100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Aardrijkskunde en didactiek €2,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Aardrijkskunde en didactiek

 163 keer bekeken  0 keer verkocht

Samenvatting van 8 pagina's voor het vak Aardrijkskunde aan de HSL

Voorbeeld 3 van de 8  pagina's

  • 31 oktober 2014
  • 8
  • 2014/2015
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (12)
avatar-seller
Mjtb
Samenvatting aardrijkskunde H9.

9.1 Binnenlandse migratie:
Migratie betekend verhuizen. De voorwaarde is dat je moet verhuizen naar een andere
gemeentegrens. Binnen Nederland migreren noemen we binnenlandse migratie. Veel Nederlandse
steden zijn in de middeleeuwen ontstaan en waren toen redelijk stabiel in omvang, maar sinds de
industriële revolutie is hier verandering in gekomen.

9.1.1 achtergrond van de bevolkingsexplosie:
Tussen 1850 en 1975 had Nederland een hoog sterfte cijfer. Dit kwam door de slechte hygiëne en
de gebrekkige medische voorzieningen. Ook had NL een hoog geboortecijfer wat kwam door de
afwezigheid van voorbehoedsmiddelen, de invloed van de kerk en de nood om kinderen te hebben
voor als de ouders bejaard worden. In 1875 daalt het sterftecijfer door de invoering van de
woningwet in 1901. (Eisen aan een beter woonklimaat). In 1929 werden er medicijnen als
penicilline uitgevonden en de hygiëne verbeterd door het pasteuriseren. Er ontstaat een
bevolkingsexplosie doordat het geboortecijfer niet daalt. Dit gebeurt wel vanaf 1970 door de komst
van anticonceptie. Daarnaast krijgt de kerk minder invloed door individualisering en werken steeds
meer vrouwen waardoor ze kinderen op latere leeftijd krijgen. Door onder andere gevarieerdere
voedingspatronen, betere arbeidsomstandigheden en andere oorzaken is er nu een hogere
levensverwachting. Een hoge levensverwachting bevordert de vergrijzing wat uiteindelijk zal leiden
tot een hoger sterftecijfer.

9.1.2 urbanisatie
Een groot deel van de bevolking woont nu in steden. In het Nederland van nu zie je veel
uitbreidende stedelijke bebouwing. Vooral in de randstad. Het gevolg van urbanisatie is dat de
landbouw gebieden leegtrekken en de steden zich sterk ontwikkelen.

Trek naar de steden:
Aan het eind van de 19de eeuw ontstond de mechanisatie op het platteland. Veel boeren werden
werkloos en trokken naar de stad om daar in de opkomende industrie te gaan werken.
Verstedelijking/urbanisatie: het proces waarbij mensen van het platteland naar de stad verhuizen.
Er werden rond de stadskernen in hoog tempo nieuwe wijken uit de grond gestampt om iedereen
woonruimte te bieden. De leefomstandigheden in deze arbeiderswijken waren slecht behalve in de
tuindorpen. Er waren slechte sanitaire voorzieningen, de huizen en wegen waren klein en ze lagen
in de buurt van de fabrieken. Er braken massale epidemieën als cholera en tuberculose uit. Door
de toenemende bemoeienis van de gegoede burgerij kwam in 1901 de woningwet. De
leefomstandigheden in de wijken moest verbeterd worden. Er moest een scheiding tussen wonen
en werken komen, meer daglicht en frisse lucht. De overheid stimuleerde de bouw van betere
woningen door financiële steun.

Trek vanuit de steden door de elite:
Rond 1900 ontstond er een kleine omgekeerde migratie beweging. De stedelijke elite vertrok uit de
stad om buiten de stad in mooie vila’s te gaan wonen. Zij reisde elke dag via het ov tussen huis en
werk. De migratiebeweging kunnen we nog steeds herkennen door de fraaie architectuur en het
grote volume. Nu zijn de villa’s vaak kantoorruimte of appartementen.

Uitbreiding van de steden:
Na de oorlog werd er in volle hevigheid gebouwd. Eerst startte men met de wederopbouw van
vernielde bebouwing. Daarna kwamen er nieuwe woningen door de volgende ontwikkelingen: Het
werk in de landbouw werd nog minder dus trokken meer mensen naar de stad, de woningbezetting
daalde dus er woonden minder mensen in 1 huis en er ontstond een babyboom na de oorlog. Er
ontstond een revolutiebouw: de komst van naoorlogse woningen met flats, duplexwoningen, en
eengezinswoningen.

Ruimtelijke ordening in nota’s:
Vooral in de randstad kwamen veel mensen wonen. In Groningen, Drenthe en Friesland was niet
genoeg werk dus werkte de randstad als pullfactor. Rond 1960 woonde 45% van de bevolking in

,Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Daarom verscheen in 1960 de nota ruimtelijke ordening.
De tweede nota ruimtelijke ordening kwam in 1966 en ook hierin stond dat het volk zich moest
verspreiden.

9.1.3 suburbanisatie.
Rond de jaren 60 ontstond de pullfactor wonen waardoor menen uit de steden naar het platteland
trokken. Dit was niet de spreiding waarop de overheid hoopte. Rong 1965 gaat het met de
economie veel beter en de welvaart groeit. Hierdoor stelden mensen hogere eisen aan hun
woonomgeving. In de stad is veel lawaai en stank, er is geen tuin en kinderen kunnen niet veilig op
straat spelen. Mensen trokken weg uit de stad en de komst van de auto maakte men mobiel.
Vooroorlogse wijken waren niet berust op de toename van de hoeveelheid auto’s.

Uitbreiding van dorpen:
De dorpen rondom de steden verrezen in rap tempo de zo gewilde woningen met een tuin. Maar
de meeste mensen woonden niet in de plaats waar ze werkten dus ontstond er een grote stroom
met verkeer. Ook waren de meeste voorzieningen nog altijd in de stad. Een stadsgewest: een
samenhangend geheel van een stad met omringde plaatsen. De vrijgekomen woningen in de stad
gingen functioneren als voorzieningen zoals voor werk en horeca. Cityvorming: In een stadscentra
is het wonen ondergeschikt geworden aan het werken, winkelen en recreëren. Er moesten steeds
meer wegen gebouwd worden voor het toenemende verkeer. Dit leidde tot grote investeringen van
de overheid. Ook ontstonden er agglomeraties: Grote steden waaraan de omliggende plaatsen zijn
vastgegroeid. Vooral in het westen te zien.

Groeikernen:
Het groene hart van de randstad moet behouden blijven. De suburbanisatie moet aan banden
gelegd worden. In de tweede en derde nota wordt het beleid van de gebundelde deconcentratie
beschreven: Suburbanisatie mag nog wel, maar niet meer naar elk willekeurig dorp. Voor de groei
van de voer grote steden kwamen groeikernen. Voor Den Haag kwamen er toch groeikernen in het
groene hart omdat er geen andere mogelijkheden voor groeikernen waren. In de stad bleven
vooral de buitenlandse migranten achter en op het platteland vooral de ouderen.

In de derde nota stond beschreven hoe de overheid voor de spreiding wilde zorgen: De steden
Zwolle, Groningen, Breda en Amersfoort kregen net als de groeikernen subsidie van de overheid
om te zorgen voor woningen en om werk uit de randstad daarheen te lokken. Er kwamen regels en
vergunningen voor vestigingen en uitbreidingen van werkgelegenheid in de randstad bemoeilijkten.
De provincies Groningen, Friesland en zuid-Limburg kregen subsidie van de overheid om de
infrastructuur te verbeteren. In Groningen kwam de Eemhaven. Overheidsinstellingen gingen soms
ook naar deze provincies waaronder SLO. Rond 1980 leek het effect te hebben maar dat kwam
door de gestegen prijzen in woningen en brandstof en de slechte economie. De vierde nota
speelde in op problemen als woon-werk verkeer, wegtrekken van koopkrachtige inwoners uit de
stad en afname van agrarisch gebied.

9.1.4 Re-urbanisatie.
Het wonen in de stad werd weer aantrekkelijk gemaakt met het compacte stadsbeleid in de vierde
nota.

Vierde nota ruimtelijke ordening:
kwaliteitsverbetering en verdere benutting van de stad stonden centraal en moesten het
fileprobleem, de financiële problemen van de grotere steden en de leegloop van het platteland
tegengaan.

Steden mochten niet meer in omvang groeien maar de ruimte moest anders worden benut.
Woningverdichting: op plaatsen waar al woningbouw was gepland, mocht meer gebouwd worden
dan was voorzien. De groeisteden uit de jaren 70 kregen opvolging door stedelijke knooppunten. In
de vierde nota werden drie groepen stedelijke knooppunten onderscheiden:
- De gote steden met veel internationale contacten.
- Steden of combinaties van steden mer euregionaal karakter.

, - Steden die een regionale functie vervullen en de regionale werkelijkheid stimuleren.
Ook deze stedelijke knooppunten kregen extra subsidie om woon en werkgelegenheid te
stimuleren.

De overloop van de grote steden, die in de jaren 70 nog werden opgevangen door groeikernen ,
moest vanaf 1990 plaatsvinden in vinex-locaties. Dit zijn door de overheid aangewezen nieuwbouw
wijken aan de rand van de agglomeraties. Vinex is de afkorting van vierde nota ruimtelijke
ordening extra. Alle grootschalige nieuwbouwwijken werden ook wel vinex-wijken genoemd. Later
kwam er een enorme migratiegolf tot stand. Jongeren herontdekten de stad en gingen er studeren
en carriere maken. De yuppies (young urban people) en de Dinkies (double income no kids)
wonen in vroegere herenhuizen en pakhuizen. Deze beweging wordt ook wel re-urbanisatie
genoemd.

Duurzaamheid
Sinds 2006 is de nota ruimte van kracht met de visie op ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke
inrichting in Nederland. De rijksoverheid schept ruimte voor ontwikkelingen uitgaande van het
motto decentraal wat kan en decentraal wat moet, en verschuift het accent van het stellen van
ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.

In de huidige ruimtelijke ordening is er een duidelijke keuze gemaakt voor meer beslissingsrecht bij
de lagere overheden en minder opgelegde keuzen bij rijksoverheid. Daarnaast probeert men
economische groei op een verantwoorde wijze samen te laten gaan met duurzaam gebruik en
behoud van natuurlijk- en cultureel erfgoed.

9.2 Immigranten in Nederland: westers en niet westers.
Door immigratie en emigratie komt er verschuiving in de bevolkingsaantallen. Als er meer mensen
uit Nederland vertrekken dan noemen we dat een emigratieoverschot. Wanneer er meer mensen
komen dan er weggaan is er een immigratieoverschot. Nederland had tussen 1960 en 2002 een
immigratieoverschot. 20% van de bevolking was allochtoon in 2005. Nederland is al lange tijd een
immigratieland en dat komt niet alleen door de gastarbeiders in de jaren 60. Ook vluchtelingen zijn
int van deze tijd aangezien er in 1700 vele hugenoten naar Nederland kwamen. Rond 1700 ware
er 12000 hugenoten in Adam en de meesten werkten in het boekenvak. Rond 1970 kregen
immigranten het woord allochtoon wat letterlijk uit een ander land betekend. Een allochtoon is
iemand die in het buitenland geboren is of van wie 1 van de ouders in het buitenland is geboren.
Dit geldt niet als het kind bijvoorbeeld op vakantie geboren is. Nu zijn er mensen die wel
Nederlander zijn maar geen autochtoon zijn (In Nederland geboren). De grootste groepen
allochtonen zijn Duitsers en Indo’s en beide zijn westerse allochtonen.

9.2.1 Westerse allochtonen.
In 2005 telde Nederland 1,4 miljoen westerse allochtonen vooral uit Europa, Indonesie en Noord-
Amerika. De gemeente Vaals heeft met 47,7% de meeste allochtonen. Ook Rijswijk, Amstelveen,
Amsterdam en Den haag bevatten een grote concentratie allochtonen. Het is een gevolg van de
sterk toegenomen internationalisering van de samenleving- met veel multinationale
ondernemingen- en anderzijds door veel politieke contacten rondom de regeringsstad. Ook zijn er
veel Indo’s door de dekolonisatie. Deze zijn vooral rondom Den haag en het Gooi. Drie grootste
groepen westerse allochtonen:
- Indo’s: Grootste groep allochtonen. Verspreidt over het hele land, maar concentraties ervan in
Noord-holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Gelderland
- Duitsers en Belgen: wonen over de grens. Verspreidt in het hele land, maar concentraties in de
randstad. Een minderheid woont in grensgebieden. Vallen niet op en zijn volledig geïntegreerd.
Nederlanders gaan wel wonen in grensstreken van Duitsland en Belgie. (Goedkopere grond,
beter belastingstelsel etc.). Voor de Duitse grens is de voornaamste reden om te verhuizen de
prijs-kwaliteit verhouding van woningen en bouwkavels

9.2.2 Niet-westerse allochtonen.
In 2005 was 54,4% van alle allochtonen niet-westers. Onder allochtonen heb je een eerste (Zelf in
het buitenland geboren) en een tweede generatie (In Nederland geboren). De meeste niet-

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Mjtb. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 48298 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd