatief onderzoek en waaruit dit kan bestaan.
Doel: het zo optimaal en veilig mogelijk laten verlopen van de anesthesie bij de voorgenomen
ingreep.
Het hart en de longen zijn verreweg de belangrijkste organen om rekening mee te houden. Die
moeten in goede conditie zijn
Preoperatief onderzoek:
Preoperatief spreekuur
Alle mogelijke risico’s beperken: met patiënt zelf maar ook zijn netwerk achteraf. Zie hieronder
anamnese
Anamnese
Lichamelijk onderzoek
Aanvullend (laboratorium) onderzoek (ECG, stolling, kruisbloed (donor geschikt?), x-
thorax)
Voor de operatie: niet roken, niet eten/drinken, geen sieraden, wel wassen
NB: stoppen met roken zes weken voorafgaand aan de operatie laat het risico op ernstige
postoperatieve ademhalingsproblemen sterk dalen.
Vragen naar roken/alcohol/drugs want dit kan de anesthesie beïnvloeden en de operatie zelf.
,Vragen naar medicatie: álles in kaart brengen (dus ook zelfhulpmedicatie) i.v.m. mogelijke
interactie, het geven/verhogen van de medicatie, ontwenningsverschijnselen.
De aandachtspunten van de anamnese bij het preoperatieve onderzoek benoemen.
Bestaande ziekten en aangeboren afwijkingen zoals cardiovasculair, longen, de luchtwegen en
stollingsproblemen.
In verband met mogelijke geneesmiddeleninteracties wordt gevraagd naar roken,
medicijngebruik, alcohol en drugs.
Allergieën (antibiotica, latex, jodium).
Inspanningstolerantie (inactieve patiënten hebben grotere kans op postoperatieve
complicaties,
Eerdere ervaring met anesthesie en bijzondere reacties op anesthesie in de familie.
Uitleggen welke groepen patiënten in aanmerking komen voor aanvullend laboratorium-
onderzoek bij het preoperatieve onderzoek.
Aanvullend laboratoriumonderzoek wordt alleen op indicatie gedaan. Zo wordt
stollingsonderzoek gedaan bij patiënten met stollingsstoornissen of gebruik van
antistollingsmiddelen.
Kans op bloedtransfusie -> de bloedgroep en de resusfactor wordt bepaald
Verdenking longziekte, decompensatio cordis of als de operatie in de borstholte plaatsvindt ->
thoraxfoto.
Patiënten >60 -> standaard een ecg omdat een hartinfarct ook zonder symptomen kan
verlopen. Ook een ecg bij bv: hypertensie, DM, kortademigheid, oedeem aan de benen.
Beschrijven welke classificatie wordt gebruikt bij de operatieve risico-inschatting.
ASA CLASSIFICATIE
Het anesthesie-risico inschatten
Leidraad welke bijkomende preoperatieve onderzoeken wenselijk zijn.
AS
AI gezonde patiënt zonder langdurig medicatiegebruik
AS lichte aandoening, eventueel met medicatie bv. behandelde
A II geen invloed op daaglijks leven. hypertensie
AS ernstige aandoening, met medicatie bv: behandelde DM,
A III wel beperking op dagelijks leven astma
ernstige aandoening, met medicatie
AS
ernstige beperking op dagelijkse leven
A bv. dialyse patiënt
patiënt heeft aandoening (hart-, lever of nierfalen) die
IV
levensgevaar oplevert bij operatie
AS zeer ernstig zieke patiënt, verwacht dat hij binnen 24
AV uur zal overlijden (al dan niet met een operatie)
, De voorbereiding op de operatie samenvatten.
voorlichting, instructie, premedicatie, vitale functies
Controleer de conditie van de patiënt
vraag patiënt of hij zich opgefrist heeft en instrueer hem naar het toilet te gaan
verstrek operatiekleding
naambordje, barcode en identificatie aanbrengen
gebitsprothese, bril, sieraden piercings verwijderen
transport regelen verzorgen
controleren en toedienen van eventueel voorgeschreven premedicatie
De aandachtspunten op de recovery benoemen bij algehele en regionale anesthesie.
Algehele anesthesie -> ventilatie. Na aankomst op de recovery wordt meteen zuurstof
toegediend per neussonde of masker en wordt hij aangesloten op de monitor met controle
van ecg, bloeddruk, ademhalingsfrequentie en zuurstofsaturatie.
Er wordt speciaal gelet op de ademfrequentie, omdat bij gebruik van opiaten ademdepressie
kan optreden.
Regionale anesthesie-> VAS-score voor pijn en aldrete-score voor het bewustzijn gebruikt.
Kijk of gevoel in de benen terugkomt. Er wordt ook gekeken naar de ligging van de benen (de
patiënt heeft er immers geen gevoel in), zodat tijdig begonnen kan worden met pijnbestrijding
als het gevoel terugkomt.
, De belangrijkste redenen uitleggen om premedicatie te geven.
Premedicatie is bedoeld om de patiënt rustiger, ontspannen te maken. Voor een goed verloop
van de operatie is het niet nodig. Premedicatie Inname 30-90 minuten voor operatie:
Niet altijd noodzakelijk, waarom wel en waarom niet? Hangt af van de patiënt en de operatie.
De verschillende groepen geneesmiddelen die worden gebruikt als premedicatie
benoemen.
Opiaten (pijn)
Benzodiazepinen (slaap / ontspanning)
Anticholinergica (paralyse)
Medicijnen tegen misselijkheid
De effecten van benzodiazepinen samenvatten.
angstreductie (o.a. door remming limbisch systeem)
kalmerende werking (sedatie)
amnesie: (geen herinnering aan de ingreep)
anti-epileptische eigenschappen
enige spierverslapping.
De operaties en aandoeningen met verhoogde kans op diepveneuze trombose (DVT)
benoemen.
grote abdominale operaties
orthopedische operaties
hoge leeftijd
obesitas
varicosis (spataderen)
kwaadaardige tumoren
voorgeschiedenis met trombose
kraambed;
trauma
hartinfarct, decompensatio cordis
bypassoperaties/klepoperaties.
De tromboseprofylaxe benoemen. (profylaxe wil zeggen: om een ziekte te voorkomen)
Tromboseprofylaxe, in de vorm van anti-stollingsmedicatie zoals bv heparine, ter preventie van
veneuze trombo-embolie (VTE). Bij grote orthopedische ingrepen is tromboseprofylaxe in alle
gevallen geïndiceerd.
De verschillende vormen van anesthesie benoemen en de effecten op het lichaam.
Lokale anesthesie (zalf of prik)
Epiduraal/spinaal
Algehele anesthesie (narcose)
Narcose is een opeenvolging van toedienen van geneesmiddelen met als doel:
Analgesie (pijnstiller)
, Hypnose (verminder bewustzijn)
Amnesie (vergeten van de ingreep)
Paralyse (spierverslapper, reflex
immobiliteit)
Uitleggen waarom patiënten nuchter moeten
zijn voor operaties.
Zou de patiënt gaan braken dan kan dit in de
longen terecht komen ->aspiratiepneumonie.
Uitleggen wat het nadeel is van
inhalatieanesthesie.
minder goed te monitoren hoeveel iemand nodig
heeft
Het verschil uitleggen tussen epidurale en
spinale anesthesie.
Spinale anesthesie naald gaat dieper en spuit
zware vloeistof in
Makkelijker te prikken, werkt sneller en lukt vaker
Heeft wel iets meer risico’s omdat je in het
hersenvocht gaat
Epiduraal kun je een buisje achterlaten want je blijft buiten de dura en dus niet in de ruimte
van het hersenvocht. Zou je dat bij spinaal doen dan heb je een te lange open verbinding
tussen het hersenvocht en de buitenwereld.
epidurale anesthesie
Eerst verdoving van de huid. Daarna anestheticum tussen twee wervels in de epidurale ruimte
(in de wervelkolom net buiten de dura mater (harde hersenvlies).
Deze vorm van anesthesie wordt meestal gebruikt bij operaties beneden het gebied van de
navel.
I.t.t. spinale anesthesie kun je nog wél je benen bewegen.
Er kan een katheter achtergelaten worden voor het later toedienen van meer medicatie.
Voor operaties van benen tot borst (dan injecteer je bij de thoracale wervels).
Spinale anesthesie
Het anestheticum wordt in het lumbale deel van de wervelkolom (meestal L3, L4) door de
dura mater heen in de liquorruimte toegediend.
Het gevolg is een snel optredende blokkade van het ruggenmerg vanaf het niveau waar het
lokaal anestheticum wordt toegediend.
Onderlichaam en benen worden verdoofd dus kun je die tijdelijk niet bewegen.
De mogelijke complicaties van epidurale en spinale anesthesie benoemen.
, overgevoeligheid medicatie, uitbreiding van kracht- of gevoelsverlies, lage RR, hoofdpijn, jeuk,
spier-, gewrichts- en rugpijn, moeite met urineren.
De symptomen van een chirurgische stressrespons (CS) samenvatten.
Als gevolg van een operatieve ingreep ontstaat vanuit de wond een prikkel die een
stressrespons Deze zet het immuunsysteem aan tot de vorming van cytokinen (boodschappers
tussen de afweercellen) die wondgenezing tot doel hebben.
Temperatuurverhoging (38-39 C) Een labtest kan uitsluitsel geven tussen CS en een
infectie
Pijn, tachycardie, tachypneu
Moeheid
Dorst en verminderde urineproductie (t.g.v. van bloed- en vochtverlies)
Verstoorde orgaanfunctie
De risicofactoren voor het ontstaan van complicaties rond een operatie benoemen.
leeftijd
hart- en vaataandoeningen (angina pectoris, decompensatio cordis, ritmestoornissen);
DM
CVA/TIA;
longaandoeningen (COPD en roken);
nierfunctiestoornissen;
obesitas of ondervoeding.
De meest voorkomende postoperatieve complicaties benoemen en uitleggen hoe deze
ontstaan.
Shock.
Kort na de operatie, vaak in de nacht erna, t.g.v. (na)bloedingen
Diepveneuze trombose (DVT)
Veertig procent van de patiënten die geopereerd worden, ontwikkelt in de aders van been
of bekken een kleine of grote trombus. Vaak vertonen de patiënten geen verschijnselen en
lost de trombus vanzelf op.
Wondinfectie
Wondinfectie treedt op in anderhalf procent van de ‘schone wonden’. De infectie wordt
zichtbaar tussen de vijfde en tiende dag na de operatie met koorts, pijn, roodheid en
zwelling van het operatiegebied.
Pneumonie
Pijn en opzetten van de buik kunnen aanleiding geven tot slecht doorademen. Vooral bij
oude mensen die niet goed doorzuchten, bij rokers en patiënten met COPD;
Urineweginfectie
Na de operatie heb je moeite met (leeg-)plassen en kan er urine achterblijven in de blaas
Wonddehiscentie
Dit is het uiteenwijken van alle lagen van de wond. Is een verse operatiewond in de
buikwand opengesprongen, dan wordt gesproken van Platzbauch. Het is vooral riskant bij
een buikwond na een vaatoperatie en bij buikwonden waarbij de darminhoud naar buiten
uitpuilt.