1) Economie is geen exacte wetenschap, wel een paar berekenbare aspecten ( scaliteit,
boekhouding). Socio-economische context verandert steeds, economie is sociale
wetenschap.
2) Kern economie = schaarse middelen met alternatieve toepassingen
-> economisch probleem -> economisch motief, hoe oplossen?
Micro-economie = kleine schaal (bedrijven)
Macro-economie = Grote schaal (landen)
3) Kernbegrippen: Behoeften, Productiefactoren, Goederen
- Behoeften: verlangen van de mens, subjectief, waarde verschilt bij iedereen
-> welzijn (combi welvaart & vervuiling niet-meetbare behoeften) & welvaart (mate waarin behoefte
kan worden vervuld) hangen samen
- Productiefactoren: Arbeid, Natuur, Kapitaal
—Arbeid: kwalitatief/kwantitatief
—Natuur: grondstof, functies: input, ruimte scheppend, recreatief, afval ontvangend)
—Kapitaal: resultaat van investeren na sparen van vermogen + indirecte behoeftevervulling
- Goederen: gericht op behoeftevervulling
-> duurzaam (investeringsgoederen -> duurzaam (kapitaalgoederen)/ niet-duurzaam (vb.
printerinkt))
-> niet-duurzaam (consumptiegoederen)
-> naal (vb. Kleren)
-> intermediair (vb. Stof)
1) Economische stromingen:
(Tot 1750)
- Mercantilisme: obsessie met edelmetalen -> zoveel mogelijk in eigen land
—> nationalisme, protectionisme, zorgt voor con ict & oorlog,
- Fysiocratie: obsessie met (landbouw)grond —> opbrengst per hectare laten groeien + vrije
prijsvorming
Adam Smith: Wealth of nations
= startpunt van economische wetenschap
Vrijhandel, Ambacht, Industrie, Specialisatie, Ruil, Arbeidsverdeling, The invisible hand
(1854-1989)
- Marxistische school: totalitaire visie op samenleving, centraal geleide economie, focus op
arbeid!, arbeiders werden enorm uitgebuit
(Tot heden)
fi fl fi
, - Neo-klassieke school: Integratie statistiek en wiskunde, modellen en voorspellingen,
abstraheren klassieke theorieën
- Keynesiaanse school: Overheidsgeld als motor, belang van koopkracht (vraag-economie)
—> vandaag: vrije markt, privébezit, globalisering, democratie —> neo-klassieke school sluit hier
best bij aan, maar veel lokale varianten
Nieuwe uitdagingen: Ongelijkheid, Isolationisme, Klimaatverandering
2) De economische orde
= centrale mechanisme van samenleving om economisch probleem op te lossen
A. Allocatiemechanisme
- Markteconomie: vrijwillige ruil, V&A, concurrentie als motor
- Gemengde Economie: combi marktallocatie & overheidsingrijpen, subsidies, collectieve
basisvoorzieningen
- Centraal Geleide Economie: centrale overheid regelt gehele economie, vastgestelde
prijzen, consument afwezig, bedrijfsleiding op basis van politiek
B. Eigendomsrechten
- Kapitalisme: privaat eigendomsrecht (= fundamenteel voor vrije democratie + wapent
tegen toekomstige behoeften)
-Communisme: alles in bezit van staat
C. Centrale drijfveer
- Liberalisme: individuele ontwikkeling -> individu centraal
- Collectivisme: vooruitgang van de staat -> overheid centraal
Democratische vrije markt
- Combi e ciëntie vrije markt & overheidsingrijpen waar die faalt
- Draagt bij to welvaart & welzijn mens
- Politiek stabiel
—> uitdagingen: Ongelijkheid, Klimaatverandering & AI
- Grondslagen
1) Home Economicus
-> individu als startpunt economische wetenschap -> samenspel individuen = economie
Volgens neo-klassieken: mens = rationeel, eigenbelang is drijfveer, kan eigen preferenties bepalen
—> Behavioral economics als correctie op homo economicus
2) Trade-o s & optimalisatieprincipe
Schaarse middelen vs. Behoeften, afwegen opportuniteitskosten
-> continue zoektocht naar optimalisatie: voortdurend afwegen kosten & baten
2 basisbeslissingen: 1. Marginale beslissing, 2. Structurele beslissing
1= mate waarbij opdrijven handeling bijdraagt aan opdrijven baten v handeling (MK & MB)
2= mate waarbij totale kost zich verhoudt tot totale baten
Optimalisatie: handeling opdrijven zolang MK < MB, waarbij TK < TB
Snijpunt MK = MB is optimum
3) Markt als coördinatiemechanisme
Vraag & Aanbod -> hoe lager prijs, hoe meer kopers, hoe hoger prijs, hoe meer verkopers
Prijzen = relatief! —> omgevingsfactoren maken prijsvorming dynamisch
Beperkingen: iedereen beschikt over zelfde info, V&A soms gemanipuleerd, enkel toepasbaar
wanneer er kan worden onderhandeld
, 1) Van ruil naar geld
Specialisatie zorgt voor ruilhandel
Rechtstreeks, onrechtstreeks, complex, subjectief
—> overschakelen op algemeen aanvaard tussengoed dat altijd zorgt voor rechtstreekse ruil
-> van streek tot streek andere types tussengoederen (vb. Graan, zijde, bont, schelpen)
-> edelmetalen: zeldzaam genoeg, maar wel voldoende hoeveelheid + goed te bewaren +
makkelijk bewerkbaar + opvallend uiterlijk
2) Van goud naar papier
Goud->munten = makkelijker te ruilen: vaste hoeveelheid, gegarandeerde zuiverheid, vaste omruil
verhouding tussen soorten metaal
Afbeelding staatshoofd = waarborg
—> in Eurazië algemeen aanvaard ruilmiddel => metalen standaard
Zilver of goud?
= afhankelijk van de context
-> productie beïnvloedt prijzen
-> strijd tegen omsmelten en export/import: nood aan stabiliteit
Uiteindelijk: goud dominant -> eind 19e E: goudstandaard
Papiergeld als substituut voor goud
-> banken bewaren gouddeposito’s v klanten -> papieren bewijzen & omruilbaar voor goud, ook
met papier zelf in onderhandeling gaan
+ deposito’s werden uitgeleend voor kredieten
3) Van fysiek naar feduciair
Geldmulticiplator -> banken creëren geld door uit te lenen: Fractional Reserve Banking
LQ bepaalt hoe groot reserve is
GEVAAR: Run on the bank: vertrouwen slinkt, reserve wordt weggehaald -> geen leningen meer
verstrekken
—> Quota door overheid: hogere reserves + strengere eisen leningen
Als vertrouwen wegvalt stort systeem in!
Vele banken -> 1 centrale bank: monopolie op biljetten
Centrale banken -> ECB (euro): monetaire stabiliteit, prijsstabiliteit, bankentoezicht binnen
Eurozone
4) Papier vs Goud/Zilver
- gemak van papiergeld
- Inwisselbaarheid goud-> papier stopt bij WO1 -> goudreserves in veiligheid brengen
- WO2: inwisselbaarheid niet meer mogelijk -> goudstandaard opdoeken
=> Bretton-Woods systeem
Na WO2: onderlinge vaste wisselkoersen -> alles gelinkt aan USdollar (VS=wereldmacht)
—> enkel dollars kunnen omgewisseld worden tegen goud: gouddollarstandaard IMF
Dollar = as good as gold
’60: te veel dollars in omloop —> convertabiliteit niet meer garanderen -> Run on the dollar
NIXONSHOCK
= einde goudstandaard & einde vaste wisselkoersen -> Free Floating Currencies
Munten -> Fiat Money = puur vertrouwen
FFC
- wisselkoersen variëren
- Economie land: sterke economie = sterke munt
- V&A: Sterke economie -> meer vraag naar munt -> waarde stijgt
- Landen kunnen eigen munt devalueren-> goedkoper exporteren? andere landen + voor eigen
inwoner duurder? importeren
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper uhupor. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €11,49. Je zit daarna nergens aan vast.