College 1: Wat is ontwikkelingsleer?
Nauwe visie op ontwikkeling:
- Sequentieel: verschillende stadia/niveaus/fases
- Unidirectioneel: eerdere veranderingen zijn een voorwaarde voor latere
- Onomkeerbaar: in de vooruitgang
- Kwalitatief: structurele transformaties
- Biologische groei: onafhankelijk van cultuur
- Universeel: hetzelfde voor iedereen
Bredere visie op ontwikkeling
- Niet noodzakelijk gebaseerd op fases die elkaar opvolgen
- Heeft niet altijd een eindstaat die een hogere waarde heeft, bijvoorbeeld persoonlijkheid
- Kan binnen personen in positieve zin veranderen maar ook beperkt worden, afhankelijk van
de omstandigheden.
- Is zowel kwalitatief als kwantitatief
- Wordt beïnvloed door cultuur en biologie
- Kan universeel zijn, maar ook verschillen tussen personen
Ontwikkelingspsychologie betreft de veranderingen binnen personen gedurende de levensloop en
de verschillen en overeenkomsten tussen personen met betrekking tot de aard van de verandering.
Het doel is niet alleen om deze intrapersoonlijke veranderingen en interperoonlijke verschillen te
beschrijven, maar ook om te verklaren waarom ze plaatsvinden en om te zoeken naar manieren om
ze zo optimaal mogelijk te veranderen.
Wat ontwikkelt wanneer, hoe en waarom?
Ontwikkelingspsychologie focust zich op normatieve ontwikkeling en individuele verschillen:
- Welke afwijkingen van de norm zijn waarschijnlijk?
- Hoe kunnen ze verklaard worden?
- Wat betekenen ze voor de toekomst? Zijn ze stabiel?
- Hoe kunnen toekomstige ontwikkelingen op een gunstige manier beïnvloed worden?
- Hoe kunnen mensen immuun worden voor schadelijke invloeden?
Wat ontwikkelt wanneer?
Bij het bestuderen van de normatieve ontwikkeling, linken we belangrijke veranderingen in de
ontwikkeling aan bepaalde leeftijden.
Twee fases van oude leeftijd:
1. Jong oud: 60-80 jaar; nog relatief gezond, actief
2. Oud oud: 80-100 jaar, toegenomen risico voor fysieke en cognitieve problemen.
,Biologische leeftijd is nooit verantwoordelijk voor veranderingen en verklaart veranderingen ook
niet. Veranderingen kunnen alleen correleren met leeftijd, vehicle of change.
Doel = link veranderingen aan ‘waarom’; welke mechanismen drijven ontwikkeling?
Tijdschaal van ontwikkeling:
- Variabiliteit (korte termijn veranderingen die omkeerbaar zijn) vs verandering (blijvend)
Variabiliteit kan verandering voorspellen.
Leeftijd op een continue manier: leeftijd x vaardigheid correlatie
Leeftijd vergelijken tussen groepen: verschil in vaardigheid tussen leeftijdsgroepen.
Cohorteffecten: verschillen in variabelen die relevant zijn voor de ontwikkeling, die voortkomen uit
factoren waaraan iedere geboortecohort is blootgesteld → geobserveerde verschillen zijn
veroorzaakt door cohortkenmerken.
Cross-sectionele designs:
Verschillende individuen worden op hetzelfde moment bekeken. Hier wordt het verschil tussen
personen gemeten.
Voordelen:
- Economisch m.b.t tijd
- Redelijk goedkoop
- Toont overeenkomsten en verschillen tussen leeftijdsgroepen
Nadelen:
- Leeftijdseffecten zijn verstrengeld met cohorteffecten
- Geen informatie over individuele paden van ontwikkeling
- Beperkt generaliseerbaarheid naar andere meetmomenten.
Longitudinale design:
Dezelfde individuen worden op verschillende tijdsmomenten bekeken. Hier wordt verschillen binnen
personen gemeten, verandering wordt onderzocht.
Voordelen:
- Echte meting van intrapersoonlijke verandering
- Meting van stabiliteit en verandering van ontwikkelingskernmerken
Nadelen:
- Leeftijdseffecten zijn verstrengeld met tijd-van-meting effecten/ test-hertest
effecten/attrition effecten
- Beperkt generaliseerbaarheid naar andere cohorten
- Kost veel tijd
- Kost veel geld
Combineren van cross-sectionele en longitudinale designs: sequentie modellen
Onderzoeksmethoden:
- Zelf-rapportage vs. Rapportage by proxy (ouder, partner, verzorger): interview, vragenlijst of
dagboek
- Gedragsobservatie (naturalistisch versus gestructureerd)
- Gestandaardiseerde testen
- Experimenten
,Uitdagingen in onderzoek:
In onderzoek naar ontwikkeling focussen we op leeftijdsgroepen die van jongere volwassenen
kunnen verschillen in:
- Perceptie en productie van spraak
- Sensomotorische vaardigheden
- Suggestibiliteit
- Aandacht spanne/vermoeidheid
- Subjectieve betekenis van concepten
- Proportie van gediagnosticeerde klinische beperkingen
Pas de methoden aan, aan de vermogens/mogelijkheden van de individuen:
- Materialen aangepast aan leeftijd
- Orale respons in plaats van geschreven
- Non-verbale materialen
- Gebruik van gestructureerde observaties, fysiologische methoden of report by proxy in plaats
van verbale zelfrapportage
- Bekijk selectiviteit van de steekproef → representatief?
- Response bias; sociale desirability, trade-off tussen accuraatheid en snelheid, stereotypen.
Uitdagingen: experimenteel onderzoek naar verouderen. Age
stereotype threat: zelfde studiemateriaal maar andere instructies: ‘het
doel van de studie is om te kijken naar jouw….’
1. Geheugenvaardigheden: helpt vaststellen of je geheugen
normaal is. Ouderen presteren minder goed op geheugen dan
jongeren.
2. Leesvaardigheden: helpt vaststellen of je leesvaardigheden
normaal zijn.
Uitdaging: experimenteel onderzoek met baby’s:
Habituatie/dishabituatie:
1. Oriënterend respons
2. Habituatie: de eenvoudigste vorm van leren. Habituatie is het
geleidelijk wennen aan herhaaldelijke terugkerende prikkels.
3. Dishabituatie: verhoogde respons op een nieuwe stimulus of
op een gehabitueerde stimulus na introductie van een
wijziging.
Hoe meet je een respons van een baby?
Sucking preference, head turn preference, paired visual preference.
Assumptie: kijken, zuigen, hoofd draaien: geïnteresseerd, onverwachte uitkomst, merkt een verschil.
Niet kijken, zuigen, hoofd draaien: verlies van interesse, bekend, merkt geen verschil
Principes van levenslooppsychologie
Ontwikkeling is:
1. Levenslang
2. Multidisciplinair: de ontwikkeling moet multidisciplinaire benaderd worden
, 3. Multidirectioneel: ontwikkeling is niet een universeel proces dat maar een richting op gaat,
verschillende capaciteiten veranderen volgens verschillende patronen doorheen de tijd.
Interindividuele verschillen
4. Gains and losses: ontwikkeling gebeurt door een samenkomst van toename (groei) en
verlies (achteruitgang). Bijvoorbeeld taalherkenning en acquisitie in de kindertijd. In het
begin van ons leven richten we ons meer op toename en later in het leven focussen we meer
op het behouden van functies.
5. Plasticiteit en beperkingen: onderzoek met woordparen; zowel de ouderen als de jongeren
verbeterde na het oefenen van de woordparen. Beide hadden een mate van plasticiteit.
Ander onderzoek: ouderen stagneren op een gegeven moment, jongeren werden wel beter.
Dit betekent dat ouderen minder plasticiteit hebben dan de jongeren.
6. Ingebed in de geschiedenis: het verloop van leeftijd gerelateerde ontwikkeling wordt sterk
gevormd door de socio-culturele condities van een historische periode → cohort-effecten
7. Contextuele invloeden op ontwikkeling:
o Normatieve invloeden: voor iedereen hetzelfde -> age-graded, bijvoorbeeld de
puberteit of menopauze. Enviromental invloeden: iedereen trouwt op dezelfde
leeftijd.
o History-graded invloeden: dingen die door de tijd heen veranderen
o Non-normatieve invloeden: dingen die niet voor iedereen gelden, bijvoorbeeld een
kind krijgen op je 14e .
HC 2: theorieën binnen ontwikkelingspsychologie
Waarom en hoe ontwikkelen wij ons? Is de hoofdvraag binnen de ontwikkelingspsychologie.
Belangrijke debatten binnen de ontwikkelingspsychologie
1. Nature-Nurture, wordt ontwikkeling voornamelijk door genen en biologie beïnvloed of door
omgeving en ervaring?
2. Activiteit-Passiviteit; vormen mensen hun eigen omgeving of wordt dit passief gevormd
zonder controle?
3. Continu-Fases: Ontwikkelen mensen zich continu of zijn er kwalitatieve fases waarop
bepaalde competenties en karakteristieken worden ontwikkeld?
4. Universeel-Context specifiek; is ontwikkeling gelijk van persoon tot persoon en cultuur tot
cultuur of variëren de paden van ontwikkeling zich op basis van sociale context?
Nature vs. Nurture: prominente vertegenwoordiging
Charles Darwin: focus op aangeboren biologie. Voorbeelden zijn emotionele gezichtsuitdrukkingen
die kort na de geboorte al aanwezig zijn. Ook emotionele uitdrukking bij blinde is hetzelfde als bij
anderen. Dit laat zien dat het aangeboren is en niet aangeleerd.
John B. Watson: focus op aangeleerd gedrag. Tweelingstudies; gedragsgenetica is de manier om
nature/nurture te onderzoeken.
Erfelijkheid is de hoeveelheid variatie in een trek binnen een bepaalde populatie die toe te schrijven
is aan genen. Erfelijkheid coëfficiënten blijven niet stabiel maar veranderen systematisch door de
levensloop heen. De erfelijkheid is het hoogste tijdens de mid-volwassenheid.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anneperdaems. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.