Nederlands literatuurgeschiedenis SE
Poëzie
- Bij poëzie-analyse kijk je naar verschillende dingen:
1. Ritme en metrum
2. Vorm van een gedicht, bv. witregels.
3. Rijm (rijmsoorten/rijmschema’s)
4. Taalgebruik: beeldspraak
5. Taalgebruik: stijlfiguren
6. Soort gedicht - strofenvorm
- Stijlfiguren zijn vaste formuleringen die gebruikt worden om een effect op jou als
lezer te bewerkstelligen. Er zijn verschillende stijlfiguren:
o Tegenstelling (antithese): woorden, zinnen of grotere tekstgedeelten zijn
tegengesteld aan elkaar.
o Herhaling (repetitio): een woord of woordgroep wordt (vrijwel) ongewijzigd
herhaald, dit wordt of woordgroep krijgt een extra betekenis.
o Paradox: een schijnbare tegenstelling in een formulering waarbij
tegengestelde begrippen met elkaar worden verbonden.
o Opsomming (enumeratio): een opsomming van namen, feiten of gegevens.
o Parallellisme: een bijzondere vorm van herhaling is de terugkeer van dezelfde
woordvolgorde. Een aantal zinnen of regels in een tekst heeft een
vergelijkbare grammaticale constructie.
o Pleonasme: een vanzelfsprekende eigenschap van een begrip wordt nog eens
extra verwoord.
o Tautologie: eenzelfde begrip wordt meerdere malen met synoniemen
uitgedrukt.
o Hyperbool: sterke overdrijving.
o Eufemisme: verzachtende uitdrukking.
o (Retorische vraag: geen echte vraag omdat het antwoord bekend wordt
verondersteld.)
- Beeldspraak is een beeld dat wordt gebruikt om iets anders te benoemen, je kunt
hiermee een woord een nieuwe betekenis geven. Vormen van beeldspraak:
o Vergelijking-met-als: het object en het beeld worden beide genoemd en door
bepaalde woorden met elkaar verbonden.
o Vergelijking-zonder-als: het object en beeld worden genoemd, zonder een
woord dat ze met elkaar verbindt.
o Metafoor: je leest alleen het beeld, het object ontbreekt. Je moet op basis
van de context bepalen wat het object is.
o Metonymia: in plaats van het voorwerp of persoon, noem je iets anders.
o Personificatie: levenloze voorwerpen of abstracties worden als levend
voorgesteld en krijgen menselijke eigenschappen.
o (Synesthesie: waarnemingen uit verschillende zintuiglijke gebieden worden
met elkaar gecombineerd.)
- Symbolen: een woord of woordgroep is letterlijk bedoeld en krijgt voor jou als lezer
tegelijkertijd een diepere betekenis.
- Stijlbreuk: het doorbreken van een bepaalde stijl.
, - Ironie is een vorm van milde, niet kwetsend of beledigend bedoelde (zelf)spot. Bij
ironie wordt vaak het tegenovergestelde gezegd van wat er bedoeld wordt: een
impliciete, maar bedoelde betekenis van een taaluiting wijkt af van wat letterlijk
wordt gezegd of geschreven.
- Gedichten met redelijk lange versregels, noem je horizontale gedichten.
- Gedichten met veel korte versregels en weinig woorden: verticale gedichten.
- Bij enjambement wordt een versregels (soms midden in een woord) afgebroken op
een plaats waar geen vanzelfsprekend einde van de versregel is. Het gevolg is dat de
woorden voor en na het afbreken meer nadruk krijgen, of een extra betekenis wordt
geactiveerd.
- Rijm = beklemtoonde lettergrepen, zorgt voor nadruk op klemtoon en betekenis en
zorgt voor samenhang. Er zijn verschillende rijmsoorten:
o Eindrijm; laatste woorden/ lettergrepen rijmen. Hierbij horen rijmschema’s,
gepaard (aabb), gekruist (abab) en omarmend (abba).
o Volrijm; lijkt op eindrijm, maar komt voor in het midden van de zin.
o Halfrijm; assonantie (alleen de klinkers), alliteratie (als de beginmedeklinkers
van beklemtoonde woorden gelijk zijn).
- Metrum: de afwisseling van sterker en zwakker beklemtoonde lettergrepen. Hier zijn
verschillende vormen van, de meest voorkomende is de jambe: de opeenvolging van
een onbeklemtoonde, door een beklemtoonde lettergreep.
- Antimetrie ontstaat als er in een versregel bewust van het gehanteerde metrum
wordt afgeweken.
- Een gedicht bestaat uit een of meer strofen. Er zijn verschillende strofevormen:
distischon (2 vs.), terzine (3 vs.), kwatrijn (4 vs.), kwintet (5 vs.), sextet (6 vs.), septet
(7 vs.), octaaf (8 vs.).
- Sonnet: altijd 14 versregels; verdeeld over een sextet (2 strofen van 3) en octaaf (2
kwatrijnen); gebaseerd op een inhoudelijke tegenstelling, wordt vaak
- Andere gedichtsvormen met een vaste vorm zijn: limerick, oosters kwatrijn, haiku.
- Vrije verzen zijn gedichten zonder een bepaalde vaste gedichtsvorm.
Literatuur, maker en maatschappij
- Schrijvers die als literaire auteur erkend willen worden, moeten zorgen dat hun werk
wordt uitgegeven door een literaire uitgever.
- Voor een schrijver is literaire prestige belangrijk, dit wordt bepaald door de mate van
aandacht die in dag- en weekbladen en tijdschriften aan het werk van een schrijver
wordt besteed. Ook het aantal literaire prijzen en het aanzien van de uitgever is
hiervoor bepalend.
- Autobiografisch> ervaringen en gebeurtenissen uit het leven van de schrijver wordt
op een manier verwerkt in zijn tekst. Een schrijver kan ook gebruik maken van
autobiografische elementen.
- Schrijvers nemen als lezer kennis van culturele motieven: onderwerpen die in
meerdere teksten van verschillende auteurs voorkomen.
- Intertekstualiteit het verwijzen van een andere tekst van een andere auteur in jouw
tekst.
- Literatuuropvatting is een min of meer bewuste opvatting van een schrijver wat
literatuur is of zou moeten zijn.