Inhoud
Les 1 Introductie farmacologie ................................................................................................................ 2
Inleiding farmacologie ......................................................................................................................... 2
Geneesmiddelen en hun targets ......................................................................................................... 5
Inleiding Dosis-Respons ....................................................................................................................... 8
Geneesmiddelontwikkeling en regulatie............................................................................................. 9
Les 2 Farmacokinetiek (absorptie en distributie) .................................................................................. 14
Toedieningsvormen ........................................................................................................................... 14
Absorptie ........................................................................................................................................... 16
Distributie .......................................................................................................................................... 23
Les 3 Farmacokinetiek (metabolisme en excretie)................................................................................ 28
Metabolisme ..................................................................................................................................... 28
Fase 1 ............................................................................................................................................. 31
Interindividuele verschillen in metabole capaciteit .......................................................................... 33
Fase 2 ............................................................................................................................................. 34
Excretie .............................................................................................................................................. 35
Eliminatiemodellen ........................................................................................................................... 37
Interacties tussen geneesmiddelen................................................................................................... 42
Les 4 Dynamiek ...................................................................................................................................... 44
Signaal-transductie ............................................................................................................................ 44
Mechanismen van farmaca ............................................................................................................... 49
Dosis-respons curves ......................................................................................................................... 52
Les 5 Cardiovasculaire farmacologie ..................................................................................................... 54
De termen (in)direct (para)sympathicomimeticum/lyticum correct kunnen koppelen aan de
werking/effect van een farmacon. .................................................................................................... 54
Mechanisme in het lichaam om de vaattonus te regelen (vasoconstrictie en vasodilatatie) kunnen
uitleggen (onder invloed van Prostanoiden, stikstofoxiden, peptides (endotheline, RAA), EDHFs,
centraal zenuwstelsel, ADH) en in een schematische weergave van zo'n regulatie mechanisme van
de vaattonus kunnen voorspellen bij farmacologische interventie. ................................................. 54
Het maken van dosis-werkingscurven van farmaca en afleiden/berekenen van EC50 waarden. .... 56
Het afleiden van verschillen in potentie van farmaca uit dosis-werkingscurven.............................. 56
Het zien van onderscheiden vormen van antagonisme (functioneel, competitief). ........................ 56
Het effect van selectiviteit van farmaca............................................................................................ 56
Het zien hoe verschillende delen van het cardiovasculaire systeem kunnen worden beïnvloed door
farmaca.............................................................................................................................................. 56
1
,Les 1 Introductie farmacologie
Inleiding farmacologie
- Aspirine= verminderd pijn. Aan salicylzuur is een acetyl groep gekoppeld om de bijwerkingen
(braakneigingen) te verminderen.
- Farmaceutische wetenschappen= ontwikkeling, werking, toediening, fysiologische effecten
en gebruik van geneesmiddelen of farmaca.
Interdisciplinair vakgebied= chemie, biologie, wiskunde, natuurkunde, chemische
technologie.
- Farmacologie= studie van biochemische en fysiologische effecten van geneesmiddelen op
organismen. Wat gebeurt er met het lichaam, als het medicijn binnen komt.
Farmaceutica= studie en ontwerp van geneesmiddelen.
Farmaceutische toxicologie= onderzoek naar de schadelijke of toxische effecten van
geneesmiddelen.
Medical chemistry= optimaliseren van farmacodynamiek en farmacokinetiek en de synthese
van nieuwe geneesmiddelen.
Farmacogenomics= DNA zegt of je meer kans hebt om een ziekte te krijgen of dat je
gevoeliger bent voor een medicijn.
Op basis van een genen-paspoort kan er een gespecialiseerd medicijn ontwikkeld worden.
Iedereen heeft een specifieke reactie op geneesmiddelen. Afbraak van medicijnen is erfelijk
bepaald.
Meer kennis van genen en hun eiwitten zal wetenschappers helpen de oorzaak van ziekten
beter te begrijpen en betere medicijnen te ontwerpen.
Farmacotherapie= studie van therapeutische toepassingen en effecten van geneesmiddelen
bij patiënten. Therapeutische variabiliteit wordt veroorzaakt door verschil in grootte, leeftijd,
ziekte, omgevingsfactoren en genetische factoren.
2
,(batenanalyse= verdiend de investering zich terug?)
- Geneesmiddel= farmacon+ hulpstoffen. Die hulpstoffen kunnen verschillende functies
hebben, maar zijn in de meeste gevallen zelf niet farmacologisch actief.
Farmacon= deel van het geneesmiddel dat werkzaam is.
Een chemische verbinding is geen medicijn tenzij het, het menselijke lichaam beïnvloed.
- Wat is een geneesmiddel:
• Diagnostisch= bijv. markers voor het opsporen van tumoren. Geneesmiddel bindt
aan tumor en maakt deze zichtbaar.
• Behandeling= therapeutisch.
▪ Causaal= om de oorzaak weg te halen.
Bijv. antibiotica, cytostatica, anti-parasitair.
▪ Symptomatisch= de symptomen die bij de ziekte naar voren komen worden
behandeld. De oorzaak wordt niet weggenomen.
Bijv. pijnbestrijding en koortsonderdrukking (paracetamol).
▪ Substitutie= vervanging. Tekorten worden vervangen.
Bijv. insuline, vitamine B12 (bij vegetarisch dieet).
• Preventief= ter voorkoming. Bijv. vaccins, ‘de pil’, cholesterolverlagers.
• Ondersteunend= bijv. anesthetica zijn verdovende middelen die helpen bij het
uitvoeren van de operatie.
- Ideaal medicijn:
• Gewenste werking.
• Geen bijwerkingen.
• Beoogde locatie in juiste concentratie bereikt.
• Gedurende nodige tijd op plaats van handeling blijft.
• Snel en volledig uit het lichaam verwijderd wanneer nodig.
- Hoe werken geneesmiddelen:
• Site of action= orgaan of bepaalde type cellen. Dit kan intracellulair (geneesmiddel
moet de cel binnen dringen om te kunnen werken), extracellulair of bij het
plasmamembraan zijn.
• Targets= het molecuul waar het geneesmiddel aan bindt. Biomoleculen. Vaak
receptoren, die kunnen binden met een specifiek molecuul om het gedrag van de cel
te veranderen.
• Active site= plaats op het target waar interactie plaatsvindt tussen stoffen en het
target. Kan geblokkeerd worden door antagonisten.
3
, Sleutel-slot principe. Alleen interactie bij gelijke grootte, vorm en lading. Indien de
reactie niet specifiek is kan dit ongewenste bijwerkingen en toxiciteit veroorzaken.
(Andere sleutels passen op het slot, of sleutel past op andere sloten).
- Ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen:
Rational drug design (modelling)= ziekte, structuur en functie van biologisch doelwitmolecuul
dat bij de ziekte is betrokken is bekend. Er wordt een medicijn gezocht dat kan binden aan de
target. Hierna wel verbeteren opname, verdeling en excretie.
Random screening= trial-and-error. Verschillende stoffen testen (synthetische en natuurlijke
componenten of een mengsel van verbindingen) en het effect bestuderen.
• Identificeren= lead compounds.
• Verbeteren= lead optimization.
- Toediening van geneesmiddelen: vaak oraal.
• Toedieningsroutes=
▪ Enteraal (=via maagdarm kanaal) vs parentaal (=langs het maagdarmkanaal
vaak via een infuus/injectie).
▪ Lokaal vs systemisch (=verspreid door het hele lichaam, dit kan meer
bijwerkingen veroorzaken).
• Toedieningsvormen= verpakkingsmanier. Bijv. tablet, pleister, inhalator.
- Farmacodynamiek= De relatie tussen de geneesmiddelconcentratie op de receptor en het
respons. Het werkingsmechanismen. Wat doet de stof met het lichaam.
- Farmacokinetiek (ADME)= wat doet het lichaam met een stof. Hiervan is de concentratie van
het medicijn afhankelijk.
Absorptie= vanuit plek van toediening naar bloed over de membranen heen.
Distributie= (verdeling) over lichaam vanuit het bloed, waardoor het receptoren in andere
weefsels kan bereiken. Dit kan de site of action zijn of andere plekken.
Metabolisme= omzetting en afbraak. Metabolieten (afbraakproducten) kunnen ook in het
4