LIVIUS: WERKVERTALINGEN
3. Livius: lessen in moreel gedrag
2. LUCRETIA EN HET EINDE VAN DE KONINGSTIJD (Ab Urbe Condita I, 57.4-59.5)
a. Een ongewone wedstrijd (57.4-11)
1 In dit permanente legerkamp was, zoals dat gaat in een meer lange dan heftige oorlog, een voldoende vrij
komen en gaan, toch meer voor de officieren dan voor de soldaten; de prinsen (met name) brachten soms
hun vrije tijd door met maaltijden en drankpartijen. 5 Toen zij toevallig aan het drinken waren bij Sextus
Tarquinius, waar ook Collatinus Tarquinius dineerde, de zoon van Egerius, komt het gesprek op hun
vrouwen. Ieder prijst zijn eigen vrouw op buitengewone wijzen; daarna, toen er wedijver was ontstaan, zegt
Collatinus dat er geen woorden nodig zijn; dat dít in weinig 10 uren geweten kan worden, hoezeer zijn
Lucretia de andere vrouwen overtreft. ‘Waarom niet, als de kracht der jeugd in ons zit, bestijgen we de
paarden en bekijken we met eigen ogen de karakters van onze vrouwen? Laat dit voor ieder het beste
bewijs zijn, wat bij een onverwachte komst van de man zich voor zijn eigen ogen heeft afgespeeld.’ 15 Zij
waren aangeschoten door de wijn; ‘Kom vooruit!’ roepen allen; na hun paarden in galop te hebben
gebracht/in galop vliegen ze weg naar Rome. Toen ze daar, terwijl de eerste duisternis inviel, waren
aangekomen, gaan ze vervolgens naar Collatia, waar ze Lucretia aantreffen helemaal niet zoals de
schoondochters van de koning, die ze hun tijd hadden zien doorbrengen tijdens de maaltijd en in overdaad
met leeftijdgenoten, 20 maar laat in de nacht bezig met wol temidden van bij lamplicht werkende -
slavinnen, gezeten midden in het huis. De eerste prijs van de vrouwenwedstrijd viel Lucretia ten deel. De
arriverende man en de Tarquinii werden vriendelijk ontvangen; de zegevierende echtgenoot nodigt de
prinsen vriendelijk uit. 25 Daar maakt een slechte wellust om Lucretia met geweld te verkrachten zich
meester van Sextus Tarquinius; zowel haar schoonheid als haar bewezen kuisheid sporen hem aan. En dan
(weliswaar) keren ze na het nachtelijke kwajongensspel terug naar het legerkamp.
b. Een nachtelijk bezoek (58.1-5)
1 Nadat een paar dagen waren verlopen, ging Sextus Tarquinius zonder dat Collatinus het wist met één
metgezel naar Collatia. Daar vriendelijk ontvangen door hen die niet op de hoogte waren van zijn plan, toen
hij na de maaltijd naar het gastenverblijf was gebracht, ging hij brandend van liefde, 5 nadat de omgeving
voldoende veilig scheen en allen diep in slaap, met getrokken zwaard naar de slapende Lucretia en na met
zijn linkerhand de borst van de vrouw te hebben (naar beneden) gedrukt, zei hij: ‘Zwijg, Lucretia; ik ben
Sextus Tarquinius; er is een zwaard in mijn hand; je zult sterven als je een kik zult hebben gegeven/zult
geven.’ Toen
10 de uit haar slaap opgeschrikte vrouw geen enkele hulp, (maar) een dreigende dood nabij zag, toen
bekende Tarquinius zijn liefde, smeekte, mengde dreigementen met smeekbeden, beïnvloedde de geest van
de vrouw op alle manieren. Toen hij zag dat ze standvastig was en zelfs niet door doodsangst van mening
veranderde, voegt hij bij 15 haar angst (nog) schande toe: hij zei dat hij naast haar lijk een vermoorde
naakte slaaf zou leggen, opdat men zei dat zij tijdens overspel met iemand van lage afkomst was gedood.
Toen door dit schrikbeeld zijn als het ware zegevierende wellust haar hardnekkige kuisheid had
overwonnen, en Tarquinius, daarna, uitgelaten over het veroveren van de eer van de vrouw, vertrokken
was, 20 stuurt Lucretia, bedroefd over de zo grote ellende/krenking eenzelfde bericht zowel naar Rome
naar haar vader als naar Ardea naar haar man, (op)dat zij ieder met één trouwe vriend kwamen; dat ze zo
moesten handelen en zich moesten haasten; dat iets afschuwelijks was gebeurd.
c. Lucretia stelt een voorbeeld (58.6-12)
1 Spurius Lucretius kwam met Publius Valerius, zoon van Volesius, Collatinus met Lucius Junius Brutus,
met wie hij toevallig naar Rome terugkerend door de bode van zijn vrouw was ontmoet/aangetroffen. Zij
treffen Lucretia bedroefd in de slaapkamer zitten(d). Door de komst 5 van haar familieleden kwamen de
tranen op en zei ze tegen haar man die vroeg: ‘Gaat het wel goed met je?’ ‘Helemaal niet, wat is er immers
voor goeds voor een vrouw, wanneer ze haar kuisheid/eer heeft verloren? Sporen van een vreemde/andere
man zijn in jouw bed, Collatinus; maar mijn lichaam is slechts geschonden, mijn geest is onschuldig; de
dood zal getuige (hiervan) zijn. 10 Maar geeft jullie rechterhand(en) en woord van trouw dat de echtbreker