• Creationisme: is de religieus geïnspireerde opvatting dat het universum en de aarde, maar
ook alle planten, dieren en de mens hun ontstaan te danken hebben aan een
scheppingsdaad, bijv. het eerste Bijbelboek.
• Intelligent design: de theorie van ID houdt in dat bepaalde functies van het universum en
van levende wezens het best verklaard worden als het werk van een intelligente
‘ontwerper’ en niet als een ongericht proces als natuurlijke selectie.
• Generatio sponatanea: het ontstaan van leven uit niet-levende stoffen.
De Italiaanse arts, weerlegde de theorie van generatio spontanea door het uitvoeren van
een eenvoudig experiment (hij vulde een paar potten met vlees en dekte een paar ervan
af. Alleen in de niet afgedekte potten ontstonden maden).
• Fixisme: het onveranderlijk zijn van alle plantensoorten/diersoorten. Ze zijn ooit in de
huidige vorm en diversiteit ontstaan en daarna als biologische soort nooit meer veranderd.
Carolus Linnaeus: biologische nomenclatuur.
• Catastrofetheorie: slaat op een geheel van wiskundige en filosofische verhandelingen,
waarin gepoogd wordt natuurverschijnselen op een zeer algemeen niveau uit te leggen
aan de hand van de classificatie van singulariteiten van differentieerbare functies.
Catastrofen vormt verklaring voor uitgestorven soorten en ‘nieuwe’ schepping.
• Lamarckisme: kenmerken die ouders verwerven worden doorgegeven aan het nageslacht
(giraffen). Het staat ook bekend als erfelijkheid van verworven kenmerken of zachte
evolutie. Het maakte deel uit van de theorie over biologische evolutie die door de Franse
bioloog Jean-Baptiste Lamarck werd voorgesteld.
• Darwinisme: hij ziet de ontwikkeling van de soorten (de evolutie) als uitkomst van
onderlinge strijd om het bestaan tussen de individuen binnen een soort, waardoor de best
aangepasten overleven. Hij gaat er van uit dat de evolutie zich niet volgens een
vooropgezet plan voltrekt, maar geregeerd wordt door toeval (namelijk de toevallige
mutaties in het genetisch materiaal).
• Neodarwinisme: is Darwinisme gecombineerd met de erfelijkheidsleer van Gregor Mendel
en de populatiegenetica. De centrale opvatting binnen het neodarwinisme is dat de
combinatie van mutatie en natuurlijke selectie de drijvende kracht is achter evolutie.
• Mendel heeft vier wetten gevormd:
➢ De uniformiteitswet: als je twee raszuivere individuen (die maar één kenmerk
verschillen) met elkaar kruist, dan zijn de F1-nakomelingen onderling identiek.
➢ De dominantiewet: Alle individuen uit de eerste generatie vertonen hetzelfde
kenmerk als het kenmerk van één van beide ouders (P-generatie).
1
, ➢ De splitsingswet: bij onderlinge kruising van individuen uit de eerste uniforme
generatie krijg je nakomelingen met verschillende genotypen. Daarbij komen de
kenmerken in een vaste getalverhouding tot uiting: 3:1 bij dominant-recessieve
overerving en 1:2:1 bij partiële (of co-) dominantie.
➢ De onafhankelijkheidswet of reciprociteitswet: de verschillende kenmerken worden
onafhankelijk van elkaar overgeërfd (indien ze op verschillende chromosomen liggen).
• Kunnen situeren waarom dierkunde in jou opleiding voorkomt:
Biologie = de natuurwetenschap die het leven in al zijn facetten bestudeert. In de natuur
komen de meest uiteenlopende organismen voor, van eencellig tot meercellig en van
eenvoudig tot complex. De organismen bezitten vaak een verschillende levenswijze en zijn
van elkaar en van de omgeving afhankelijk.
• Natuurlijke selectie: de omgeving bepaalt welke individuen het best aangepast zijn
(survival of the fittest).
• Darwin spreekt over ‘struggle for life’:
Door de groei van de bevolking zou er voedsel gebrek komen en dus een verschrikkelijke
‘struggle for life’. Het werd door Darwin gezien als de kracht achter het ontstaan en het
veranderen van soorten. Het boek was een groot succes.
• Darwin spreekt over ‘survival of the fittest’:
is de natuurlijke selectie die optreedt door het overleven van het nageslacht van de best
aangepaste binnen een populatie. De omgeving bepaalt dus wie en wat de sterkste, de
best aangepaste is (fittest). De term is bedacht door Herbert Spencer na het lezen van
Charles Darwins On the Origin of Species.
Lamarckisme Darwinisme
- Giraffen moeten hun nek strekken om - Binnen de groep van giraffen is er een variatie aan neklengtes.
aan eten te raken -> hun nekken worden - De giraffen met de langste nekken krijgen meest voedsel in een
langer. omgeving met vooral hoge bomen.
- De lange nek wordt overgeërfd door - De giraffen met de korte nekken verhongeren, die met de lange
hun nakomelingen. nekken overleven.
- Het zijn vooral de giraffen met een lange nek die zich kunnen
voortplanten, hun nakomelingen hebben een lange nek.
• Het morfologisch soortconcept: is een verzameling organismen die een vergelijkbare,
specifieke vorm hebben. Men onderscheidt bijvoorbeeld een eend van een kip omdat ze
(onder andere) verschillend gevormde snavels hebben en de eend ook zwemvliezen heeft.
Morfologie = vorm, uiterlijk
• Een biologische soortconcept: is een verzameling organismen die onder natuurlijke
omstandigheden tot voortplanting komt en daarbij vruchtbare nakomelingen kan
produceren. Dit is meestal de nuttigste definitie voor wetenschappers die zich met levende
gewervelde dieren bezighouden zoals zoogdieren, vissen en vogels. Het bekendste
voorbeeld behandelt paarden en ezels. Zij behoren tot verschillende soorten omdat de
nakomelingen van een kruising tussen paard en ezel onvruchtbaar zijn.
2
,• Aantonen dat het fylogenetische soortconcept de meest aanvaardbare methodiek is om
verschillende diersoorten te kunnen onderscheiden:
= een fylogenetisch of evolutionaire soort is de kleinst mogelijke verzameling van
organismen met een gemeenschappelijke voorouder. De soort heeft een afstammingslijn
die in tijd en plaats verschilt van andere afstammingslijnen.
We zien verschillen in het DNA structuur.
Indien er grote verschillen zijn -> dan krijgen we verschillende soorten.
Indien kleine verschillen -> krijgen we dezelfde soort (nakomelingen vruchtbaar).
DNA barcoding: voor iedere soort wordt karakteristiek deel DNA bepaald. Dit kan
vergeleken worden met onbekend DNA-staal om te identificeren of verwantschap te
bepalen.
• De verschillende classificatieniveaus in de juiste volgorde kunnen weergeven:
1. Rijk (regnum, kingdom)
2. Stam (phylum)
3. Klasse (classe)
4. Orde (order)
5. Familie (family)
6. Geslacht (genus)
7. Soort (species)
8. Ondersoort (subspecies)
Hulpmiddel: King Philip came over for good soup.
-> Indien er nood is aan tussenliggende taxonomische niveaus, wordt er super of sub aan
de grote niveaus toegevoegd (een superklasse ligt tussen stam en klasse, een subklasse ligt
dan weer tussen klasse en orde) of krijgen de tussenliggende niveaus een specifieke
benaming (tak, ondersoort, variëteit).
• Verklaar: een dier is meercellig:
Een meercellig organisme bestaat uit meerdere cellen en is altijd eukaryoot. Alle dieren die
we met het blote oog kunnen waarnemen zijn meercellige organismen. Bij meercellige
organismen gaan cellen samenwerken en ontstaat er een taakverdeling. Sommige cellen
specialiseren zich in het verzamelen van voedsel, anderen in voortplanting, voortbeweging,
…
• Verklaar: een dier is eukaryoot:
Alle meercellige organismen zijn eukaryoot. Het is een organisme dat een celkern bevat.
• Verklaar: een dier is heterotroof:
Organismen zijn heterotroof als zij plantaardige en/of dierlijke voedingsstoffen opnemen
om hiermee lichaamsenergie op te bouwen. Dit is dus het tegenovergestelde van
4
, autotroof. Want een plant is autotroof, die kan uiteindelijk vanuit licht zijn lichaamsenergie
opbouwen. Dus zonder voedsel/voedingsstoffen kunnen heterotrofen niet overleven.
• De verschillen tussen een plantaardige cel en een dierlijke cel:
Plantaardige cel Dierlijke cel
Bladgroenkorrels /
Grote vacuole Geen grote vacuole maar wel kleinere
vacuoles zoals lysosomen en de blaasjes
van het Golgi-apparaat.
Celwand bestaande uit cellulose en een Geen celwand, wel celmembraan.
celmembraan.
Plantaardige cellen zijn groter. Dierlijke cellen zijn kleiner.
(10 tot 100 micrometer lang) (10 tot 30 micrometer lang)
Cellen even groot: rechthoekige of Verschillende maten: ronde of
kubusvormige vormen. onregelmatige vormen.
• Aristoteles: hij onderneemde een eerste poging tot het classificeren van levende wezens.
Hij probeerde de verschillende onderdelen van de natuur zo goed mogelijk te omschrijven,
om deze dan vervolgens te groeperen naar de morfologische kenmerken die ze
gezamenlijk hebben.
5
, • Redi: de Italiaanse arts, weerlegde de theorie van generatio spontanea door het uitvoeren
van een eenvoudig experiment (hij vulde een paar potten met vlees en dekte een paar
ervan af. Alleen in de niet afgedekte potten ontstonden maden).
• Pasteur: was scheikundige en microbioloog. Zijn grootste doorbraak was de ontdekking dat
de zogenaamde micro-organismen, zoals bacteriën en schimmels, verantwoordelijk waren
voor tal van ziektes én dat deze organismen in de lucht zaten en niet in rottende stoffen.
• Linnaeus: hij wordt echter als het echte beginpunt van de systematiek beschouwd. Zijn
latijns binomiaal systeem wordt nog steeds gebruikt. Hij gaf dus reeds in de benaming van
een soort aan tot welke grotere groep het behoorde. Hij heeft gezegd dat planten en
dierensoorten onveranderlijk zijn = fixisme. Dit werd later weerlegd.
• Cuvier: hij is de grondlegger van paleontologie (= de wetenschap die fossiele resten of
sporen van organismen bestudeert, om aan de hand daarvan de aard en evolutie van
het leven op Aarde in het geologisch verleden te reconstrueren. Paleontologie probeert
ook de verwantschap van nu levende organismen met uitgestorven soorten uit het
verleden vast te stellen).
• Lamarck: hij heeft de theorie van het Lamarckisme voorgesteld in de 19de eeuw. Hij was
de eerste die sterk onderscheid maakte in gewervelde en ongewervelde dieren.
• Darwin: Grondlegger biologisch denkkader: soorten zijn NIET onveranderlijk en gaan in de
loop der tijd over in nieuwe soorten. De theorie van Charles Darwin is gepubliceerd in 1859
in zijn boek 'The origin of species by means of natural selection or the preservation of
favored races in the struggle for life'.
• Mendel: Grondlegger van neodarwinisme. Hij heeft darwinisme gecombineerd met de
erfelijkheidsleer van Gregor mendel en de populatiegenetica.
• Dierlijke cel:
Celorganel Functie
Nucleolus of kernlichaam Het bestaat uit RNA, DNA en eiwitten en bevat de
moleculaire machinerie die nodig is voor de
vorming van ribosomen. Deze moleculen, worden
gesynthetiseerd en in de juiste structuur
samengebracht.
Celkern of nucleus Hierin wordt het genetisch materiaal (DNA)
opgeslagen. Het DNA regelt de productie van
eiwitten, die maken dat het hele organisme kan
functioneren. Hierdoor wordt de celkern ook wel
gezien als het 'controlecentrum' van de cel.
Ribosomen Vormt de centrale plaats van eiwitsynthese.
Vesikels Het opslaan of het transporteren van bepaalde
stoffen in de cel.
Golgi-apparaat of golgi-systeem Opslag en omzetting van stoffen vanuit het
endoplasmatisch reticulum.
6
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper evelienlefilon. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.