Dit is een samenvatting voor de kennisbasis toets van juli 2020. Ik heb het boek 'Basiskennis Taalonderwijs' gebruikt, dus de samenvatting is ook voor volgend schooljaar (2021/2022) te gebruiken!
Het hele boek is samengevat, dus alle stof voor de kennisbasis zit er in.
Kennisbasis Nederlands 2021
Basiskennis taalonderwijs, 3 e druk
Hoofdstuk 2: taalonderwijs en taal
2.1 Taalonderwijs
2.1.1 Belang taalonderwijs
In alle situaties in het dagelijks leven waarin in kinderen in contact komen met anderen ontwikkelen
ze hun taalvaardigheid. Het ontwikkelen gebeurt dus op een natuurlijke manier, maar toch moet er
in het onderwijs ook aandacht aan worden besteed. Er zijn vijf argumenten hiervoor:
1. Schriftelijke taalvaardigheden leren kinderen niet spontaan.
2. Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen
maken; bij anderstalige kinderen zul je speciale aandacht moeten besteden aan
communicatie of woordenschat. Dit geldt ook voor taalzwakke leerlingen.
3. Op school leer je een ander soort taalgebruik dan in het dagelijks leven.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs.
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar apart
aandacht aan besteden.
2.1.2 Taalonderwijs op de basisschool
Het lesgeven met behulp van een methode noemen we ook wel traditioneel taalonderwijs. Het
woord ‘traditioneel’ geeft aan dat het de oudste en meest gangbare manier van het taalonderwijs is.
Binnen het taalonderwijs is de leerstof opgesplitst in verschillende gebieden of domeinen, met de
volgende onderverdeling:
- Mondeling onderwijs;
- Schriftelijk onderwijs
- Taalbeschouwing, waaronder strategieën.
Bij de kleuters werk je voornamelijk aan de mondelinge taalontwikkeling van de kinderen. Als je bezig
bent met schriftelijk onderwijs valt dat onder beginnende geletterdheid. Vanaf groep 3 komt de
verdeling in het taalonderwijs pas echt aan bod.
Je kunt ook een verdere verdeling toepassen:
- Mondelinge taalvaardigheid: het spreken, luisteren en het voeren van allerlei mondelinge
gespreksvormen staat centraal.
- Woordenschat: het aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen,
zegswijzen en spreekwoorden. Ook worden er strategieën aangeleerd om achter de
betekenis te komen.
- Beginnende geletterdheid: het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en gebruiken. Er
worden drie stadia beschreven: ontluikende geletterdheid (voorschoolse periode, 0 tm 4
jaar), beginnende geletterdheid (groepen 1 tm 3) en gevorderde geletterdheid (periode na
groep 3).
Het aanvankelijk lezen in groep 3 is een groot onderdeel van de beginnende geletterdheid.
Hierbij willen we kinderen de beginselen van het leren lezen bijbrengen. Het voorgezet lezen
is vanaf groep 3.
- Voortgezet technisch lezen: het kunnen ontcijferen van de letters en het hardop lezen van
woorden. Er wordt ook aandacht besteed aan efficiënte leesstrategieën. Het gaat alleen om
het vlot en nauwkeurig lezen van de tekst, niet het begrijpen van de tekst.
- Begrijpend lezen: het gaat om het begrijpen van de tekst, achterhalen van de bedoeling.
- Stellen: het gaat om het schrijven van teksten.
- Jeugdliteratuur: het gaat om jeugdboeken in de ruime zin en omvat informatieve boeken en
fictie. We hopen kinderen te motiveren om zelfstandig te gaan lezen.
, - Taalbeschouwing: kinderen leren te reflecteren op de taalvorm, de manier waarop iets is
verwoord en het gebruik van taal. Een belangrijk onderdeel is de traditionele grammatica,
waarbij ontleden in zinsdelen en woordsoorten van belang is.
- Spelling: de meest voorkomende woorden correct kunnen schrijven en de belangrijkste
spellingregels kunnen toepassen.
2.2 Het taalsysteem
2.2.1 Functies van taal
Taal is communicatie. We gebruiken taal om ideeën, ervaringen en meningen over te brengen of om
onze gedachtes te ordenen of onze gevoelens te uiten. Taal heeft voor taalgebruikers ook
verschillende functies. Hier is de volgende onderscheid tussen:
- De communicatieve of sociale taalfunctie:
Door middel van taal kunnen we contact maken met anderen. We gebruiken de taal als
communicatiemiddel. Een spreker wil steeds een boodschap doorgeven aan een hoorder.
Het gaat om de interactie tussen mensen.
Er zijn ook verschillende sociale taalfuncties:
Zelfhandhaving: bescherming van jezelf en verdedigen wat je hebt (Zelf de tas willen dragen).
Zelfsturing: je plannen aankondigen (Ik ga straks naar school).
Sturing van anderen: het gedrag van anderen beïnvloeden (Ga je mee?).
Structurering van het gesprek: je gebruikt taal om het gespreksverloop te beïnvloeden (Nu
moet je zeggen wat je wilt kopen).
- De conceptualiserende of cognitieve functie:
Je gebruikt de taal als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de
werkelijkheid. Al pratend en zoekend naar woorden krijg je vaak wat meer greep op iets wat
je niet weet. Je verwijst met behulp van taal naar betekenissen en concepten uit de
werkelijkheid. Je hebt drie cognitieve taalfuncties:
Rapporteren: je doet verslag van iets wat in de werkelijkheid voorkomt. Je hebt iets
meegemaakt en je vertelt er iets over.
Redeneren: je gaat verder dan beschrijven, want je voegt een extra denkstap toe. Dit kan
chronologisch vertellen zijn, conclusies trekken of relatie tussen middel en doel eggen.
Projecteren: je probeert je te verplaatsen in iemand zijn gedachten en gevoelens.
- De expressieve taalfunctie:
Mensen gebruiken taal ook om te experimenteren, om hun gevoelens te uiten, om iets te
zeggen dat anderen nog niet eerder zo hebben gezegd. De taal wordt hierbij gebruikt als
expressiemiddel.
Het vermogen om de communicatieve functie van taal te gebruiken, noemen we ook wel de
communicatieve competentie. Of je dit goed kunt gebruiken hangt af van je kennis van het
taalsysteem en de taalregels, maar heeft ook te maken met de vaardigheid om een gesprek te voeren
en daarbij efficiënte strategieën te gebruiken. Er zijn verschillende deelcompetenties:
- De grammaticale competentie (linguïstische competentie): niet alleen het kennen van de
grammaticale regels, maar ook de woordenschat, correct vervoegen en verbuigen van
woorden en de kennis van de correcte uitspraak van de woorden. Het omvat alle kennis van
de taal en de taalregels die nodig zijn om adequaat te kunnen communiceren.
- De tekstuele competentie: kennis van gesproken en geschreven teksten.
- De strategische competentie: het vermogen van een taalgebruiker om strategieën te
hanteren om zo bepaalde doelen te bereiken.
- De functionele competentie: het vermogen van de taalgebruiker om zijn taalgebruik aan te
passen aan een specifieke situatie.
De laatste twee competenties worden ook wel de pragmatische competenties genoemd, omdat ze
betrekking hebben op de praktijk en het concrete gebruik van de taal.
, 2.2.2 De verschillende niveaus van taal
Je kunt als taalgebruiker fouten maken op heel veel manieren. Dat komt omdat de taal een systeem
is dat is opgebouwd uit allerlei elementen: klanken, woorden, zinnen, teksten. Voor het
samenvoegen van die elementen zijn er regels.
Een ander belangrijk kenmerk van het taalsysteem is dat we in principe een oneindig aantal
taaluitingen kunnen produceren. Dat komt omdat taal een recusief systeem is. Dat houdt in dat een
element van de taal weer eenzelfde element van de taal kan bevatten.
Fonologisch niveau: uitspraak.
Morfologisch niveau: opbouw van woorden.
Syntactisch niveau: volgorde van woorden.
Semantisch niveau: betekenis.
Pragmatisch niveau: gebruik.
Orthografisch niveau: spelling.
2.3 Hoe gebruik je kennis van het taalonderwijs en de taal?
Kinderen leren voor ze naar school gaan al de functies van taal. De school heeft de taak om de
verschillende taalfuncties verder te ontwikkelen.
Kennis van het taalsysteem gebruik je vooral bij het onderwijs in taalbeschouwing. Je geeft daar
aandacht aan bijzonderheden op de verschillende niveaus van taal. Ook bij de spelling van woorden
spelen de verschillende niveaus van de taal een rol.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper irisboele. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.