FNA Dwarslaesie
Beschadiging van het ruggenmerg, waardoor uitval van de zenuwen ontstaat die onder het niveau
van van het ruggenmerg ontspringen.
Kan ontstaan door een wervelfractuur, vasculaire stoornissen, ontstekingen, tumoren, aangeboren
afwijkingen, neurologische aandoeningen
Het preciese effect van de dwarslaesie is afhankelijk van de plaats waar het ruggenmerg is
beschadigd.
Spinale shock: de eerste 6 weken na het ongeval is er naast de laesie ook nog spraken van een
zwelling en soms bloedingen in het beschadigde ruggenmerg in de fase zijn er geen reflexen.
Paraplegie wil zeggen onder de hals wervels dus T1, tetraplegie wil zeggen dat de beschadiging
tussen de halswervels is dus tussen C1 en C8
Complete dwarslaesie er is geen gevoel en motoriek meer aanwezig, wanneer een van deze 2
aanwezig is is er sprake van een incomplete laesie
Bij een beschadiging aan het UMN is er sprake van een spasticiteit en bij een laesie aan het LMN
is er sprake van een parese
ASIA Impairment scale:
A= compleet
B= Incompleet afwezige motoriek en aanwezige sensibiliteit
C= Incompleet aanwezige motoriek onder het laesie niveau, waarbij meer dan de helft van de
testspieren een kracht minder dan graad 3 heeft
D= Incompleet aanwezige motoriek onder het laesieniveau waarbij bij tenminste de helft van de
spieren een kracht meer dan graad 3 heeft
E= normaal
Een patiënt wordt na het ontstaan van een dwarslaesie, als eerste opgenomen in het ziekenhuis.
Vervolgens wordt hij/zij doorverwezen voor een klinische revalidatie. Er vindt een intake plaats bij de
revalidatiearts en vervolgens bij de verpleging. Deze gegevens worden vermeld in het R-EPD.
Vaak wordt bij de diagnose de dwarslaesie vernoemd naar het niveau van het laatst intacte niveau. Bij
Th1 is er dus uitval vanaf zenuwwortel Th2.
C1 M. Rectus capitis anterior en lateralis
C2 M. Obliquus capitis superior, m. rectus capitis posterior minor/major, m.
Sternocleidomastoideus
C3 M. Trapezius descendens, m. levator scapulae
C4 M. Diafragma, m. Trapezius, m. rhomboideus
C5 M. Deltoideus, m. Supraspinatus
C6 M. Biceps brachii, m. Extensor carpi radialis
C7 M. Triceps brachii, m. Flexor carpi radialis, m. Opponens pollicis
C8 M. Adductor pollicis, m. Abductor digiti quinti, m. extensor pollicis, m. flexor en extensor
carpi ulnaris
Th1 Mm. interossii palmaris/dorsalis, m. Adductor digiti quinti
Th2 t/m Mm. intercostalis externus en internus
12
L1 M. iliopsoas
L2 Mm. adductores, m. rectus femoris, m. vastus medialis
L3 M. quadriceps femoris
L4 M. tibialis anterior
L5 M. extensor hallucis longus, m. extensor digitorum brevis
S1 M. Triceps surae, mm. peronei, m. peroneus tertius
S2 M. Gluteus maximus
ASIA schaal
A = Compleet Afwezige motoriek en sensibiliteit (tot en met S4-S5)
B = Incompleet Afwezige motoriek maar aanwezige sensibiliteit onder het niveau
C = Incompleet Aanwezige motorische activiteit onder laesie met MRC-score < 3
, D = Incompleet Aanwezige motorische activiteit onder laesie met MRC-score >/= 3
E = Normaal Normale motoriek en sensibiliteit
Anamnese
Ziektebeeld
- hoe is het gebeurd en wannneer?
-compleet/ incompleet?
- hoogte dwarslaesie?
- heeft u nog kanker? (ondergane behandeling, bijwerkingen daarvan)
Klachten / Complicaties (afhankelijk van de hoogte):
- Verzwakking / verlamming
- Gevoelloosheid
- Ademhalingsproblemen (verminderde ventilatie vanaf T6)
- slijm ophoesten?
- Verlies van controle over organen
- Slappe of overactieve blaas
- Slappe of reflex darm
- Problemen met seksualiteit
-reflexen?
- Autonome dysreflexie: hyperthemie, hypothemie, orthostatische hypotensie
- Spasticiteit
- Decubitus
- NHO: Neurogene Heterotope Ossificatie
Activiteiten
-wat heeft pt nodig om weer zelfstandig te worden?
- loophulpmiddelen hoe worden deze gebruikt?
Comorbiditeiten
Voorgeschiedenis
Traumatisch/niet-traumatisch
Locatie dwarslaesie paraplegie/tetraplegie
Compleet/incompleet
Beloop- wanneer gebeurd
Klachten: motorisch/sensibel
Pijn
Hulpvraag
Tractus: ademhaling
Huidige therapieen
Hulpmiddelen
Thuisomgeving: trappen, douche
Reactie van de omgeving/ emotionele waardes
Spasticiteit