In de samenvatting worden alle hoofdstukken die aanbod komen in de landelijke kennistoets taal (PABO) behandeld en samengevat. Hierdoor hoef jezelf niet het hele boek door te lezen.
Behaviorisme kinderen leren hun taal door imitatie. Kinderen bootsen de taal die ze in hun
omgeving horen na. Ook speelt goedkeuring een rol. Wanneer een kind een woordje zegt zoals papa
of mama en hiervoor geprezen wordt, zegt hij/zij dit woord vaker.
Creatieve contructietheorie (mentalisme) Kinderen beschikken zelf over een aangeboren
taalvermogen waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen bouwen. Dit wordt onderbouwd
vanuit het feit dat iedereen een willekeurige taal kan leren. Met het aangeboren taalleervermogen is
een kind in staat om zelf structuur te herkennen in de taal en kan het ook zinnen vormen die het nog
nooit eerder heeft gehoord.
Interactionele benadering Kinderen hebben wellicht een aangeboren taalleervermogen maar
men benadrukt dat het taalleervermogen van de omgeving en de interactie tussen een kind en
andere moedertaalsprekers belangrijk is bij het leren van de taal. Wel moet het taalaanbod
afgestemd zijn op de mogelijkheden van het kind.
Eerste taalverwerving
De taalontwikkeling van kinderen begint op het fonologisch niveau met het vormen van
spreekklanken. Een baby van een paar maanden produceert alleen maar losse taalklanken maar dit is
wel de eerste stap in de taalontwikkeling. Kinderen ontwikkelen zich ook op het morfologisch niveau
waarbij het gaat op de manier waarop woorden worden gevormd. Kinderen maken zich geleidelijk
aan de regels voor de opbouw van Nederlandse woorden eigen. Ook op semantisch niveau, waar het
gaat om de betekenis van woorden, ontwikkelen kinderen zich. Ze leren niet in een keer een exacte
betekenis van een woord. Zo kan het zijn dat een kind alle dieren ‘paard’ noemt. Op het syntactische
niveau van taal leren de kinderen de regels die er zijn voor het combineren van woorden. Ook hierbij
geld dat de kinderen langzamerhand inzicht krijgen in de grammaticale regels van het Nederlands.
Ook leert een kind taal op pragmatisch niveau en maakt zich de regels eigen voor het gebruik van de
taal en de communicatie tussen mensen.
In een taalverwervingsproces van een kind onderscheiden we de volgende twee periode:
1. De prelinguale periode (van 0 tot 1 jaar)
2. De linguale periode, die valt weer onder te verdelen in:
- De vroeg linguale periode (van 1 tot 2,5 jaar).
- De differentatiefase (van 2,5 tot 5 jaar)
- De voltooiingsfase (van 5 tot 9 jaar)
Prelinguale periode
De periode voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt, noemen we de voortalige of prelinguale
periode. Kinderen kunnen de taal nog niet spreken omdat het kind nog geen systeem van symbolen
en regels hanteert waarmee het een boodschap overbrengt. In het eerste levensjaar produceren
kinderen geluiden, dit is nog geen taal, wel is dit belangrijk in de taalontwikkeling. Na ongeveer 6
, weken houden baby’s zich bezig met taal. Ze luisteren naar stemgeluiden en beginnen zelf klanken te
produceren. In het begin zijn dit alleen nog klinkers en vocalen. Deze fase wordt ook wel het
vocaliseren genoemd. Na ongeveer 4 maanden begint een kind steeds meer te experimenteren met
het voortbrengen van geluiden. De klanken worden gevarieerder en verschillen in toonhoogte,
luidheid en duur. Kinderen produceren nu ook medeklinkers en zelfs allerlei klanken die we in het
Nederlands helemaal niet kennen. Dit wordt vocaal spel genoemd. Na ongeveer 6 maanden begint
de fase van brabbelen. Een kind herhaalt klankgroepen zoals dadada, bababa, mamama. Dit zijn
klankgroepen die een beetje klinken als taal. Dit verwijst nog nergens naar en dus is mamama ook
niet te verwijzen naar mama.
Linguale periode
Een kind gaat nu woorden en zinnen als communicatiemiddel gebruiken. Deze periode bestaat uit 3
fases: De vroeg linguale periode (van 1 tot 2,5 jaar), de differentatiefase (van 2,5 tot 5 jaar) en de
voltooiingsfase (van 5 tot 9 jaar).
Vroeglinguale periode
Brabbelen wordt nu langzamerhand betekenisvol taalgebruik. Vaak worden de woorden nog niet
helemaal correct uitgesproken. Zo kan een kind bijvoorbeeld de laatste klank vergeten (poes wordt
dan poe). Dit komt omdat het spreekmechanisme van een kind nog niet zover is ontwikkeld dat het
alle klankencombinaties kan uitspeken. Woorden zijn in deze periode nog sterk verbonden met een
gebeurtenis of actie. Een kind zegt bijvoorbeeld alleen het woord auto als hij de auto van zijn vader
ziet. Als hij alle auto’s auto noemt heeft hij de verwijzende functie van de taal ontdekt. In het begin
lijkt het alsof een kind alleen maar losse woordjes spreekt, maar het blijkt dat die woorden wel een
karakter van een zin hebben. Met een los woordje doet het kind een mededing of stelt een vraag.
Een kind kan ook een ontkennende zin stellen door een los woordje te zeggen en hierbij heftig ‘nee’
te schudden. Als het kind eenmaal zover is, zit het in de eenwoordzin fase. Dit duurt meestal een half
jaar. Hierna beginnen de kinderen woorden te combineren en spreken we van de periode
tweewoordzin. Bijvoorbeeld (mama zitten).
De periode tweewoordzin wordt relatief snel gevolgd door de periode meerwoordzin. Een kind kan
nu zinnen maken van meer dan twee woorden.
De differentatiefase
Kinderen leren dat woorden van vorm kunnen veranderen en dat die vormverandering ook iets
betekent. Ze kunnen nu ook de taal gebruiken los van een concrete context en spreken over zaken
die niet in hun directe omgeving voorkomen. De taalontwikkeling wordt veel gedifferentieerder op
alle niveaus vandaar de naam van deze fase. Ze leren in deze fase allerlei morfologische principes
zoals het meervoud van woorden, het vormen van verkleinwoorden of het vervoegen van
werkwoorden. Een kind ontdekt zelf de onregelmatigheden uit de taal. Dat blijkt uit bijvoorbeeld uit
over generalisaties waarbij kinderen taalregels ten onrechte toepassen. Ze gebruiken bijvoorbeeld
vormen als loopte, gevald en meegebrengt.
De voltooiingsfase
Een kind leert in deze fase niet veel nieuwe dingen. De processen die in de vorige fase zijn begonnen
worden nu verder uitgebouwd. Aan het eind van deze fase beheerst een kind de taal op hetzelfde
niveau als een volwassene. Op het gebied van morfologie moet een kind nog heel wat leren. Lastig
voor kinderen zijn in deze periode vooral de onregelmatige vormen. Op syntactisch niveau is het voor
een kind nog lastig om langere zinnen te vormen. Op pragmatisch niveau zien we dat een kind als
volwaardige gesprekspartner gaat functioneren, ook zijn kinderen instaat voor taalgrapjes.
Tweedetaalverwerving
Als een kind twee talen gelijktijdig leert spreken we over simultane tweetaligheid. Als kinderen voor
hun derde levensjaar beginnen met leren van de tweede taal wordt dit nog gerekend als simultane
tweetaligheid. Als kinderen een tweede taal leren nadat ze een eerste taal geleerd hebben spreken
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper mariskavandijk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.