Cognitieve gedragstherapie
Kern: Negatieve denkpatronen omzetten in positieve gedachten, dit zal leiden tot ander
gedrag. Tijdgevoelig, gestructureerd, heden, probleemoplossend, aanleren van
vaardigheden, symptoomgericht.
Doelen zijn realistisch, actueel, afbakening en gestructureerd in tijd.
Interventies
Angststoornissen: Cirkel van vermijding doorbreken
Sociale angst: -psycho educatie
-negatieve gedachten en kernovertuigingen onderzoeken
-cognitieve denkfouten verklaren
-taak concentratietraining (SFA verlagen)
-monitoren veiligheidsgedrag
-exposure
Paniek stoornis: -psycho educatie
(1.Fysieke sensatie) -exposure (desensibilisatie/gradueel)
(2.Alarmerende gedachten) -angstladder
(3.Vermijdingsgedrag) -angstige gedachten onderzoeken
-ontspanningsoefening
-partner inzetten
Specifieke fobie: *Agora komt het vaakste voor qua angststoornissen
-flooding (overbelasten)
Stemmingsstoornissen: Trigger > thought > feeling > behavior > fysieke respons
MDD: -psycho educatie
-gedrag activeren en plannen van evenementen
(plan-doe-beoordeel)
-dagboek
-doelen stellen
-negatieve denkpatronen onderzoeken (5G)
-hardlopen/mindfulness
Psychoanalyse
Kern: Ziekte van de geest door conflict in het onderbewuste. Inzetten van
verdedigingsmechanismen als afweermiddel, lijkt ons tegen te werken, Exploratief van aard.
Bewust, pre bewust en onbewust niveau.
ID: basisbehoeften
Ego: remt id
Superego: moreel kompas, niet universeel
Interventies
-Vrije associatie: exploreren
-Verkennen eerdere relaties en overdracht: verleden
onderzoeken
-Verduidelijking, interpretatie en confrontatie
-Verkennen tegenoverdracht: huiswerk
, -Neutrale toeschouwer (therapeut)
-Weinig aandacht voor hier en nu
Mechanismen
-Repression/wegdrukken: er niet aan denken
Suppression: bewust onderdrukken
-Denial/ontkenning: primitief
-Projectie: bij de ander neerleggen, niveau van overdracht.
-Verplaatsing: op collega boos ipv op baas, hoger niveau dan ontkenning
-Regressie: kinderlijk gedragen
-Sublimatie: onderliggende behoefte omvormen tot gezonde uitingsvorm. Hoger niveau
[Verschil psychoanalyse en psychodynamisch= psychodynamisch is evidence based (RCT),
heeft meer aandacht voor hier en nu, en therapeut is niet altijd zo neutraal]
Psychodynamisch: MBT
Kern: Ontwikkeld voor BPS. Kunnen begrijpen wat je voelt, denkt en noig het, terwijl je dit
ook van een ander kan begrijpen. Voortdurend monitoren en reguleren emoties van een
cliënt en jezelf. Doel is cliënt zijn/haar arousal niveau binnen een bepaalde marge houden:
window of tolerance. Emotie regulatie problemen en overgevoeligheid zijn risico’s.
Hyperactiviteit: bij angstige hechting, doel is omlaag brengen van spanning
Deactivatie: bij vermijdende hechting, doel is het vuurtje opstoken
Modi
1.Mentaliseren: wensend, identiteit is geïntegreerd, ideaal voor therapie
2.Equivalent: eigen gevoelens als feiten zien, grootste valkuil voor therapeut
3.Pretend: overcompensatie, grootsheid, ontkenning als mechanisme
5.Theologisch: iets niet voelen en vervolgens bewijs zoeken om het wel te voelen
Interventies
-Reguleren emoties
-Empathische reacties
-Verken, exploreer, verduidelijk ervaringen
-Spiegelen emoties
-Bespreken relaties uit verleden
Therapeut
Niet wetend, geduldig, accepterend en legitimerend, verduidelijken en ophelderen.
Psychodynamisch: TFP
Kern: Ontwikkeld voor BPS. Richting op affecten die ervaringen worden in dominante
objectrelaties om trauma te corrigeren. Dominante objectrelatie is de relatie tussen de
patiënt en de andere. De ocerdracht is een centraal onderdeel: wens is