Ontwikkelings- en levensloopcriminologie HC
HC 1: 29/03: risicofactoren en beschermende factoren
Ontwikkelings- en levensloopcriminologie
1. Ontwikkeling/verloop antisociaal en crimineel gedrag
2. Risicofactoren op verschillende leeftijden
3. Effect life events (gebeurtenissen in leven) op crimineel gedrag (en andersom)
Ontwikkelingsverloop delinquentie is consistent: Age-crime curve (12 tot 18,
adolescentie, piek)
- Criminaliteit verhoudingsgewijs meest gepleegd door adolescenten
- Waarom toename prevalentie in adolescentie en snelle afname aan eind
adolescentie?
- Verschillende opvattingen over relatie leeftijd-criminaliteit: vrienden, afzetten van
ouders, puberteit etc.
- Er zal altijd een groep zijn die het hele leven criminaliteit plegen
Is de age-crime curve misleidend?
- Data is geaggregeerd (alle soorten criminaliteit op elkaar gooien)
o Dadertrajecten of subgroepen van daders kunnen verborgen blijven, er zijn
verschillende trajecten en je mist die als je alles op elkaar gooit
o Je wil goed de persistent daders kunnen zien en niet de incidentele criminelen
, - Data is cross-sectioneel
o Laat niet stabiliteit/verandering van criminaliteit over tijd zien
o Momentopname
o Liever longitudinaal (iemand volgen door leven)
- Data is officieel (officiële data zoals wetten)
o Zegt niets over de voorlopers van officieel geregistreerde criminaliteit
(antisociaal gedrag in kindertijd)
o Criminaliteit onder 12 wordt niet geregistreerd
o Dark number
Belang van DLC-theorieën en onderzoek
- Veel variabelen zijn uiteindelijk veranderlijk over tijd, en de invloed van die
variabelen is ook veranderlijk (minder invloed hoe ouder je wordt)
- Tussen-persoonsverschillen (age-crime curve) vs. binnen-persoonsverschillen
(longitudinaal onderzoek)
- Cross-sectioneel vs. longitudinaal
The marshmallow test (experiment waarbij kinderen die moeten wachten met marshmallow
eten zodat ze er twee krijgen)
- Zelfcontrole meten en impulsen beheersen (laag bij kinderen)
o Neemt toe met de jaren
- Weinig zelfcontrole eerder geneigd om criminaliteit te plegen
- Tussen-persoonsverschillen: alle kinderen hebben andere mate van zelfcontrole
DLC-theorieën
- ICAP: Integrated Cognitive Antisocial Potential (FARRINGTON)
o Lange termijn antisociaal potentieel
, Hier begint het mee, vanaf vroege jaren individu gevormd (soms zelfs
voor geboren, alcohol tijdens zwangerschap) en invloeden in kindertijd
die lange termijn antisociaal potentieel veroorzaken
(gezinsomstandigheden, armoede, karaktereigenschappen, zie
bovenste kolommen). Iemand draagt dit mee naarmate die ouder
wordt.
Om tot criminaliteit over te gaan, heb je niet genoeg aan lange termijn
antisociaal potentieel. Hiervoor is ook korte termijn antisociaal
potentieel nodig.
o Korte termijn antisociaal potentieel
Drugs, alcohol, frustratie en verveling, sensation seeking
Kan plotseling ontstaan en verhoogt kans op crimineel gedrag
Maar criminaliteit is nog niet vanzelfsprekend ook nog cognitieve
processen spelen een rol (kosten en baten afweging maken)
dan verhoogd risico op crimineel gedrag
o Ook kijken wat er na criminele gedrag gebeurt beloning? kans neemt
toe op recidive. Negatieve gevolgen? kans neemt af.
Hulpvol voor preventie
Inmiddels veel andere theorieën: Moffitt en Sampson en Laub
verschillen
Risicofactoren op verschillende leeftijden
Wat zijn risicofactoren?
u Geassocieerd met uitkomstmaat – samenhang i.p.v. risicofactor
u Factor gaat aan uitkomst (criminaliteit) vooraf – risicofactor
u Risicofactor die veranderd kan worden – dynamische risicofactor (overheid
kan interveniëren, in welke buurt iemand woont bijv.)
u Risicofactor die niet veranderd kan worden – statische risicofactor
(gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden, slachtofferschap
bijv. of geslacht, karaktereigenschappen)
Bronfenbrenner’s ecologisch system model
Risicofactoren en beschermende
factoren hebben op verschillende
leeftijden, verschillende invloeden.
Model begint bij individueel kind, hoe
dichterbij (microsysteem), hoe meer
invloed en vooral in jonge jaren.
Tegenwoordig is sociale media in
exosysteem erbij gekomen
, Verschillende domeinen
u Individueel (binnenin de persoon)
u Antisociaal gedrag, emotie(regulatie), cognitieve ontwikkeling, hyperactiviteit
u Familie
u Opvoeding, kindermishandeling, aantal gezinsleden, etc. (HC 3:
Intergenerationele overdracht)
u Peers
u Criminele vrienden (selectie of invloed?), afgewezen worden (HC 4: Peers)
u School- en omgevingsfactoren
u Spijbelen, slechte binding met school, weinig ambities
Let op: geen uitputtende lijst van risicofactoren! (denk aan prenatale factoren)
1 risicofactor niet veel invloed op kans op criminaliteit, pas als risicofactoren zich opstapelen.
Hoe meer risicofactoren, hoe hoger kans op criminaliteit.
Risicofactoren in de kindertijd (factoren die leiden tot criminaliteit)
- Antisociaal gedrag in de kindertijd is de grootste risicofactor voor later delinquent
gedrag – Farrington (verhoogt de kans maar is niet de enige factor)
Deviant children grown up
• Criminele volwassenen waren meestal antisociale kinderen (terugkijken)
Maar:
• Antisociale kinderen worden meestal geen criminele volwassenen (vooruitkijken)
Wat is antisociaal gedrag?
Niet strafbaar gedrag
u Probleemgedrag: externaliserend (naar buiten toe uitten) (en internaliserend
gedrag bij kinderen) (<12 jr)
Strafbaar gedrag
u Lichte vormen: delinquent/crimineel gedrag: overtreden van de wet door
jongeren (>12 jr)
u Zware vormen: jeugdcriminaliteit
Om iets met antisociaal gedrag te kunnen bestempelen, moet je eerst weten wat voor
gedrag ‘normaal’ is voor een bepaalde leeftijdscategorie (bijv. temper tantrums bij kleuters).
Familie
u Nature: Genetische invloed van ouders op kind
u Nurture: Omgevingsinvloeden
o Proximale factoren
Slechte hechting, misbruik/mishandeling/verwaarlozing, opvoeding
u Distale factoren