De 5 examenvragen die horen bij VRAAGSTUK 1: FORENSISCHE PSYCHOLOGIE EN DIAGNOSTIEK.
Het gaat hier over de inleiding, hoofdstuk 1 & 2 & 3 BIJ VRAAGSTUK 1
Op het examen zal je één van onderstaande 5 vragen krijgen! (Geen enkele andere)
Je zult merken, dit gaat niet zozeer over reproductievragen, maar wel over toepassingsvragen
waarbij je moet aantonen dat je weet hoe je moet handelen in een forensische context en waarom!
Tip: schrijf je antwoord op en studeer dit met oog op het examen!
Er zijn vier belangrijke consequenties van de forensische onderzoekscontext voor het
instrumentarium:
- Ten eerste mogen zelfrapportagevragenlijsten enkel gebruikt worden wanneer ze een
ingebouwde controle op vertekeningen bevatten of wanneer er objectiveerbare
aanwijzingen voorhanden zijn dat de onderzochte eerlijk rapporteert (MMPI-2).
- Ten tweede verdienen gevalideerde indirecte testmethoden waarbij wat precies gemeten
wordt voor de onderzochte ondoorzichtig is de voorkeur maar deze dienen afgenomen te
worden door een gekwalificeerd psycholoog die op de hoogte is van de beperkingen van
deze instrumenten.
- Gebruik van collaterale informatie is een noodzaak. In een forensische rapportage krijgen
dossierinformatie, hetero-anamnestische gegevens en informatie uit andere bronnen een
bijzonder gewicht in vergelijking met een doorsnee klinische evaluatie.
- Een risico-inschatting van recidive is een must en gebeurt op basis van gestandaardiseerde
risicotaxatie-schalen. Het is van belang een risicotaxatieschaal toe te voegen aan de
testbatterij. Een klinische methode is niet geschikt voor het voorspellen van gewelddadig of
seksueel delictgedrag maar dient te gebeuren op basis van factoren die verband houden met
het specifiek delictgedrag. Inmiddels zijn voor dergelijke evaluaties gestandaardiseerde
risicotaxatieschalen ontwikkeld. (svr-20 seksueel delictgedrag)
Vraag 1: 5 punten
Piet Tomaat is een 32-jarige man die verblijft in het penitentiair complex van Brugge. Zes jaar
terug werd hij veroordeeld tot 18 jaar cel wegens gewapende overval én wegens
verkrachting van een meerderjarige vrouw. Hij wil graag de gunst krijgen om vroeger vrij te
komen en dient hiervoor een aanvraag in. In kader van zijn aanvraag tot voorwaardelijke
invrijheidsstelling moet hij uitvoerig psychodiagnostisch onderzocht worden. Het is immers
belangrijk om zicht te krijgen op zijn psychisch (dis)functioneren met oog op opmaak van een
reclasseringsplan op zijn maat.
Jij bent werkzaam als psychologisch geschoolde in de gevangenis en wordt belast met deze
taak. Hoe zal je tewerk gaan om Piet Tomaat psychodiagnostisch te onderzoeken?
Met andere woorden, hoe pak je dergelijk onderzoek aan bij een veroordeelde die al jaren
in de gevangenis verblijft? Omschrijf UITVOERIG jouw aanpak (hou hierbij met alle
aspecten rekening die van belang zijn in een forensische context), welke middelen je gaat
hanteren en argumenteer waarom jij doet wat je doet!
1
,Om collaterale informatie te verzamelen zou ik trachten zoveel mogelijk materiaal te verzamelen,
zodat ik zo correct en objectief mogelijk resultaten kan bekomen. Via een grondige dossierstudie zou
ik de gerechtelijke bundel en alle andere relevante dossierinfo die beschikbaar is, bestuderen.
Daarna zou ik nagaan welke observaties er tijdens de detentie van dhr. Tomaat werden gemaakt in
het dossier in verband met zijn gedrag. Daarnaast is het mogelijk om een heteroanamnese uit te
voeren waarbij ik belangrijke informanten over meneer Tomaat bevraag.
Daarnaast zou ik een intelligentieonderzoek verrichten om te kijken naar het verstandelijk niveau en
neuropsychologische deficits. Dit zou ik doen via een uitgebreid intelligentieonderzoek met de WAIS-
III of Groninger Intelligentietest (= GIT). Dit biedt de mogelijkheid om dhr. Tomaat grondig te
observeren wat een beeld kan geven over zijn functioneren alsook over hoe hij zijn eigen
functioneren rapporteert, vooral wanneer de zelfkennis beperkt is of hij geneigd is een flatterende
zelfbeschrijving te geven. Een intelligentieonderzoek kan ook helpen de defensiviteit te verminderen
waardoor kan wennen aan mij als onderzoeker en een werkrelatie kunnen opbouwen.
Vervolgens zou ik een semigestructureerd interview afnemen. Dit biedt de mogelijkheid om de
interactiestijl te beoordelen. Indien er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis kan dit zich laten
kenmerken in de manier waarop meneer Tomaat met me omgaat, aangezien
persoonlijkheidsstoornissen vaak omschreven worden als interactiestoornis. Hierbij kan ik beroep
doen op een gestandaardiseerde semigestructureerd interview zoals de Structured Clinical Interview
for Disorders of personality (= SCID) of de Psychopathie Check List-R van Hare. Dit is een test om
psychopathie te onderzoeken en dit is tegelijk een goed risicotaxatie-instrument. Vooral met deze
laatste zou ik voorzichtig omspringen aangezien psychopathie geen officiële persoonlijkheidsstoornis
is. Deze diagnose kan erg stigmatiserend zijn en dus zware gevolgen met zich meebrengen. Deze test
lijkt mij wel aangewezen aangezien psychopathie (= antisociaal en roekeloos gedrag en stoornissen
op affectief in interpersoonlijk vlak) in verband staat met specifiek delictgedrag.
Het gebruik van zelfrapportagevragenlijsten zou ik enkel doen wanneer ze een ingebouwde controle
op vertekeningen bevatten of als er objectiveerbare aanwijzingen voorhanden zijn dat de
onderzochte eerlijk rapporteert. Aangezien deze testen anders een vertekend beeld kunnen geven
indien hij over onvoldoende zelfkennis en/of verstandelijke mogelijkheden beschikt. Daarnaast kan
hij, indien hij dit wenst, bewust deze test gaan beïnvloeden door sociaal wenselijk te antwoorden.
Ik zou ook een indirecte methode van persoonlijkheidsonderzoek hanteren, indien ik voldoende
geschoold zou zijn en er voldoende tijd en middelen voorhanden zijn. Dit omdat dit het risico op
sociaal wenselijkheid beperkt tenzij meneer Tomaat enkele mogelijke antwoorden heeft
ingestudeerd. Voldoende letten op het non-verbale gedrag is hierom belangrijk.
Ten laatste zou ik een risicotaxatie-instrument gebruiken, naast de PCL-R van Hare, namelijk de SVR-
20. Dit omdat in het voorbeeld sprake is van seksueel delict. Indien er sprake zou zijn van
psychopathie en een parafilie is dit een gevaarlijke combinatie. De SVR-20 gaat enkele factoren na
die verband houden met specifiek delictgedrag. Enkele van deze factoren zijn: seksueel deviant
gedrag, slachtoffer van kindermishandeling, psychopathie, middelenmisbruik, relatieproblemen,
wapengebruik of bedreiging met de dood tijdens het plegen van een zedenfeitenmeerdere types van
seksuele delicten.
2
,Vraag 2: 5 punten
Je bent als psychologisch geschoolde tewerkgesteld bij een gerechtspsychiater die
gespecialiseerd is in het uitvoeren van gerechtelijke expertises. Jouw taak bestaat erin om
mensen die verdacht worden van ernstige delicten te onderzoeken zodoende zicht te krijgen
op het feit of zij al dan niet toerekeningsvatbaar zijn.
Hoe ga jij idealiter aan diagnostiek doen in kader van een gerechtelijke expertise. Met
andere woorden, wat is volgens jou een goede manier om psychodiagnostisch onderzoek te
doen bij iemand waarvan je na moet gaan of die toerekeningsvatbaar is voor de door hem
of haar gestelde feiten? Bespreek UITVOERIG alle aspecten van jouw aanpak en welk
materiaal je zou gebruiken.
Om te beginnen mag men er niet van uitgaan dat de verdachte schuldig bevonden is aan de feiten.
Dit onderzoeken of hier uitspraken over doen is iets waar ik geen bevoegdheid toe heb.
Wat ik wel kan doen is nagaan of er sprake is van krankzinnigheid, ernstige geestesziekte of
zwakzinnigheid op het ogenblik van de berechtiging en of de verdachte sociaal gevaarlijk is op het
ogenblik van de berechtiging.
- Krankzinnigheid: gaat om de meest uitgesproken psychiatrische stoornis. Enkele voorbeelden
hiervan zijn: ernstige depressieve syndromen, een acute psychotische toestand, dementie, ...
- Ernstige geestesstoornis: vooral persoonlijkheidsstoornissen. Een restrictieve benadering
hiervan beschouwt enkel acute psychose en zwakzinnigheid als basis voor internering.
- Zwakzinnigheid: veronderstelt dat de verdachte een IQ heeft dat lager is dan 70 en er sprake
is van een gebrek aan zelfredzaamheid. Indien het IQ hoger is dan 70, moet er sprake zijn
van gebrekkig sociaal functioneren, abnormaal agressief gedrag of onverantwoord gedrag.
Daarnaast moet ik ook rekening houden met het feit dat een ernstige psychiatrische stoornis op zich
niet volstaat. Deze moet immer tot gevolg hebben dat de verdachte zijn daden niet kon controleren
hierdoor. Daarbij moet ik dus rekening houden dat er geen automatisch verband is tussen een
psychiatrische stoornis en toerekeningsvatbaarheid. Deze beide dimensies moeten dus onafhankelijk
beoordeeld worden.
Met dit in het achterhoofd kan ik volgende drie vragen trachten te beantwoorden:
- Is verdachte op ogenblik van de feiten zwakzinnig, krankzinnig of geestesgestoord waardoor
ongeschikt tot controleren van zijn daden? EN
- Is verdachte op moment van onderzoek en verschijnen voor rechtbank zwakzinnig,
krankzinnig of geestesgestoord waardoor ongeschikt tot controleren van zijn daden?
- Is verdachte een gevaar voor zichzelf of maatschappij?
Daarbij zou ik ook nagaan of deze ontoerekeningsvatbaarheid niet het gevolg is van intoxicatie, want
dit impliceert dat de verdachte deze toestand aan zichzelf te wijten heeft. Tenzij er kan bewezen
worden dat deze middelen zonder medeweten of onder dwang werden toegediend, maar dit is
moeilijk te bewijzen.
Aangezien het gaat om retrospectieve diagnostiek dien ik er rekening mee te houden dat een
persoonlijkheidsstoornis een stabiele factor is. En dat de ziektegeschiedenis/heteroanamnese (=
collaterale informatie) een zicht kan geven op het verleden.
3
, Bovendien zou ik er ook rekening mee houden dat de verdachte aan dissimulatie (faking good) kan
doen om te proberen aanwezige symptomen te verbergen, om zo niet in een uitzichtloze internering
te belanden. Het omgekeerde, aggravatie (= het overdrijven van symptomen), zal in België weinig
voorkomen aangezien het weinig voordelen oplevert om geïnterneerd te zijn/worden. Maar ook
hiermee kan ik rekening houden.
Vraag 3: 5 punten
Dik Druiper is een 82-jarige man die omwille van het vermoeden van zedenfeiten tav
minderjarigen in voorhechtenis werd opgesloten. Hij wordt beschuldigd van aanranding van
de eerbaarheid. Hij zou onder het mom van ‘vriendschappelijke spelletjes’ drie pre-puberale
kinderen uit de straat betast hebben. Dhr Druiper ontkent de aantijgingen tegen hem
volledig. De onderzoeksrechter wenst dat er een omstandig psychodiagnostisch onderzoek
gebeurt om meer zicht te krijgen op de persoonlijkheid van betrokkene. Hiervoor wordt een
gerechtspsychiater opgevorderd die dhr. Druiper twee keer in de gevangenis opzoekt. Bij het
eerste bezoek moet Dhr. Druiper Mijn Leven als dier aanvullen, en daarna de Buss-Durkee
Agressie vragenlijst (=BDH), Spanningsbehoeftevragenlijst (SBL) en de Zin Aanvultest invullen.
Bij het tweede bezoek worden 5 van de 10 Rorschach platen aan dhr. Druiper voorgelegd die
hij moet interpreteren. Op basis van deze testresultaten zal de psychiater een rapport
schrijven over de betrokkene zijn persoonlijkheid.
Bespreek KRITISCH het uitgevoerde onderzoek. Wat is volgens jou goed verlopen en wat
kan jouws inziens anders/beter (en hoe zou jij dit dan doen)? ARGUMENTEER ten gronde!
Om te beginnen mag men er hier niet van uitgaan dat de verdachte schuldig bevonden is aan de
feiten. Men spreekt over een vermoeden en niet over een veroordeling. Dit onderzoeken of hier
uitspraken over doen is iets waar ik geen bevoegdheid toe heb.
Algemeen:
In geval van onderzoek bij een ontkennende verdachte kan de gerechtspsychiater de opdracht
weigeren om te vermijden dat hij deelneemt aan een gerechtelijke dwaling. De kans is immers groot
dat de rechter zich laat beïnvloeden door een rapport waarin sprake is van een diagnose, ook al is de
verdachte onschuldig.
Gezien er maar twee bezoeken zijn gebeurd stel ik me de vraag hoe er zoveel testen zijn afgenomen.
Deze bezoeken moeten ofwel heel lang geduurd hebben of er moet onvoldoende diep ingegaan zijn
op de testen. Te veel tests afnemen op een te korte tijd kan ervoor zorgen dat de verdachte
vermoeid raakt en minder gemotiveerd is mee te werken aan het onderzoek of de tests. De persoon
is ook al 82 jaar oud waardoor concentratieproblemen en algemene vermoeidheid een rol kunnen
spelen. Beter zou dus zijn om de tests te verspreiden over meerdere bezoeken.
Tests:
Wat betreft het instrument ‘mijn leven als dier’ is deze test niet peer-reviewed en dus niet volledig
betrouwbaar. Het doel van deze test is ook niet om een diagnose te stellen dus om na te gaan wat de
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper yanishav. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.