Bestuursrecht: Rechtsbescherming – video’s week 7
Burgerlijke rechter, schadevergoeding & nadeelcompensatie en
klachtbehandeling
Inhoud
Rechtsmachtverdeling tussen bestuursrechter en civiele rechter.............................................................2
Verzoekschriftprocedure voor schadevergoeding...................................................................................8
Procedure voor nadeelcompensatie.......................................................................................................12
Klachtprocedures..................................................................................................................................16
Introductie
De burgerlijke rechter is in principe altijd bevoegd. Als er echter een met voldoende waarborgen
omkleed alternatief bestaat verklaart de burgerlijk rechter de vordering van eiser niet-ontvankelijk. In
deze week staat centraal wanneer de bestuursrechter bevoegd is in procedures waarin de civiele rechter
ook bevoegd is. De schadeverzoekprocedure is hiervan een voorbeeld. Dit onderwerp komt ook deze
week aan bod, net als de mogelijkheid tot nadeelcompensatie. Verschillende vragen zijn relevant
wanneer we het hebben over schadevergoeding en de bestuursrechter en burgerlijke rechter.
Bijvoorbeeld: kan je als burger na afwijzing van een verzoek om schadevergoeding door het
bestuursorgaan nog naar de burgerlijke rechter of naar de bestuursrechter? Moet de bestuursrechter
een besluit hebben vernietigd alvorens sprake is van een onrechtmatig besluit, of kan een besluit van
een bestuursorgaan ook anderszins onrechtmatig zijn? En wanneer kun je alleen bij de bestuursrechter
terecht met je schadevergoedingsvordering? En ook: in hoeverre is het mogelijk een succesvol
schadeverzoek in te dienen bij de burgerlijke rechter of de bestuursrechter als je niet hebt
geprocedeerd tegen het schadeveroorzakende besluit? Ook bij nadeelcompensatie doemen
verschillende vragen op, zoals: in hoeverre is het momenteel en in de toekomst mogelijk een verzoek
om nadeelcompensatie te doen wat betreft nadeel die de burger meent te lijden als gevolg van een
feitelijke handeling van een bestuursorgaan?
,Rechtsmachtverdeling tussen bestuursrechter en civiele rechter
Bevoegdheidsverdeling vanuit het gezichtspunt van de bestuursrechter
- Hoofdregel (art. 8:1 Awb): “Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de
bestuursrechter.”
- Uitzonderingen:
Beperkingen (niet tegen elk besluit kan beroep worden ingesteld):
o Art. 8:3 Awb (bijv. avv’s en beleidsregels)
o Art. 8:4 Awb
o Art. 8:5 Awb
Verruimingen (bepaalde handelingen/gedragingen zijn geen besluit, maar toch kan
daartegen beroep worden ingesteld):
o Art. 8:2 Awb
o Art. 6:2 Awb
Gedeeltelijke verruiming:
o Art. 8:88 Awb (m.b.t. de schadeverzoekschriftprocedure)
- Er geldt een verbod op rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter tegen algemene regels: art.
8:3 Awb. De bestuursrechter is echter wel bereid om algemene regels exceptief te toetsen. Dit
gaat als volgt:
Het is mogelijk om bij de bestuursrechter op te komen tegen een appellabel besluit,
met name tegen beschikkingen. Men kan vervolgens redeneren dat de desbetreffende
beschikking onrechtmatig is, omdat de algemene regel waarop deze gebaseerd is
onrechtmatig is. De beschikking zou daarom buiten toepassing moeten worden
gehouden of zelfs onverbindend moeten worden geacht.
- Reactie civiele rechter op exceptieve toetsing: is de weg van de exceptieve toetsing niet
onevenredig belastend? Twee voorbeelden:
Indirect werkende algemene regels (HR 22 mei 2015, Staat/Privacy First)
o Stichting Privacy First komt op voor de bescherming van privacy. De
stichting procedeerde tegen de Paspoortwet. Men vond dat de privacy bij o.a.
het bewaren van gegevens niet voldoende was gewaarborgd.
o HR: de Stichting heeft geen eigen belang. Bovendien is er geen sprake van
relativiteit. Individuen kunnen alleen bij de bestuursrechter procederen
wanneer het gaat om een op de Paspoortwet gebaseerd besluit. Ze kunnen dan
in dat kader de rechtmatigheid van de Paspoortwet aankaarten.
o Dit is een zeer strenge benadering en men kan zich dan ook afvragen hoe deze
uitspraak zich verhoudt tot art. 3:305a BW, welke de mogelijkheid biedt tot
collectieve actie. Deze mogelijkheid wordt hier door de HR wel erg beperkt.
Direct werkende algemene regels (Leenders/Ubbergen)
o Iemand krijgt te maken met wetgeving waar hij het niet mee eens is. Hij kan
de onrechtmatigheid van de wetgeving echter pas bij de bestuursrechter
aanvechten wanneer hij eerst een overtreding begaat.
o HR: de mogelijkheid van exceptieve toetsing is in dit geval wel erg
bezwarend. Het is daarom mogelijk om rechtstreeks bij de civiele rechter (de
Hoge Raad) een onrechtmatige wetgevingsactie te beginnen.
Bevoegdheidsverdeling vanuit het gezichtspunt van de civiele rechter
- Artikel 112 Gw: de gewone rechter gaat over alle geschillen m.b.t. burgerlijke rechten en
schuldvorderingen (zowel uit burgerlijke als bestuursrechtelijke rechtsbetrekkingen).
- ‘Burgerlijke rechter altijd bevoegd’ (Changoe)
2
, - Objectum litis-leer: de bevoegdheid van de rechter wordt bepaald door het recht waarin de
aanlegger vraagt te worden beschermd, niet door de aard van het recht waarop de verweerder
zijn verweer grondt.
Het gaat dus om de wil van de eiser. Baseert de eiser zich op het privaatrecht, dan is
daarmee de bevoegdheid van de burgerlijke rechter gegeven.
Reactie burgerlijke rechter op vordering tegen de overheid
Hoe ziet de verhouding tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter er verder uit?
- Er zijn verschillende omstandigheden waaronder een burger zich tot de burgerlijke rechter kan
wenden:
Op het moment dat eiser zich tot de burgerlijke rechter wendt staat tegen het besluit
beroep open bij de bestuursrechter: de burgerlijke rechter verklaart de vordering niet-
ontvankelijk.
o Ratio: er is een met voldoende waarborgen omkleed alternatief voor de
procedure bij de burgerlijke rechter.
o Zie art. 112 GW en het Changoe-arrest.
Op het moment dat eiser zich tot de burgerlijke rechter wendt staat tegen het primair
besluit / besluit op bezwaar geen beroep meer open bij de bestuursrechter, omdat de
beroepstermijn ongebruikt is verstreken: de burgerlijke rechter wijst de vordering af.
o Ratio: met het ongebruikt verstrijken van de beroepstermijn heeft het besluit
van het bestuur formele rechtskracht gekregen.
o Consequentie: de burgerlijke rechter gaat er vanuit dat het besluit van het
bestuur rechtmatig is.
Als eiser zich tot de burgerlijke rechter wendt, nadat de procedure bij de
bestuursrechter zonder succes is doorlopen: de burgerlijke rechter wijst de vordering
af.
o Ratio: met de bevestiging door de bestuursrechter van de rechtmatigheid van
het besluit van het bestuur, geldt de bindende kracht van het oordeel van de
bestuursrechter (gezag van gewijsde). Nu dat oordeel positief is over het
besluit, volgt de burgerlijke rechter de bestuursrechter, en zal hij de vordering
afwijzen.
- Er is een verschil tussen niet-ontvankelijkverklaring van de eiser en afwijzing van de
vordering. In de praktijk is de civiele rechter niet altijd even precies in de gebruikte
terminologie: het oordeel luidt soms ‘niet-ontvankelijk’ in plaats van ‘afwijzen’.
Uitzonderingen op de formele rechtskracht
- Uitgangspunt:
Als van een beschikking als vaststaand mag worden aangenomen dat – als daartegen
tijdig beroep zou zijn ingesteld – de bestuursrechter die zou hebben vernietigd, dan
doet dit niet af aan de formele rechtskracht ervan (→ de rechtmatigheid van het
besluit staat dan vast), zelfs als duidelijk is dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
- Uitzondering:
De daaraan verbonden bezwaren kunnen door bijkomende omstandigheden zo
klemmend worden, dat op dat beginsel een uitzondering moet worden aanvaard.
o Men kon bijv. absoluut niet weten dat de betrokken handeling een appellabel
besluit is omdat het bestuursorgaan dat steeds aan eiser heeft voorgehouden.
Of voor zulk een uitzondering plaats is, hangt af van de bijzonderheden van het
gegeven geval.
3
,Onduidelijk/onzeker: kunnen voorbereidingshandelingen, los van het besluit, onrechtmatig zijn?
- Staat/Bolsius (1990)
Casus:
o Bolsius (een ambtenaar) werkt bij een arbeidsbureau in het zuiden, maar wil
verhuizen naar een ander arbeidsbureau in het oosten. Hij vraagt het
Arbeidsbureau daarom of hij in aanmerking komt voor een
verhuiskostensubsidie. Het antwoord daarop luidt: ja.
o Bolsius vraagt de verhuiskostensubsidie aan, maar de aanvraag wordt
geweigerd.
o Het besluit krijgt vervolgens formele rechtskracht omdat Bolsius er niet op
tijd een rechtsmiddel tegen aanwendt.
Dit betekent dat het vertrouwensbeginsel met het besluit niet geacht
wordt te zijn geschonden. Het besluit is simpelweg rechtmatig,
waardoor Bolsius niet meer voor de subsidie in aanmerking komt.
o Bolsius constateert dat de weigering rechtmatig is, maar heeft wel kosten
gemaakt omdat hij op het verkeerde been is gezet.
Bolsius’ civiele procedure tegen de toezegging heeft succes: de formele rechtskracht
van het besluit doet niet af aan de mogelijkheid om te procederen tegen de
voorbereidingshandeling.
o De Hoge Raad knipt het verstrekken van inlichtingen dus los van het besluit
waarbij de verhuiskostensubsidie is geweigerd. De inlichtingenverstrekking is
daarmee zelfstandig vatbaar voor een onrechtmatige daadprocedure.
o Het ging in casu om verschillende directeuren van verschillende
arbeidsbureaus. De een had een toezegging gedaan en de ander moest het
besluit nemen – vandaar dat het losknippen in deze zaak nog wel enigszins
begrijpelijk was.
- Kuijpers/Valkenswaard (2005)
Casus:
o Boer Kuijpers wil zijn stal uitbreiden. Hij heeft daarvoor een vergunning
nodig.
o De gemeente laat Kuijpers weten dat hij alleen een vergunning voor de
uitbreiding van zijn stal kan krijgen als hij elders in de regio
ammoniakrechten aankoopt. Kuijpers koopt de rechten op.
o De vergunning wordt vervolgens verleend. Kuijpers komt daar niet tegen op
en het besluit om de vergunning te verlenen wordt rechtens onaantastbaar.
o Kuijpers leest vervolgens uitspraken van de ABRvS, waaruit blijkt dat
regelgeving geen grondslag biedt voor het stellen van de eis van het
verwerven van de ammoniakrechten. Hij heeft de rechten dus voor niets
gekocht en vordert schadevergoeding.
Kern: het uiteindelijke besluit is rechtmatig (heeft formele rechtskracht gekregen),
maar inlichtingen daaraan voorafgaand hebben Kuijpers op het verkeerde been gezet.
De Hoge Raad is hier strenger dan in Staat/Bolsius: inlichtingen kunnen zozeer
samenhangen met het te nemen besluit, dat zij ten opzichte daarvan een onzelfstandig
karakter dragen; de inlichtingen worden dus gedekt door de formele rechtskracht van
het besluit, ook al zijn ze onjuist.
o Hier is het dus niet mogelijk om de verstrekte inlichtingen los te knippen van
het besluit met formele rechtskracht.
4
, Nog meer uitzonderingen op de formele rechtskracht
Enschede: Hof ‘s-Gravenhage 24 augustus 2010, GHSGR:2010:BN4316 (Vuurwerkramp)
- Casus:
Er waren vergunningen voor vuurwerkinrichting verleend. Deze vergunningen hebben
formele rechtskracht gekregen.
Een tijd later doet de vuurwerkramp zich voor. Gedupeerde omwonenden en
slachtoffers willen de Staat en de gemeente dagvaarden en vorderen schadevergoeding
(daar viel het geld te halen, niet bij het inmiddels failliete vuurwerkbedrijf).
- Civiele rechter:
De vergunningen hebben formele rechtskracht gekregen, dus is het handelen van de
overheid (Staat & gemeente) rechtmatig. De overheid is dus niet aansprakelijk.
- Het hof overweegt het volgende:
R.o. 9.1: “Bij beoordeling van de aansprakelijkheid van de Staat en/of de Gemeente
voor de directe gevolgen van de vuurwerkramp te kunnen vaststellen, is bepalend of
het risico dat de Staat en/of de Gemeente kende(n) of behoorde(n) te kennen, gelet op
de ernst van de mogelijke effecten en de kans dat deze effecten zouden optreden,
zodanig was, dat daaruit voor de Staat en/of de Gemeente de rechtsplicht voortvloeide
om (andere of meer) maatregelen te nemen ter verkleining of uitsluiting van dat risico.
Daarbij moet het voor de aansprakelijkheid gaan om een risico dat zich met de
vuurwerkramp daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Kennis van een risico dat zich niet
heeft verwezenlijkt (en dat dus niet tot de vuurwerkramp of (extra) schade heeft
geleid) leidt niet tot aansprakelijkheid voor de gevolgen van de vuurwerkramp.”
o Het hof doorloopt hier de stappen van het Kelderluik-arrest.
o Staat en gemeente hoefden het ernstige risico niet te kennen.
R.o. 20.5: “De in dit geding naar voren gekomen bezwaren verbonden aan de formele
rechtskracht, houden in dat appellanten geen schadevergoeding van de Gemeente
kunnen krijgen op grond van onrechtmatige besluiten en dat zij geen onderzoek naar
die besluiten door de civiele rechter kunnen laten doen. Het hof overweegt dat
appellanten wel vergoedingen van (ook) de Gemeente hebben kunnen krijgen op
grond van financiële (nood)regelingen, terwijl er uitgebreid onderzoek is gedaan door
de commissie-Oosting naar (ook) de besluiten van de Gemeente. Mede gelet daarop
acht het hof de bezwaren niet zo klemmend dat het rechtvaardigt om ter zake van de
onderhavige vergunningen of het bestemmingsplan een uitzondering te maken op het
beginsel van formele rechtskracht, gezien ook het belang van gemeenten bij de
zekerheid dat eenmaal genomen besluiten die onherroepelijk zijn geworden en
waarnaar gehandeld mag en moet worden, niet in de toekomst alsnog op enig moment
onrechtmatig worden verklaard, en mede gezien de omstandigheid dat zich in deze
zaak niet de situatie voordoet dat de civiele rechter hier nog kan ingrijpen ter
voorkóming van een ramp door de vergunningsbesluiten onrechtmatig te verklaren.”
o Er wordt dus geen uitzondering op de formele rechtskracht gemaakt – de zaak
is daarvoor niet schrijnend genoeg. Bovendien overweegt het hof dat er
inmiddels bepaalde vergoedingsregelingen tot stand zijn gekomen, dus
mensen staan niet helemaal met lege handen. Anders was de situatie wél heel
schrijnend geweest en had het hof wellicht anders geoordeeld.
5