Pathologie 2 samenvatting jaar 3
Robbins and Cotran Pathologic Basis of Disease
Familial Hypercholesterolemia 147-149
Thrombosis & Embolism 122-128
Infarction 129-131
Shock 131-134
Atherosclerosis 491-501
Blood vessels 483-491, niet 485-487
Hypertensive vascular disease 487
The heart & heart failure 523-530, niet 527
Pulmonary edema 671
Lung anatomy 669-670, niet congenital
Acute Respiratory Distress Syndrom 672-674
Acute Phase reaction 99-100
Pneumonia 702 tot community
acquired, gele tekst 704,
705 en 707
Liver anatomy 821-822
Liver disease 822-830
Alcoholic liver disease 842-845
Alcohol metabolism 417-419
Cholestatic disease 852-853 tot cholestasis
Esophagus Varices 514
Edema & Effusions 113-116
Renal disease and manifestations 897-899
Glomerular disease 899-900
Structure of the glomerulus 900-902
Responses to injury and 902-909
pathogenesis
Nephrotic syndrome 909
IgA Nephropathy 923-924, tot hereditary
Glomerular filtration rate (GFR) 489
Renin Angiotensin Aldosteron 488-489
System (RAAS)
Hematology
2-4 166-167
2-7 171-172
1
,Samenvatting boek
Het cardiovasculaire systeem
Familiaire hypercholesteremie
o Receptor aandoening mutatie in gen dat codeert voor LDL (rol in metabolisme en
transport cholesterol) produceren te veel LDL
Gevolg verhoogde concentratie cholesterol, artherosclerose, infarct
Heterozygoot: 2 tot 3 keer zo veel cholesterol in plasma (1 op 500) verhoogde kans
artherosclerose en xantomas 50% normale LDL- receptoren
Homozygoot: 5 tot 6 keer zoveel cholesterol, cerebrale/perifere/coronaire
artherosclerose, vaak al infarct voor 20 jaar
Meer dan 900 mutaties (deleties, inserties en missense)
Classificatie
Klasse 1: geen synthese van LDL- receptoren (0 allel)
Klasse 2: synthese van receptoren eiwitten die zich ophopen in ER, kunnen niet
worden vervoerd door golgi
Klasse 3: bindingsplek van LDL- receptoren verandert, waardoor deze niet of
slecht LDL bindt
Klasse 4: receptor kan LDL niet goed binden in coating side, dus kan niet naar
binnen
Klasse 5: LDL- receptor kan LDL binden, maar loslaten door pH afhankelijke
omgeving gebeurt niet, dus receptor via endocytose mee naar binnen soms
niet meer naar het celoppervlak
o Lager cholesterol medicijnen: inhibitors voor opname (ezetimibe, lomitapide en plant
sterols) en inhibitors voor endogene productie (statine)
Cholesterol metabolisme
o Bevindt zich in het celmembraan en zorgt voor de vloeibaarheid hiervan
o Is vaak een bouwstof voor hormonen, vitamine D en gal
o Vervoerd door lipoproteïnen en zijn gecategoriseerd door hun dichtheid: chylomicronen,
VLDL, LDL en HDL à meeste getransporteerd door LDL
o Chylomicronen à Lever à VLDL à weefselsà onderweg nemen spieren en weefsels
triglyceriden van VLDL à LDL à opgenomen door perifere cellen door endocytose (LDL-
receptoren) à terug naar lever via HDL à gal gemaakt voor darmen
o Wanneer er triglyceriden worden onttrokken aan VLDL, wordt dit IDL bevat twee
apoproteïnen (B100 en E) kan via lever worden opgenomen door herkenning B100 en E
(LDL-receptor) wanneer dit niet gebeurt worden er meer triglyceriden onttrokken
(vervangen door esterverbindingen) en wordt het LDL
o Receptoren op lever zitten in coated pits voor LDL via vesical naar binnen
samensmelten met lysozomen receptor gaat weer naar celoppervlak, apoproteïnen
afgebroken tot aminozuren en esterverbindingen tot vrij cholesterol vrij cholesterol naar
cytoplasma via NPC1 en NPC2 voor cel processen en homeostase
o Celprocessen vrij cholesterol
Inhibeert cholesterolsynthese door HMG CoA te remmen (enzym)
Activeert het enzym acteyl CoA
Inhibeert de synthese van LDL-receptoren
2
, Ook kan IDL niet opgenomen worden, waardoor het plasma level van LDL ook wordt verhoogd
meer wordt vervoerd door mononucleaire fagocyten
Trombose
o Oorzaken: schade van het endotheel, slechte bloedsdoorloop en hypercoagulabiliteit
o Voornamelijk in het hart en arteriën waar de druk op de endotheelcellen het hoogst is
o Klachten voornamelijk bepalend voor het gebied
o Activatie van endotheelcellen
Procoagulante veranderingen: ECs (geactiveerd door cytokinen) remmen de activiteit
van trombomoduline, waardoor trombine geactiveerd wordt stimuleert
ontstekingsreactie, plaatjes via PARs ook remt het proteïne C en weefsel factor, wat
zorgt voor verdere activatie stolling
Anti fibrinolytische effect: geactiveerde ECs scheiden plasminogen activatie remmer
(PAIs) uit vermindert fibrinolyse, remt t-PA (stopt normaal de stolling)
o Slechte bloedsdoorloop
Activeert ECs, procoagulatie activiteit, leukocyt adhesie
Verhindert normale doorloop, waardoor plaatjes in contact komen met ECs
Voorkomt doorspoelen van vat, waardoor de reactie langer kan plaatsvinden
o Aneurysma (vergroting vat) zorgt ook voor stasis (stilstaand bloed), een infarct zorgt voor
stoppen samentrekken dus ook stasis, hyperviscositeit eveneens (hogere weerstand),
sikkelcelanemie (door gekke vorm)
o Veneuze trombose
Voornamelijk in diepe venen
Superficiële trombose: voornamelijk in saphenous venen, oedeem/verminderde
veneuze drainage kunnen ulcers en infecties veroorzaken vormt zelden een embolie
Diepe trombose (DVT): diepe grote venen, vaak embolie in de longen, 50% van de
trombose gevallen is asymptomatisch, vaak alleen gevonden door embolie
Risicofactoren: bedrust, immobilisatie en hartfalen, verlaagde t-PA productie,
zwangerschap, tumoren (coagulatie (tf, f VIII) en procoagulatie (mucin) factoren
vrijgelaten, trousseau syndroom= vaatontsteking), leeftijd
o Arteriële/ cardiale trombose
Geassocieerd met verloren integriteit endotheelcellen en abnormale bloedsdoorloop
Cardiaal: fibrillatie, dilatatie, endocardium kapot
Embolie voornamelijk problemen in hersenen, milt, longen en nieren
Antifosfolipide antilichaam syndroom
o Symptomen: miskraam, herhaalde trombose, trombocytopenie
o Precieze werking niet bekend vermoed wordt dat B2 glycoproteïne I op endotheelcellen,
trofoblast en trombine oorzaak is
o Antilichamen binden aan B2 glycoproteïne I en mogelijk andere eiwitten en vormt een
coagulatie (in vivo, levend organisme) gaat een binding aan met fosfolipiden en remt de
stolling (in vitro, buiten levend organisme)
o Geeft vaak positieve uitslag syfilis, bindt aan antigen dat is omgeven met cardiolipin
(onderdeel mitochondriën membraan)
o Vormen
Secundair: bij systematische lupus, hebben duidelijk een auto-immuunziekte
Primair: hypercoaguleerbare staat, geen bewijs voor andere auto- immuunziekte
soms kan dit komen door medicatie of infecties
3