Thema Parlementaire Democratie
Hoofdstuk 1: Wat is democratie?
1648 – vrede van Münster
1814 – Nederland is een constitutionele monarchie
1848 – veel revoluties in Europa, Nederland werd een parlementaire democratie met een constitutioneel vorst
Soeverein is een staat die op een bepaald gebied met duidelijke grenzen het hoogste gezag uitoefent en het
monopolie van geweldsuitoefening heeft. De soevereine staat bepaalt welke religie op haar eigen gebied wordt
toegelaten. Staten respecteren elkaars soevereiniteit op ieders eigen gebied.
Politiek gaat over het maken van keuzes waaraan allen in een staat zijn gebonden. De keuzes worden in algemeen
geldende wetten vastgelegd. Wetten worden uitgevoerd door ‘dienaren van de macht’ zoals ministers,
ambtenaren, politie en leger.
Algemeen belang: iedereen heeft er belang bij, want iedereen krijgt er nu of later mee te maken.
Efficiënt besturen: kijken naar een doelmatig resultaat.
Maximale participatie: een proces van democratische besluitvorming met een zorgvuldige afweging van
verschillende belangen.
Democratie: in een democratie gaat het om de macht van velen. ‘Het volk regeert’.
Representatieve democratie met als basiskenmerk dat het volk vertegenwoordigers kiest die de beslissingen
nemen en met een zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moeten afleggen over hun
beleid. Representatieve democratie is praktischer dan directe democratie, want met een kleinere groep kom je
sneller tot besluiten. Daarnaast kunnen de volksvertegenwoordigers zich grondig verdiepen in allerlei ingewikkelde
onderwerpen, terwijl niet iedere burger daar tijd voor heeft.
Parlementaire stelsel: in dit stelsel is het rechtstreeks gekozen parlement het hoogste machtsorgaan. Op basis van
de samenstelling wordt een kabinet gevormd van ministers en staatssecretarissen. Deze moeten te allen tijde
verantwoording afleggen aan het parlement en dus indirect aan het volk.
Constitutionele monarchie: een democratie met een koning als staatshoofd. De macht van de koning wordt sterk
beperkt door de grondwet (In het parlementaire stelsel).
Presidentieel stelsel: de bevolking kiest niet alleen een parlement, maar ook de president, aan wie de grondwet
veel bevoegdheden toekent. De president staat aan het hoofd van de regering, de uitvoerende macht, en kan naar
eigen keuze ministers benoemen en ontslaan.
Ontbindingsrecht: om de macht van de president enigszins te beperken, mist hij in de meeste landen het
ontbindingsrecht, het recht om het parlement te ontbinden. (In het presidentieel stelsel)
Dictatuur: het basiskenmerk is dat de drie machten niet van elkaar gescheiden zijn, maar in handen zijn van een
kleine groep mensen. Dit betekent dat gewone burgers niet of nauwelijks invloed hebben op de politiek, maar ook
dat zij hun rechten, als ze die al hebben, niet kunnen opeisen.
Kenmerken dictatuur:
• Geen rechtstaat.
Gedownload door: meike0920 | meike0920@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, • Het parlement bestaat uit sympathisanten van de machthebbers die met alles akkoord gaan.
• Er is een beperkte individuele vrijheid.
• Er is nauwelijks politieke vrijheid.
• Er is vaak overheidsgeweld.
• Er bestaat geen onafhankelijke rechtspraak.
• De massamedia en kunstuitingen staan onder censuur van de overheid.
Voordeel dictatuur:
• Door het ontbreken van tegenmacht kunnen machthebbers snel besluiten nemen. Snelle, efficiënte
besluitvorming zou je dus als een voordeel van dictaturen kunnen zien, maar de prijs die de bevolking daar
op het gebied van individuele vrijheid en rechtszekerheid voor betaalt is enorm hoog.
Soorten dictaturen:
• Ideologie: een dictatuur gebaseerd op een ideologie, zoals het communisme. Voorbeeldlanden: Cuba,
Noord-Korea
• Religie/theocratie: hierin is de godsdienst verheven tot staatsideologie. Voorbeeldlanden: Saudi-Arabië,
Iran
• Militair: een dictatuur waarin het leger alle macht heeft. Voorbeeldlanden: Birma/Myanmar (1989), Syrië
Kenmerken democratie:
• De politieke macht in representatieve democratie is verdeeld over meerdere personen en instituties die
elkaar controleren (trias politica). Om de inbreng van burgers te garanderen moet een democratie ook een
rechtsstaat zijn, want dan zijn er regels die gelden voor burgers en de overheid.
• Er is individuele vrijheid.
• Er gelden politieke grondrechten.
• Politiek en leger hebben wettelijk beperkte bevoegdheden.
• Er bestaat persvrijheid.
• Er bestaat onafhankelijke rechtspraak.
De grondwet laat zien hoe belangrijk vrijheid en gelijkheid (waarden) zijn voor een democratie: iedereen mag
meedoen en je mag zelf bepalen op welke manier je gebruikmaakt van je politieke rechten.
Dat we in een democratie leven, zien we als volgt terug in onze grondwet:
• Taken en bevoegdheden van de drie politieke achten staan nauwkeurig omschreven.
• Alle Nederlanders vanaf 18 jaar hebben het recht om te stemmen en om verkozen te worden. Iedereen
mag een politieke partij of vereniging oprichten, demonstreren of op een andere manier zijn mening
uiten.
• De regels voor de politieke besluitvorming zijn vastgelegd.
• De overheid laat de media vrij, maar moet er ook voor zorgen dat de media over de juiste informatie
kunnen beschikken.
Hoofdstuk 2: Politieke stromingen
Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. Bij
ideologieën gaat het vooral om de aspecten “normen en waarden” en “sociaaleconomische verhoudingen”.
Links: sterke, actieve rol van de overheid op het gebied van de economie, uitkeringen, onderwijs en
gezondheidszorg. Ze willen de ongelijkheid tussen mensen verminderen met goede uitkeringen en andere
Gedownload door: meike0920 | meike0920@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.