Ziekteleer
Skeletspieren
- Aangeboren aandoeningen
o Congenitale hyperplasie (dikbil) – rund *
Pathofysiologie: erfelijke spierafwijking (dikbilfactor).
Dieren: rund (charolais, piemontese, belgische witblauwe, roodbont vleesras),
soms schaap.
Verschijnselen: Toename aantal spiervezels (hyperplasie) per spier (lenden, dij, schouder,
romp), spierdystrofie. Verhoogde incidentie congenitale aandoeningen (arthrogrypose,
spastische parese).
Therapie: Gewenst voor vleesproductie. Keizersnede noodzakelijk (ethische discussie).
o Myofibrillaire hypoplasia (‘splay leg’) – varken *
Pathofysiologie: tekort aan myofibrillen > onvoldoende ontwikkeling spieren
ledenmaten (vooral achterhand). Multifactoriële oorzaak: vroeggeboorte,
eiwitondervoeding zeug.
Dieren: biggen vanaf de geboorte, puppies/kittens 2-3 weken
Verschijnselen: voorbijgaand onvermogen tot staan/lopen, extremiteiten zij-
of voorwaarts gespreid.
Therapie: spontaan herstel binnen een week (mits geen secundaire complicaties zoals
trauma en verhongering)
o Congenitale contracturen: scoliose, torticollis, steltevoet, artrogrypose *
Pathofysiologie: fixatie van gewrichten in abnormale buig- of strekstand of abnormale
lichaamshoudingen. Vaker buig- dan strekcontracturen. Oorzaak onbekend.
Verschijnselen:
▪ Scoliose: zijwaartse verkromming wervelkolom
▪ Torticollis: scheve hals, door contractuur halsspieren
▪ Steltvoet: te steile beenstand, agv te korte diepe buig- en
steunpees (paard, rund, schaap, varken, hond)
▪ Arthrogryposis*: (‘kromme benen’, congenitale articulaire rigiditeit)
deformiteit ledematen tgv multipele gewrichtsstijfheid, gebogen stand
van de ledematen, spierhypoplasie. Congenitale afwijking (rund, paard,
schaap, varken – vooral kalveren). Staan op voorvlakte van ondervoet,
niet meer staan. Secundair huidlaesies, gewrichtsontsteking, sepsis.
Therapie: immobilisatie in gestrekte stand, na tenotomie. Prognose
afhankelijk van graad van verkromming.
o Spastische parese – rund *
(strek, strekpoot, opgetrokken hak- of hielpees)
Pathofysiologie: aangeboren progressieve spastische kreupelheid, een of beide
achterbenen. Tonische kramptoestand (m. gastrocnemicus, vaak ook
oppervlakkige buiger). Hyperactiviteit strekreflex. Oorzaak: onbekend, erfelijkeid
belangrijke rol.
Dieren: rund (wereldwijd), 2-9 maanden, soms oudere leeftijd (stieren).
Verschijnselen: variëren in ernst. Steile stand in sprong, been spastisch naar
achteren. Spasme neemt geleidelijk toe.
Therapie: chirurgisch > partiële of totale neuroectomie van nervus tibialis. Uitsluiten fok.
, o Kramperigheid *
Paard
Pathofysiologie: onbekend.
Verschijnselen: 1 of afwisselend beide achterbenen trillend optillen, in
geabduceerde stand veel te hoog optrekken. Soms ook staart.
Therapie: onbekend. Prognose ongunstig (progressieve aandoening).
Rund
Pathofysiologie: aangeboren neurologische aandoening.
Dieren: oudere melkkoeien.
Verschijnselen: korte episoden met tremoren 1/beide achterpoten, na overeind komen.
Verergeren met de tijd.
o Hanentred – paard *
Pathofysiologie:
▪ Symptomatische: als gevolg van pijnlijke/irriterende aandoeningen aan been
(dermatitis kootholte). Consumptie lupinesoorten (Australië).
▪ Idiopatisch: geen afwijkingen been, neurogeen probleem. Krampachtig
samentrekken m. extensor digitorum lateralis.
Verschijnselen: 1/beide achterbenen tijdens voortbewegen snel optrekken en sterk
gebogen. Geleidelijk of plotseling, variatie in ernst.
Therapie: symptomatisch > wegnemen primaire oorzaak. Idiopathisch > tenectomie
van pees m. extensor digitorum lateralis, sympaticusblokkade lendengebied,
toediening vitamine B, phenotaine.
- Spiertrauma *
Pathofysiologie: trauma van buitenaf, plotseling heftige contractie spier (geen herstel na
partiele/totale spierruptuur = restitutio ad integrum > vorming granulatieweefsel). Stomp trauma >
beschadigingen abdominale musculatuur (hernia ventralis). Excessieve belasting. Infectie bij
verwondingen.
Verschijnselen: afhankelijk van aard, uitgebreidheid, lokalisatie. Bloedingen bij open wonden,
hematomen bij gesloten wonden. Functiestoornissen (tgv beschadiging of pijn). Koorts en shock.
Diagnostiek: klinische verschijnselen, lichamelijk onderzoek. Aanvullend echo, rontgen, MRI
(afhankelijk van aard).
Therapie: afhankelijk van aard, uitgebreidheid, lokalisatie.
- Spierneoplasiën
Pathofysiologie: neoplasie van dwarsgestreept spierweefsel heel zeldzaam > rabdomyomen
(goedaardig) en rabdomyosarcomen (kwaadaardig).
- Myopathieën *
Pathofysiologie: spierziekte gepaard met spierdegeneratie en necrose. Oorzaak: primaire afwijkingen
celmembraan of primaire uitputting energiereserves > stijging intracellulair calcium >
hypercontractie en coagulatie van contractiele spiereiwitten. Irreversibele verandering, segmentale
necrose. Als gevolg van metabole, nutritionele, toxische, erfelijke en immunologische factoren.
Verschijnselen:
o Histologisch: gezwollen structuurloze, hyaliene, hypereosinofiele vezels, die in brokstukken
uiteen vallen. Spierkern pyknotisch/verdwenen. Macrofagen (fagocytose necrose). Verkalkte
gedegenereerde spiervezels. Secundair ontstekingsreactie endomysium, resulterend in
enodmysiale fibrosis.
, o Macroscopisch: spierweefsel lichter van kleur, gekookt aspect, murw, droog en dof.
Fibrosering (bleker en steviger).
o Metabole myopathiën: Maandagziekte en ‘tying up’ *
Pathofysiologie: acute spierdegeneratie agv zware arbeid+stress
(spierbevangenheid). Kou en wind werken predisponerend. Etiologie
waarschijnlijk ontsporing van anaerobe glycolyse > grote glycogeenvooraad
(rust en koolhydraatrijk voer) > toename spiercelvolume, afname capillaire
spierdoorbloeding > tijdens arbeid discrepantie tussen glycogeensubstraat
en O2 behoefte > intracellulaire melkzuurophoping en warmte > spiercellen
zwellen, drukken omliggende capillairen dicht > anoxie.
Dieren: vooral paard (jonge nerveuze paarden). Dravers en volbloeden
(‘tying up’, acute rhadomyolysis). Werkpaarden, zware te vette trekpaarden (maandagziekte,
paralystische myoglobinurie, azoturie). Ook bij rund (bijv na zware reis).
Verschijnselen:
▪ Lichte vorm tying up: spierstijfheid na 5-10 min. Vage koliekverschijnselen. Kromme
rug, steil in achterhand. Gering spiercelverval. Geen myoglobinurie. Geringe
verhoging CK en AST activiteit in serum. Kortdurend.
▪ Gematigde vorm tying up: zweten, stijfheid, korte gangen. Tijdens werk, 20-30 min
na start. Verergeren terug op stal. Beweging achterbeen moeizaam en pijnlijk. Tijdje
roerloos stil liggen. Myoglobine in roodbruine urine na arbeid. Verhoogde CK en AST
activiteit.
▪ Zware vorm tying up: na 10-20 min arbeid. Lopen nauwelijks mogelijk, achterbenen
niet buigen, heftig zweten, wijde neusgaten, angstig. Moeite urineren, myoglobine.
Stijfheid verdwijnt binnen dag. Verhoogde CK en AST activiteit.
▪ Maandagziekte: vergelijkbaar of ernstiger zware vorm. Duur aantal dagen.
Myoglobine (spiercelverval) > irreversibele nierbeschadiging > uremie,
hemoconcentratie. Verhoogd CK, AST, LDH. Metabole acidose (hoge
melkzuurproductie). Hartfalen (agv myocarddegeneratie). Macroscopisch: bont
aspect spieren (lenden, broek, psoas), bleek en bloeding/hyperemie. Histologisch:
type II vezels segementale necrose, fragmentatie vezels, fagocytose.
Diagnostiek: verschijnselen, urineonderzoek, bloedonderzoek (CK, AST, LDH).
DDx: acute hoefbevangenheid, tetanus, tetanie, (meningo)encefalitis.
Therapie: geen therapie bij lichte vorm tying up. Stilzetten, bescherming tegen wind en kou.
Pijnbestrijding en ontstekingsremmer (analgetische antiflogistica). Shock behandelen
(elektrolytenoplossing, hemoconcentratie opheffen, nierdoorbloeding bevorderen). Acidose
opheffen (natriumcarbonaatinfuus).
Preventie: niet teveel krachtvoer (zeker op rustdagen), elke dag beweging, beweging voor
zware arbeid.
Prognose: gunstig (lichte en gematigde vorm tying up). Bij herhaaldelijk recidief slechter agv
ontstaan spierfibrose. Minder gunstig-slecht (zware tying up, maandagziekte), afhankelijk
van mate spierbeschadiging, spieratrofie, nierbeschadiging. Sterfte mogelijk agv
nierdegeneratie of myocardinsufficientie.
o Metabole myopathie: Porcine stresssyndroom (PSS) *
(maligne hyperthermie)
Pathofysiologie: ernstige spierdegeneratie, door erfelijke afwijking calciumkanalen in
spiercellen > storing calciumhomeostase. Oiv stress activatie van calciumuitstroom naar
myoplasma > toename myofibrillaire ATPase en fosforylasekinase met versnelde glycolyse >
stijging melkzuur en spiertemperatuur > degeneratie.
Dieren: hard groeiende vleesvarkers, onder stressomstandigheden (inspanning, transport)