Samenvatting strafrechtelijk sanctierecht
Hoorcollege 1: Inleiding en uitgangspunten
In het sanctierecht hebben we het over twee verschillende aspecten:
- Oplegging van strafrechtelijke sancties; en
- Tenuitvoerlegging ervan.
Die twee aspecten kunnen vervolgens op verschillende manieren worden benaderd:
- Positiefrechtelijk → welke sancties hebben we? Onder welke voorwaarden kunnen we
sancties neerleggen? Welke regels gelden er dan?
- In het licht van actuele discussies → actuele wetgeving en voorgenomen wetgeving.
Benadering strafrechtelijk sanctierecht
- Theoretisch → waarom sanctioneren? Wat is het doel van het opleggen van sancties?; dit leert
ons alleen welke doelen er zijn! Om te kijken of die doelen ook worden verwezenlijkt, moet je
kijken naar de rechtshistorische benadering
- Effectiviteit van sanctioneren → bereikt de tenuitvoerlegging wel de doelen die wij nastreven
met algemene en specifieke sancties?
- Rechtshistorisch → what works? Welke sancties hebben we anno 2021 en welke hadden we
eerst? Waarom is het veranderd?
- Recente ontwikkelingen
Theoretisch; waarom sanctioneren?
- Vergelding (grondslag) = grondslag van straf. Deze principe is erg oud (terug te leiden naar oog
om oog, tand om tand, etc.). Door het plegen van een delict slaat de dader een deuk in de
rechtsorde en om die deuk ongedaan te maken, moeten we een deuk in de tegenovergestelde
richting geven, zodat het weer gelijk wordt.
→ Vraagtekens; proefschrift misdaad en straf van Klaassen.
Volgens Klaassen kan het strafrecht met een legitimiteitscrisis zitten. Vergelding is het opzettelijk
toevoegen van leed door de staat aan een individu, terwijl het morele uitgangspunt is: je moet anderen
behandelen zoals je zelf behandelt wil worden. Tussen dit morele uitgangspunt en anderzijds het
intentioneel toevoegen van leed/vergelding, bestaat een discrepantie/conflict.
Hoe kunnen we dat conflict oplossen met het oog op rechtvaardigen van straffen?
Aanvankelijk werden strafbare feiten afgedaan in het privaatrecht (leidde tot disproportionele
afdoening). De kerk nam de conflictoplossing af van de burger en ging het reguleren. Straf moest
proportioneel/in verhouding staan met de ernst van het delict en tot zekere hoogte met de mate van
schuld. De staat heeft dit later overgenomen: sociaal contract. Wij autonome burgers geven allemaal
een stukje van onze autonomie af aan de staat en met die autonomie legitimeren wij de staat om ons
te beschermen. Met het afgegeven autonomie kan de staat het geweldsmonopolie uitoefenen. Door
middel van het geweldsmonopolie kan het strafrecht worden ingezet en kan daarmee strafrechtelijke
problemen worden gereguleerd en opgelost.
Waarom rechtvaardigt vergelding het idee van straffen? → wraakneming.
Echter, dit grondslag is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Hebben slachtoffers behoefte aan
vergelding of juist meer erkenning en gehoord worden? = andere visie op straffen.
Hersteldenkers en abolitionisten zijn tevens niet overtuigd van het nut van straffen in de context van
vergelding. Een voorbeeld van een abolitionist is Loek Hulsman. Volgens hem hebben we niet veel aan
straffen. Iemand pleegt een strafbaar feit en maakt daarmee een inbreuk op een grondnorm.
Vervolgens doet de staat exact hetzelfde: om die inbreuk op de grondnorm te berechten leggen we
1
,een straf op en met die straf maken we wederom een inbreuk op een vergelijkbare grondnorm. We
lossen daarmee niks op, maar zorgen ervoor dat meer normen worden geschonden.
Knigge noemt het idee van verdiend/intentionele leed toevoegen irrationele rechtvaardiging van
straffen. Het lijkt rationeel, maar er wordt een inbreuk gemaakt op een grondnorm en de staat doet in
reactie daarop precies hetzelfde. Het is minder rationeel dan wat we in eerste oog zouden stellen.
- Normbevestiging → hoe is de impasse te doorbreken? Vergelding is belangrijk, maar is het wel
zo rationeel? Een oplossing kan worden gevonden in het doel-norm bevestiging:
vergelding/wraakneming (=straffen) bevestigt een norm. Wanneer we niks doen als de norm
wordt overschreden, wordt de norm niet bevestigd. Door te straffen wordt bevestigd dat
hetgeen diegene heeft gedaan niet mag. Dus we moeten straffen, niet zozeer voor vergelding,
maar om te bevestigen dat de norm die is overschreden wel de norm is (en wordt nageleefd).
Abolitionisten en hersteldenkers zullen zich afvragen of straffen perse noodzakelijk is om de norm te
bevestigen. De norm kan toch ook op andere wijze worden bevestigd? Bijv. door middel van het
herstelrecht; de toegebrachte schade wordt hersteld en degene verontschuldigt zichzelf. Herstel is ook
een grondslag/doelstelling die je kan beargumenteren voor het opleggen van straffen.
Daartussenin staat:
- Speciale en generale preventie → straf wordt opgelegd met het oog op het voorkomen van
plegen van delicten in de toekomst. Echter, er is helemaal geen empirisch onderzoek (bewijs)
waaruit blijkt dat straffen ook inderdaad preventief werken. Een voorbeeld van voorkomen is
resocialisatie.
- Herstel → dit kan op twee manieren worden benaderd: Heeft het strafrecht als zodanig wel
zin? Kunnen we strafrecht niet vervangen door meer herstelgerichte constructies? Of: het
strafrecht (vergelding) is misschien rationeel, maar we vinden het belangrijk.
We kunnen ook straf opleggen (vergelden) en in de tenuitvoerlegging ervan meer toewerken
naar herstel. Dit is ook een benaderingswijze waar in 2019 aandacht naar is gevraagd:
Herstel
RSJ-congres 2019
Ruimte voor herstel en slachtoffer tijdens detentie: visies, regelgeving, praktijk.
Deze verschillende gedachten kunnen we vangen in grofweg drie verschillende theorieën die proberen
te verklaren/vorm te geven aan de vraag waarom en hoe we straffen. Die theorieën, die irrationeel
lijkt, proberen we rationeel te rechtvaardiging.
Met theorieën rationeel rechtvaardigen irrationele wortels straffen
o Vergeldingstheorie → absoluut; puur en enkel wordt rechtvaardiging gezocht in vergelding.
Straf is gerechtvaardigd door vergelding. Vergelding = grondslag en doel van het straf.
Vergelding vormt de rechtsnorm en legitimeert/rechtvaardigt de straf en kleurt deze verder
in.
Tegelijkertijd relativeert/limiteert vergelding de straf: het eist een relatieve gelijkheid van
straf en misdaad. Je kan niet voor meer vergolden worden dan waarvoor je mis hebt gedaan
= proportionele gelijkheid. Wanneer straf is gebaseerd op vergelding, moet de straf in
proportionele verhouding staan tot de ernst van het delict = kern van vergelding en
onlosmakelijk verbonden met het verklaren en legitimeren van straffen door vergelding.
Dus: vergelding legitimeert de straf en tegelijkertijd limiteert het de straf! Straf gebaseerd op
vergelding, kan nooit verder gaan dan strikt noodzakelijk gezien de ernst van het delict!
o Preventietheorie → relatief; ligt puur en alleen in het doel van straffen, waarbij het
voornamelijk gaat om speciale preventie. Vergelding speelt geen enkele rol!
2
, De legitimatie/rechtvaardiging van straf is het voorkomen van strafbare feiten. Doel van de
straf en de wijze waarop we het inkleuren, ziet enkel hierop.
De invloed van opkomende wetenschappen hebben deze theorie kracht bij gezet. Vooral de
criminologie speelde daarbij een belangrijke rol; niet de daad, maar de dader zou centraal
moeten staan in het strafrecht. Die dader kunnen we vervolgens vormen met het oog op het
voorkomen van strafbare feiten in de toekomst.
Kritiek: de rechtvaardiging is het voorkomen van straffen en niet de vergelding, hierdoor wordt
de straf niet gelegitimeerd. Hier ziet geen grens!: zolang we het doel bereiken, kunnen we
straffen en is het gerechtvaardigd. Proportionaliteit speelt in deze theorie geen rol, in iedere
geval geen proportionaliteit met de ernst van het delict.
Deze twee theorieën sluiten elkaar per definitie niet uit. Maar het kunnen ook twee kanten van
dezelfde medaille vormen en die twee kanten komen bij elkaar in de volgende theorie:
o Verenigingstheorie → combinatie. Vergelding is grondslag voor straf, rechtvaardigt de straf en
limiteert ook de straf. Met andere woorden: vergelding bepaalt de strafruimte die er is in de
proportionele verhouding met de ernst van het delict. Vervolgens is binnen die strafruimte
plaats voor speciale en generale preventie.
Dus grondslag = vergelding en de doelen die we vervolgens stellen aan de opgelegde straf,
kunnen worden ingekleurd in overwegingen van preventie. Deze theorie is vooralsnog leidend
in het Nederlands sanctierecht.
Recente ontwikkelingen: beide kanten van deze theorie lijken in overtreffende trap tot uitdrukking te
komen. Bijv. roep om harder te straffen = roep om meer vergelding. In 2016 is de maximale
gevangenisstraf voor moord van 20 naar 30 jaar gegaan. Onlangs ook voorstel om maximale straf voor
moord te verhogen naar 40 jaar en nu voorstel om maximale gevangenisstraf van doodslag te verhogen
van 15 naar 25 jaar. Dit zijn allemaal overwegingen met betrekking op vergelding: we moeten strenger
reageren, straffen is belangrijk.
Aan de andere kant ligt ook steeds meer nadruk op preventie en risico-taxatie. Er is steeds meer
behoefte aan het beïnvloeden van gedrag en het arsenaal aan gedragsbeïnvloedende maatregelen
wordt uitgebreid. Ook moet meer gebruik worden gemaakt van risico-taxatie instrumenten. Volgens
Buurma zijn de recente ontwikkelingen een ontwikkeling naar een veiligheidsstaat. Ministerie van
Justitie & Veiligheid noemt het een risicosamenleving 2.0: een samenleving waarin ieder risico moet
worden uitgesloten en waarvoor het strafrecht telkens kan of moet worden ingezet. Het ultimum
remedium karakter van straffen raakt hiermee naar de achtergrond.
Leidend is nog steeds de verenigingstheorie, maar daarbinnen lijken zowel vergelding als preventie
iets zwaarder de nadruk te krijgen.
Wanneer kom je in aanmerking voor straf? → vergelding is grondslag voor straf, dus er moet iets te
vergelden zijn. De verdachte moet op z’n minst verweten worden van het plegen van een strafbaar
feit.
Geen straf zonder schuld (in de zin van verwijtbaarheid) → anders valt er niks te vergelden
HR zegt daarop decennialang: de opvatting dat geen straf mag worden opgelegd die zwaarder is dan
de schuld van de dader (denk aan aanwezigheid van een stoornis en daardoor verminderde
toerekening) vindt geen steun in het recht. Dus: het beginsel van straffen naarmate schuld vindt geen
steun in het recht.
- HR Melk en water → De hoogte/zwaarte van de straf wordt primair bepaald door de ernst van
het delict en de gevolgen van het delict = uitgangspunt. We kunnen kijken naar de
verwijtbaarheid (kan een rol spelen), maar is niet leidend (geen uitgangspunt). Alleen als elke
schuld ontbreekt, wordt geen straf opgelegd.
3
, - Straf naar de mate van schuld?
In deze twee voorbeelden werden lange gevangenisstraffen opgelegd aan minder toerekenbare
daders:
o HR Antilliaanse amokmaker
o HR 4 december 2007, NJ 2008/19 → in dit geval werd een levenslange
gevangenisstraf opgelegd voor een verminderd toerekeningsvatbare veroordeelde.
Het Nederlands sanctierecht sluit dat vooralsnog niet uit.
Gezien het arsenaal aan sancties is het voorgaande niet heel aannemelijk meer. We hebben, vanuit
beveiligingsoogpunt, niet alleen straffen, maar ook maatregelen:
Tweesporenstelsel (Kooijmans 2002, Op maat geregeld?)
Naast straffen kennen we ook maatregelen = dualistisch stelsel: enerzijds straffen (vergelding, mate
van schuld, ernst van schuld, verwijtbaarheid, proportionaliteit) en anderzijds maatregelen (geen
grondslag in vergelding, maar grondslag in een ongewenste situatie die moet worden opgeheven).
Bij maatregelen speelt vergelding en proportionaliteit met de ernst van het delict geen rol. Doel van
maatregel is primair het beëindigen van een bepaalde ongewenste situatie, bijv. onttrekking aan het
verkeer, schadevergoeding, ISD-maatregel. Het zijn dus allemaal verschillende maatregelen die
betrekking hebben op het opheffen van verschillende type ongewenste situaties.
- Straf en maatregel
- Beëindiging ongewenste situatie door de straf? (HR Afroomboete) → zijn maatregelen nodig
of kunnen we die ongewenste situatie ook opheffen door het opleggen van een straf?
Hebben we maatregelen nodig naast het arsenaal aan straffen? Wordt het niet een hoop
overzichtelijker als we die maatregelen weglaten?
Straffen hebben grondslag in vergelding en daarom is voor de omvang/inhoud van de straf
proportionaliteit van belang. De op te leggen straf is begrensd door overwegingen van
proportionaliteit. Bijv. iemand pleegt doodstraf en krijgt 15 jaar. Na 15 jaar kan niet meer
gestraft worden, want dat is het maximale wat kan worden opgelegd (de proportionaliteit is
op)! Bij tbs is dit anders: de proportionaliteit in verhouding met de ernst van het delict speelt
geen beslissende rol. Bij tbs staat het voorkomen/opheffen van de ongewenste/het gevaar
voorop. Dat betekent dat we de tbs-maatregel telkens kunnen verlengen zolang het nodig is
met het oog op die doelen.
- Proportioneel? → straffen zien in vergelding en dus is proportionaliteit belangrijk. Normatieve
grens van straf = de wet bepaalt per strafsoort welke maximale omvang van straf kan worden
opgelegd. De wetgever heeft in de wet de grootst denkbare ernst afgebakend voor dat
specifieke feit; we kunnen niet meer straffen dan dat de wet toelaat.
De wettelijke bovengrens kan worden opgerekt/veranderd, maar dan kom je op nieuwe
grensgevallen waarbij de proportionaliteit wederom een rol speelt.
Dus een van de belangrijkste redenen waarom we naast straffen ook maatregelen nodig
hebben, is gelegen in de proportionaliteit. Bij maatregelen speelt proportionaliteit geen rol!
Een ander verschil tussen straf en maatregel: voor het opleggen van een straf moet de
tenlastelegging bewezen worden, je moet het delict daadwerkelijk gepleegd hebben. Geen
straf zonder schuld, dus je moet een mate van schuld hebben, anders kan geen straf worden
opgelegd. Bij een maatregel is dat anders; een verdachte wordt bijv. volledig
ontoerekeningsvatbaar verklaard, maar krijgt toch een tbs-maatregel. Bij straffen is dat niet
mogelijk, want geen straf zonder schuld. Bij maatregelen geldt dit uitgangspunt niet en hoeft
de tenlastelegging niet bewezen te worden.
Kortom: twee totaal verschillende sancties met andere grondslag en doelstelling.
Speelt proportionaliteit dan helemaal geen rol bij het opleggen van maatregelen? Jawel, maar op een
andere wijze. Bij straffen gaat proportionaliteit over de verhouding tussen de hoogte van de straf en
de ernst van het delict. Bij maatregel kan het bijv. gaan om de duur van de maatregel en mate van
4