Bas Dammers
2 april 2021
Samenvatting Rechtsgeschiedenis
Tekst 1 - Wetgeving uit de periode vóór de Twaalftafelenwet
Uit de periode vóór het Romeinse recht van de Twaalftafelenwet worden twee fasen in de
ontwikkeling van het recht beschreven: de gecodi ceerde wetgeving van koning Hammurabi uit
Babylon en die van de stadstaat Athene. Mesopotamië is de oudste cultuur waar de geschiedenis van
het recht bestudeerd kan worden omdat uit deze regio zowel wetteksten als geschreven
overeenkomsten bekend zijn. Hammurabi (1810 v. Chr. - 1750 v. Chr.) was koning van de agrarische
stadstaat Babylon en breidde zijn macht uit tot grote delen van Mesopotamië (nu: Irak). Wetgeving
die tijdens zijn regering werd uitgevaardigd wordt de Codex Hammurabi genoemd. De aanleiding
voor Hammurabi om het recht op schrift te stellen kwam van de goden. In de codex heeft elk artikel
de vorm van een korte casuïstische rechtsregel, gevolgd door een rechtsgevolg (contrast met moderne
wetgeving!). Op de Codex Hammurabi is ook een verzameling van rechterlijke uitspraken
gegraveerd. Deels bevat de codex wetsartikelen die in vergelijkbare vorm al voorkomen in oudere
rechtsbronnen. De codex is gegraveerd in een stele (staande steen), met aan de top een afbeelding van
Hammurabi en de god van het recht en kon worden bestudeerd door alle burgers. Diverse schrijvers
vinden de Codex Hammurabi geen codi catie, omdat Hammurabi (ondanks het uitoefenen van
autoriteit in zijn rijk) niet het volledige recht beschreef (bv. regels over veehouderij ontbraken). De
codex bevat regels over de wijze waarop de rechter dient recht te spreken. Als een rechter, na zijn
vonnis op schrift gesteld te hebben tot een ander oordeel komt, is hij strafbaar. Vanwege het
ontbreken van een paragraa ndeling was de codex voor burgers moeilijk te begrijpen. Er kan van
worden uitgegaan dat de Codex Hammurabi positief recht was ten tijde van de heerschappij van
koning Hammurabi. In de codex zijn privaat- en strafrecht en materieel en formeel recht nog niet
gescheiden (contrast met moderne wetgeving!). Naast de codex is uit het gebied van koning
Hammurabi een grote collectie juridische documenten bekend die in spijkerschrift op kleitabletten
zijn vastgelegd (bv. overeenkomsten).
Griekenland was geen bestuurlijke eenheid: het bestond uit ruim zevenhonderd stadstaten, de polis.
Het vindt zijn eenheid in de godsdienst, deelname aan de Olympische spelen, de gemeenschappelijke
taal en de eenvormigheid in de materiële cultuur (bv. bouwkunst). Eenvormig recht ontbrak. In het
privaatrecht kan toch worden gesproken over Grieks recht, al is het recht van veel stadsstaten niet
bekend (wel: Athene, Kreta, Egypte) en bevat het privaatrecht vooral procesrechtelijke regels. Volgens
de Griekse losoof Plato (428 v. Chr. - 348 v. Chr.) werd het recht door mensen gecreëerd en niet
door goden. Ook beschreef hij hoe aards wetten zijn (de wetgever op Kreta paste regelgeving aan
naar lokale omstandigheden). Hij betoogt dat wetten zich voegen naar de geogra sche en sociaal-
maatschappelijke omstandigheden van bewoners (Clinias van Knossos op Kreta). Draco staat
bekend als de eerste wetgever van Athene. Hij gaat in 624 v. Chr. het Atheense recht codi ceren. De
RECHTSGESCHIEDENIS 1
,wetten van Draco kwamen tot stand in een periode van sociale onrust. In Athene was een kleine
bovenlaag van adel die het meeste land in bezit had, en een grote groep arme boeren, arbeiders en
dagloners. De staat liet zich niet in met geschillen tussen burgers (grote rechtsonzekerheid). Het
ontbrak in wetten van Draco aan een gevarieerd stelsel van in zwaarte oplopende straffen (op veel
delicten stond de doodstraf: ‘draconische maatregel’). Draco maakte een onderscheid tussen moord
en doodslag: moord bleef en zaak tussen de familie van de dader vs. slachtoffer, terwijl bij doodslag
een onderscheid werd gemaakt of sprake was van opzet of niet. In een periode dat stadstaat Athene
zich opnieuw in een sociale crisis bevindt, doen burgers een beroep op Solon. De arme burgers
wilden kwijtschelding van schulden en eerlijke herverdeling van gronden, de rijken bestreden dit.
Solon (archont: lid van hoogste college van bestuurders, aisymnet: verzoener) doet in 594 v. Chr.
onderzoek naar sociale misstanden (hier: schuldslavernij) en wijt deze aan hebzucht van een kleine
heersende klasse die de bestaande maatschappelijke ordening minacht en zich toe-eigende wat de
hele bevolking toekwam. In de staat die Solon voor ogen heeft, de eunomia (een staat geregeerd door
goede wetten, maar ook een Griekse godin voor recht en wetgeving) dienen alle burgers bij te dragen
aan het belang van de overkoepelende polis. Er bestaat een eigen verantwoordelijkheid en
medeverantwoordelijkheid. Om aan sociale ongelijkheid een einde te maken, besluit Solon Atheense
burgers die in slavernij zijn vervallen vrij te kopen. Het instituut om met lijf en leden garant te staan
voor schulden (bv. middels slavernij) werd afgeschaft. Ook voert Solon een fundamentele hervorming
van de Attische democratie door, waarbij alle burgers van Athene betrokken worden in de
totstandkoming van besluiten (geen oligarchie meer). Bezit (en niet afkomst) wordt onder Solon
bepalend voor de vraag welke maatschappelijke positie een burger van Athene kan bekleden.
Bepaalde ambten blijven voorbehouden aan personen die de hoogste belasting betalen. Hierna ging
Solon wetten op schrift stellen. Hiervoor werden de wetten van Draco afgeschaft, met uitzondering
van die over moord en doodslag. Onderlinge solidariteit was het kernwoord in de wetten van Solon.
Veel regels zijn een reactie op de verstedelijking van Athene, waardoor burgers dichter op elkaar
kwamen te wonen en meer rekening met elkaar moesten houden. Alle burgers werd rechtsingang
verleend. De staat kreeg het monopolie op vervolging. Door recht te laten spreken op grond van
geschreven teksten werd rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor alle burgers gecreëerd. De
geldigheid van de wetten wordt in de wet van Solon op honderd jaar vastgesteld. Solon reisde over de
Middellandse Zee en zorgde hierdoor voor verspreiding en groeiende aanzien van zijn wetten. De op
schrift gestelde wetten van Solon werden niet als eenduidig, maar als vaag gezien. Dit was
waarschijnlijk het gevolg van de ontwikkeling van de Griekse taal. Aristoteles en Demosthenes
dringen dan ook aan op duidelijke de nities in wetgeving. Toch werd het op schrift gestelde recht als
een goede zaak beschouwd. In Athene had de jury een belangrijke rol. De rechtspraak vond plaats
in rechtbanken waar een grote groep burgers collectief het oordeel velde (dikastès: jurylid/rechter).
Zij oordeelden zowel over feiten als over de interpretatie van toepasselijk recht. De gang naar de
rechter was voor gedaagde en eiser een risico. De eiser moest minimaal een vijfde van de stemmen
van de jury binnenhalen, anders volgde een boete. Arbitrage buiten de jury om had de voorkeur. Was
arbitrage niet mogelijk, dan volgde de rechtszitting. Na een korte inleidende rechtsgang voor
magistraten vond de zitting plaats ten overstaan van de jury. Tijdens de zitting kregen de juryleden de
RECHTSGESCHIEDENIS 2
,pleidooien te horen van beide partijen (zelf pleiten). De pleidooien van de partijen bevatten
juridische elementen, maar ook politieke elementen. Uit de burgers van Athene boven de dertig jaar
die toestemming voor lidmaatschap aan de jury gaven, werd jaarlijks via loting een groep van 6000
man voor de jury gekozen. Op zittingsdagen werd uit de groep door loting een keuze gemaakt om de
jury’s te bemannen. Dit vond plaats door middel van de kleroterion (lotingsapparaat). Door het
grote aantal leden (minimaal 201) was een jury moeilijk om te kopen. De kleroterion was een steen
waarin bronzen plaatjes werden geprikt (pinakia) met daarop de naam van iemand uit de groep, zijn
vaders naam en de stam (dèmè) waarvan hij deel uitmaakte. De leden stonden in een verticale rij, alle
leden van de stam in een horizontale rij. Door middel van witte en zwarte balletjes werden steeds
juryleden in- en uitgeloot. Belangrijk was dat iedereen uit de Atheense maatschappij in de jury
evenredig werd vertegenwoordigd, maar de oude wijze mannen waren oververtegenwoordigd. In
Athene werd gewaarborgd dat uiteenlopende groepen, ook van personen die zelf niet tot jurylid
gekozen konden worden, een stem kregen in de rechtspraak. Bijvoorbeeld doordat juryleden via het
stadsdeel waar zij woonden en andere sociale clubs in verschillende netwerken opereerden. Een van
de taken van de verenigingen was het leveren van professionele sprekers (synegoroi) om leden bij te
staan in rechtszaken. Op twee vragen moest een antwoord komen tijdens de rechtszaak: ten eerste of
de gedaagde straf moest krijgen en ten tweede welke straf toepasselijk was om het onrecht te
vereffenen. De strafmaat kon in Athene op twee manieren worden vastgesteld. Ten eerste stonden op
bepaalde overtredingen vaste straffen. Ten tweede kon de aanklager een straf voorstellen en kon de
gedaagde met een strafmaat komen, waarna de jury tussen de twee straffen moest kiezen. De jury
was vrij in zijn oordeel. Naast het toepasselijk recht moest de jury rekening houden met het to
dikaion: de vraag of de eis gerechtvaardigd is. De juryleden moesten in een geheime stemming een
schijf in een kan van de eiser of gedaagde laten vallen, waarna een telling plaatsvond. De
meerderheid gaf de doorslag. Hoger beroep was niet mogelijk.
Tekst 2- De totstandkoming van de Twaalftafelenwet
In de tijd tussen de oprichting van Rome en de totstandkoming van de codi catie van keizer
Justinianus (1300 jaar) heeft het Romeinse recht een lange, gestage ontwikkeling doorgemaakt. De
trage ontwikkeling kwam door het conservatieve karakter van de Romeinen en komt tot uiting in de
wisselingen van staatsvorm waarbij functionarissen veelal hun bestaande titels behielden. Een
indeling van de periodes naar regeringsvorm:
- Koninkrijk (753 - 509 v. Chr.);
- Republiek (509 - 27 v. Chr.);
- Keizerrijk
- Principaat (27 v. Chr. - 284);
- Dominaat (284 - 395);
- Deling van het rijk in het West-Romeinse Rijk (395-476) en het Oost-Romeinse Keizerrijk
(395-1453)
RECHTSGESCHIEDENIS 3
, In de rechtsgeschiedenis wordt een onderscheid gemaakt in vijf perioden: archaïsche periode
(Koningswetten en Twaalftafelenwet), voorklassieke periode (201 - 27 v. Chr.), klassieke periode (27 v.
Chr. - 235 einde Severische dynastie), na-klassieke periode en de Byzantijnse periode (zesde tot
vijftiende eeuw, beginnend bij codi catieopdracht keizer Justinianus).
Aan het begin van het Koninkrijk (753 - 509 v. Chr.) was Rome een agrarische stadstaat. Een
koning staat aan het hoofd van de staat. De veeteelt en landbouw zijn de economische motor van de
stad. In het privaatrecht speelt de familie een centrale rol, de pater familias geeft leiding aan een
zelfvoorzienend boerenbedrijf. Er ontstaan sociale tegenstellingen tussen patriciërs en plebejers,
hetgeen wordt aangepakt door wetgeving op schrift te stellen en gelijkheid van alle inwoners voor de
rechter te waarborgen. Na 509 v. Chr. worden de koningen uit Rome verdreven en komt het bestuur
in handen van twee consuls: Consulaat/Republiek. Rond 450 v. Chr. volgt het op schrift stellen
van het recht op de Twaalftafelenwet. Rome verandert van een stadstaat met regionaal belang naar
het centrum van een rijk dat zich uitstrekt rond de hele Middellandse Zee en naar het noorden tot
Engeland/Nederland. Voor de economie worden langeafstandshandel, nijverheid en geldverkeer het
belangrijkst. Kleinschalige landbouw verandert in grote plantages waar slaven het werk doen. Juristen
gaan het recht systematisch rangschikken (onder invloed van Griekse loso e): juridische begrippen
met vaste de nitie en juridische denkmethodes (voorklassieke juristen). Het einde van de Republiek is
het gevolg van grote sociale spanningen tussen patriciërs (kleine bezittende klasse) en plebejers (grote
onderklasse zonder landeigendom). Burgeroorlogen en verkiezing van opeenvolgende dictatoren
leiden tot een concentratie van staatsmacht: Keizerrijk. In 27 v. Chr. start het Principaat met de
benoeming van de eerste keizer van Rome: Augustus. Er komt een einde aan de republikeinse traditie
van machtendeling, collegialiteit van bestuurders en tijdelijkheid van macht. In een periode van
maatschappelijke stabiliteit en afwezigheid van oorlogen (Pax Romana van Augustus) maken klassieke
juristen de rechtswetenschap compleet. Hun werk richtte zich op een praktische toepassing van het
recht (bv. leerboeken als Instituten van Gaius). Vanaf midden derde eeuw start het Dominaat. Het
rijk staat op omvallen. De door keizer Diocletianus geïntroduceerde absolute monarchie, waarin hij
zich dominus et deus (meester en god) liet noemen, bracht korte tijd rust. Onder keizer Constantijn is
zelfs een teruggang in het niveau van het juridisch denken zichtbaar. Het christendom groeit als
monotheïstische godsdienst uit tot staatsgodsdienst in het Oost-Romeinse Rijk. Het Romeinse Rijk
valt in 395 uiteen in twee delen: West-Romeins Rijk (tot 476) en Oost-Romeins Rijk (tot 1453).
Hoogtepunt is de totstandkoming van de codi catie van Justinianus.
Rome wordt in 753 v. Chr. gesticht door tweeling Romulus en Remus. Romulus bekleed zich met
goddelijke instemming van het imperium. De eerste bewoners zijn landbouwers. De eerste
geschriften over de Romeinse geschiedenis stammen pas uit de tweede eeuw v. Chr. (Titus Livius,
Dionysius van Halicarnassus). Bekend zijn de door de pontifex maximus opgestelde libro annales
(jaarboeken). Romulus gaf de boerenbevolking recht en wetten, dit om eenheid te bevorderen. Op
schrift gesteld recht was het niet, maar het werd mondeling overgeleverd. Romulus deelde rond 750 v.
Chr. de macht met de Sabijnen, na de Sabijnse maagdenroof en een oorlog werd Titus Tatius (naast
RECHTSGESCHIEDENIS 4