Samenvatting CKR
Hoofdstuk 1
Wet op financieel toezicht (WFT)= een kaderwet met open normen. > veel zijn nader ingevuld en
gespecificeerd in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo)
Doelen: consument adequate bescherming tegen de financieel dienstverlener bieden, de markt voor
financiële dienstverlening zo efficiënt mogelijk laten functioneren.
Overheid stelt eisen aan:
-betrouwbaarheid: de betrokkene moet op een juiste wijze zijn functie vervullen. Hiervoor wordt hij
getoetst op betrouwbaarheid door beleidsbepalers/AFM.
-deskundigheid: je moet voldoende geschikt zijn om een financieel product te mogen adviseren. Er
moet genoeg kennis zijn. Ook moet je over goede adviesvaardigheden beschikken en een goede
houding hebben. + deskundigheidseisen.
-transparantie: consument moet goed geïnformeerd worden over de inhoud en kosten van
producten en de wijze van dienstverlening.
-adequate en integere bedrijfsvoering: de dienstverlener moet een klantdossier aanleggen,
procedure opstellen en naleven, een klantregeling hebben.
-financiële zekerheid: de consument moet erop kunnen rekenen dat de bemiddelaar maatregelen
treft om te zorgen dat de onderneming financieel gezond blijft en altijd verhaal kan halen op de
financieel dienstverlener.
Ook heeft de financieel dienstverlener een zorgplicht. De dienstverlener moet de belangen van een
klant op zorgvuldige wijze behartigen. De dienstverlener mag geen dingen doen die nadelige
gevolgen voor de klant hebben.
Autoriteit Financiële Markten(AFM): oefent toezicht uit op de consumptief kredietinstellingen op
grond van de wft. > de wft bevat regels en verplichtingen die in acht genomen moeten worden. Het
doel is bescherming van de consument en aanbieders. Dit komt door de regelgeving ter voorkoming
van overkreditering.
- regels betrekking op aanbieden, bemiddelen en adviseren: voldoende informatie verzamelen over
de financiële positie van een klant. En een krediet moet verantwoordt zijn.
Kredietvormen uitgesloten:
-krediet op zachte voorwaarden (geen commercieel doeleinde, niet openbaar aangeboden en rente
lager dan wettelijke rente)
-krediet wat binnen 3 maanden moet worden afgelost en met slechts onbetekenende kosten
(relatieve zin kosten maximaal 0,25% van de kredietsom, absolute zin kosten maximaal €12,50)
-krediet op basis van huur en verhuur (uitzondering huurkoop)
-krediet op basis van pandhuiswet
-krediet als nevenactiviteit aangeboden door werkgever
-krediet verstrekt door Gemeentelijke kredietbank (GKB)
Wft geldt ook voor beheer van bestaande leningen.
Kredietverstrekkers en bemiddelaars vergunningplichtig. > vergunning o.b.v. wft aanvragen.
Bijgehouden in openbaar register.
Vrijgesteld van vergunningplicht:
-bemiddelaars met kredietbemiddeling als nevenactiviteit (geen advies geven en krediet niet langer
,dan economische levensduur. Wel informatie verstrekken volgens eisen wft)
-verbonden bemiddelaars (als er per productgroep van financiële producten maar voor 1 aanbieder
wordt bemiddeld)
-aangesloten instellingen (zelfstandig functionerende onderneming die is aangesloten bij een keten
of moederorganisatie (moederorganisatie wel vergunningplichtig))
Financiële dienst= aanbieden, bemiddelen, adviseren, werkzaamheden als gevolmachtigd agent en
herverzekeringsbemiddelen. (laatste 2 niet relevant voor deze cusus)
Aanbieden= alle werkzaamheden gericht op het als wederpartij aangaan van overeenkomsten met
klanten inzake financiële producten of bestaande uit het als wederpartij beheren of uitvoeren van
dergelijke overeenkomsten. (aangaan, beheren en uitvoeren van overeenkomsten)
Bemiddelen= alle werkzaamheden gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van
overeenkomsten inzake financiële producten tussen klanten en aanbieders, of bestaande uit het
assisteren bij het beheer en de uitvoering van dergelijke overeenkomsten. Bemiddelaar is een
schakel tussen de klant en aanbieder.
Ongebonden Gebonden Verbonden
bemiddelaar bemiddelaar bemiddelaar
Bemiddeling voor Meerdere Enkele 1 aanbieder
aanbieders aanbieders of 1
aanbieder
Productieverplichting bij aanbieder Nee Ja Nee
Plicht wft-vergunning Ja Ja Nee
Beroepsaansprakelijkheidsverzekerin Ja Ja Nee
g verplicht
Ongebonden bemiddelaars: ook wel onafhankelijke bemiddelaars genoemd.
Verschil in werken:
• Een selectieve analyse . Werkt met een beperkt aantal aanbieders en is daardoor in zekere zin
partijdig. Selectie gemaakt voor wie hij bemiddeld
• Een objectieve analyse . Vergelijkt een aantal financiële producten van meerdere aanbieders. De
bemiddelaar geeft bij de klant aan welke andere producten van welke aanbieders een rol hebben
gespeeld bij deze vergelijking. Ook geeft de bemiddelaar aan waarom hij er uiteindelijk voor heeft
gekozen om het desbetreffende product te adviseren. Dit heet ook wel de good advice-verplichting.
Gebonden bemiddelaars: heeft voor één of meerdere product(soorten) een productieverplichting
(afdwingbare verplichtingen) bij een financiële instelling. Het gaat daarbij dan om verplichtingen om
een bepaalde hoeveelheid productie bij een verzekeraar onder te brengen, ook al staat deze
verplichting niet als zodanig op schrift.
Verbonden bemiddelaars: bemiddelt voor een specifiek financieel product van één aanbieder. Vaak
omdat hij zelf niet beschikt over het benodigde vakdiploma om als onafhankelijk bemiddelaar te
mogen optreden. De aanbieder van het product neemt deze verplichting dan over. Deze aanbieder
moet dan wel zorgen voor voldoende deskundigheid van de verbonden bemiddelaar.
Bemiddelaars die financiële producten als bijproducten verkopen: personen die een ander beroep als
hoofdactiviteit uitoefenen en daarnaast bemiddelen in financiële producten. Zij verkopen de
financiële producten als bijproduct. Bijvoorbeeld een fietsenhandelaar, reisbureau.
,Adviseren= alle werkzaamheden gericht op het inwinnen van informatie over de individuele
behoefte van een klant en het op basis daarvan aanbevelen van een of meer specifieke financiële
producten. Het advies moet specifiek gericht zijn op een bepaald product van een bepaalde
aanbieder. De adviseur heeft de plicht om actief na te gaan of een product geschikt is voor de klant.
Daarom moet tijdens de inventarisatie een klantprofiel worden ingevuld dat aan een aantal eisen
moet voldoen.
Hoofdstuk 2
Klant overschot van financiële middelen > vermogen opbouwen (sparen of beleggen)
klant tekort van financiële middelen > ontsparen of lenen
Consumptief Krediet: lening niet afgesloten met als doel de aanschaf, verbetering of onderhoud van
een eigen woning (hoofdverblijf)
Verdeeld in verstrekkingsvorm en aflossingsvormen
Verstrekkingsvormen:
-Goederenkrediet= niet direct geld aan klant maar er wordt iets gekocht wat niet direct word
betaald. In de toekomst wel geldbedrag van goed/dienst terugbetalen met rente. (te betalen rente
over het algemeen best hoog). Voorbeelden zijn een krediet bij winkelaankopen, creditcard (ook
geldkrediet), postorderkrediet, huurkoop, financial lease, telecomkrediet, autofinanciering.
-Geldkrediet= er wordt een som geld aan de klant ter beschikking gesteld. Vaak met voorwaarden,
bijv aanvullende zekerheden. Geen aanvullende zekerheden als voorwaarden > blanco krediet.
Aflossingsvormen:
1. Doorlopend krediet en rekening-courantfaciliteit: er wordt een kredietlimiet afgesproken
wat het maximale bedrag is dat de kredietnemer mag opnemen. Dit mag in 1x of in gedeelte
opgenomen worden. Er mag steeds opnieuw tot het limiet opgenomen worden. Alleen rente
over opgenomen bedrag betalen. Dit kan een geld en goederenkrediet zijn. Periodieke
betalingsverplichtingen zijn termijnbedragen. Meestal ook een maandtermijn.
Termijnvergoeding bestaat uit rente en aflossing. Maandelijks 1-2% betalen over
openstaande saldo of kredietlimiet.
-aflossingen: je kan het afsluiten met een vaste of variabele aflossing of niet aflossen.
Toegestaan om naast termijn extra betaling te doen voor extra aflossingen.
-rente: variabel. Rentewijziging op markt > rentewijziging voor klant. Maandtermijn hoeft
niet te veranderen. Rente stijgt > minder aflossing. Je hebt een uitstaand saldo (het
opgenomen bedrag aan het begin van een termijn x kredietvergoeding van termijn).
-looptijd: kent geen vaste looptijd. Minimale krediettermijn is 3 maanden. Wel theoretische
looptijd en maximale eindtijd. Uitgangspunten theoretische looptijd (bij aanvang volledige
kredietlimiet opgenomen, geen extra opnames, geen extra aflossingen, rente wijzigt niet,
geen betalingsachterstanden. Amper wordt er aan de uitgangspunten voldaan, wel in
overeenkomst en reclame-uiting. Uitgangspunten wettelijk voorgeschreven. Bij maandelijks
vast bedrag betalen rente afhankelijk van rentestand. Op einddatum moet het krediet zijn
terugbetaald en is leeftijdsafhankelijk. Vanaf bepaalde leeftijd (60,70) te duur om
overlijdensrisico te dekken. Kredietgever draagt vaak dit risico. Meestal aparte
overlijdensrisicoverzekering afgesloten of restschuld kwijt schelden. Als maximale einddatum
bijna is > afbouwregelingen (met bepaalde regelmaat afbouwen)
, Vast en variabel doorlopend krediet: er wordt maandelijks een vast % aan rente
betaald. Bij vast > % over kredietlimiet (verhouding rente en aflossing wijzigt). Bij
variabel > % over openstaande saldo (geen vast maandbedrag).
Opnamerestricties/blokkeernorm: zijn permanent of alleen ingeroepen worden als
bijvb achterstanden ontstaan. Permanent> niks meer opnemen, doorlopend krediet
wordt aflopend krediet. Tijdelijk> periode geen opnames, pas weer opnemen als er
een deel is afgelost (als er niks opgenomen mag worden wel betalen).
voordelen: financiële ruimte tot kredietlimiet, zelf bepalen wanneer geld opnemen,
extra aflossing zonder kosten, overlijdensrisico gedekt.
nadelen: hoge tarieven, rentewijzigingen, door opnieuw opnemen niet aflossen.
Soorten:
-postorderkrediet: iets bestellen, laten bezorgen en dan betalen (tarieven hoog).
-vaste klantenkaart: producten kopen tot bepaald limiet, later krediet afbetalen
(rente hoog). Voor 1 winkel> private label-kaart.
-creditcard: uitstaand bedrag in termijnen terugbetalen, begint in maand na gebruik
en mag in 1x. (gebruiken als uitgesteld betalingsmiddel).
-rekening-courantkrediet: heeft een maximum limiet. Rente over opgenomen bedrag
variabel. Achterstand als limiet is overschreden. Meestal geen vast aflossingsschema.
*salariskrediet/rood staan: meer geld opnemen dan dat je werkelijk hebt. Eisen: 1x
in 3 maanden positief en salaris op deze rekening gestort worden.
*effectenkrediet: maximum limiet afhankelijk van onderliggende waarde
effectenportefeuille (dient als onderpand).
2. Aflopend krediet: vast kredietbedrag (in 1x opnemen), vaste rente, vaste looptijd. Volgens
vast schema maandtermijn betaald. In maandtermijn rente en aflossing, verhouding wijzigt.
Rentedeel lager > aflossing hoger.
-looptijd: vaste looptijd, min 3 maanden, max 120 maanden. Meestal gelijk aan economische
levensduur. Redenen: grote kans bij opnieuw kopen auto opnieuw lenen, motivatie aflossen
op niet meer bestaand product is moeilijk.
-contractbedrag: totale som van alle termijnbetalingen (totaal rente en aflossing).
-rentepercentage: staat vast> geen voordeel als marktrente daalt. Maandtermijn staat vast.
-aflossingsschema annuïtair: vast schema met gelijke maandtermijn. Aflossing wordt steeds
meer omdat het rentedeel afneemt na elke aflossing.
-aflossingsschema lineair: vast schema met aflopende maandlast. Rentedeel neemt af,
aflossing blijft gelijk. Rente% staat vast.
Overlijdensrisicoverzekering: meestal in kredietvergoeding opgenomen.
Kredietnemer betaald hier geld voor. Ook mogelijk verzekerbaar als kredietgever niet
wenst te dragen (om betaalbaarheid na overlijden waarborgen).
soorten:
-annuïtair dalende overlijdensrisicoverzekering: beste bij annuïtaire aflossing
-lineair dalende overlijdensrisicoverzekering: beste bij lineaire aflossing
-gelijkblijvende overlijdensrisicoverzekering: beste bij geen aflossing
hierdoor zal het oorspronkelijke verzekerde bedrag gelijk dalen als de uitstaande
schuld.
Omrekenfactoren: aan de hand hiervan is de maandtermijn van een bepaald
aflopend krediet met een bepaalde rente en een gegeven looptijd te berekenen.
Geldt voor ieder €100 > €10.000 lenen met omrekenfactor 4,7952 > €10.000 : (100 x
4,7952) = €479,52 maandtermijn.