Hoorcollege en leerdoelen
soorten:
• Mammacarcinoom
• Coloncarcinoom
• Longkanker
• Syndroom van Horner
• Nier carcinoom
• Blaascarcinoom
• Prostaatcarcinoom
• Hersentumoren
Hoorcollege 1
Oncogenese
1. snelheid celdeling niet meer onder controle
• geen groeifactoren, toch celdeling
• tumorcellen negeren contact-inhibitie (contact inhibitie is een seintje die zegt, stop
even met groeien)
• kankercellen kunnen oneindig vaak delen
2. cellen gaan niet meer dood
• negeren van apoptose
3. angiogenese; de tumorcellen lokken de bloedvaten naar hun toe, voor meer bloedtoevoer
tumor stopt met groeien als die 0,5 mm groot is. Dan zijn nieuwe haarvaatjes nodig.
, Kankercellen produceren groeifactoren die de groei van de capillairen richting tumor
stimuleren
4. metastase; hij splits zich af in meerdere tumorcellen en die kunnen zich ergens anders
vestigen.
i. de tumor maakt MMP aan en geeft deze af
ii. MMP breekt het bindweefsel tussen cellen en de verschillende weefsels en organen
ligt af
iii. hierdoor kunnen cellen zich losmaken uit een weefsel en zich direct in omliggende
weefsel nestelen of verplaatsen
5. omzeilen immuunsysteem
Waar gaat het fout; schade van het DNA (mutatie)
Risicofactoren:
• leeftijd
• erfelijke aanleg (genetische) bijv BRCA 1 en 2
• omgevingsfactoren
▪ voeding (alcohol en rood vlees)
▪ stress
▪ ziekteverwekkers (pathogenen, virale infecties)
▪ giftige stoffen/ carcinogenen stoffen (roken, alcohol, PAKs, asbest, fijnstof)
▪ straling (UV, rontgen, gamma)
Diagnostiek:
• beeldvormig
▪ CT scan
▪ PET scan (radioactief, radioactieve glucose)
▪ MRI scan
▪ Echo
• Tumormarkers (stoffen afkomstig van de tumor)
bijv PSA bij protstaatkanker, wordt gebruikt voor screening, reactie behandeling en recidief.
,Premaligne stadium: niet kwaadaardig maar ook niet goedaardig. Cellen hebben kenmerken van
kwaadaardige cellen. Hieruit kan kanker ontstaan. Lichaam kan deze cellen aanpakken.
Carcinoma in situ: vroege vorm, binnen basaalmembraam.
Beninge tumor: goedaardig
• groei: binnen een kapsel, dringt niet het omliggende weefsel binnen
• groei, verdrukt omliggend weefsel
• zaait niet uit, metastaseert niet
• niet direct levensbedreigend
Maligne tumor:
• groei: drinkt het omliggende weefsel binnen (invasieve groei)
• groei: verwoest omliggende weefsel
• zaait uit (metastaseert)’
• bedreigt gezondheid en leven patiënt
Lymfogene metstasering:
• via lymfebanen
• losgelaten tumorcellen lopen vast in eerste klierstation
• een metastase van borstkanker in de long heet geen longkanker, maar gemetastaseerde
borstkanker
Hematogene metstasering:
• via de bloedbaan
• naar andere organen en weefsels
• metastasen kunnen zelf ook weer uitzaaien
vena pulmonalis type: tumor in long → hersenen, lever, botten
vena porta type: tumor in maag, alvleesklier, darm → lever
, vena cava type: tumor in benen, armen, testis, nieren, blaas → longen
geslachtskanker komt het meest voor, door hormonen, daarna huid, darm, long en lymfeklieren.
Behandeling:
• chirurgie
• chemotherapie
• doelgerichte therapie (MAP medicatie)
• hormoontherapie (alleen voor prostaat, baarmoeder of borstkanker)
• immunotherapie
• Raiotherapie; jodium (wordt gebruikt bij schilklierkanker)
Curatief: om te genezen.
Palliatief: genezing is niet meer mogelijk, doel is pijnbestrijding en voorkomen van complicaties
Chemotherapie:
• valt cellen aan die zich snel vermingvuldigen (kankercellen maar ook lichaamscellen)
• toediening: oraal (via de mond), insputing in aders of spier of port-a-cath
• vaak in kuren
• Vooraf: neoadjuvante chemotherpaie: beodel om tumor kleiner te maken zodat chirurgie
mogelijk is
• erna: adjuvante chemotherpaie: na chirurgie of radiotherpaie,om kleine uitzaaingen te
doden
• tegelijk: bv, chemoradiatie (chemo en radio)
• palliatief: om pijn te verminderen
• Haar gaat dood doordat dat snelgroeiende cellen zijn en die gaan dood
soorten:
• alkylerende middelen