Hoorcolleges Ethiek voor juristen
HC 1 Recht en ethiek, utilisme
Opbouw college
- Voorbeelden juridische beroepsethiek.
- Verhouding recht – ethiek:
Overeenkomsten en verschillen.
Sterkte-zwakte van beide.
Hoe komen ze elkaar tegen?
- Ethische theorie 1: utilitarisme.
Casus 1
- Een advocaat krijgt van een in hechtenis genomen verdachte die vermoedelijk lid is van een crimineel netwerk
de vraag of hij aan de echtgenote wil doorgeven dat het hem ‘op zich genomen goed gaat’. Natuurlijk wil de
advocaat dit. Maar de verdachte voegt er de vraag aan toe of de advocaat dat dan ook ‘in precies deze
bewoordingen’ wil overbrengen …
- De advocaat loopt het risico boodschapper voor het netwerk te zijn. Is hij hiertoe bereid?
Casus 2
- Een jurist werkt bij een bank mee aan constructies die voor de bank lucratief zijn maar voor cliënten op termijn
nadelig. Alleen hebben zij dit vanwege het ingewikkelde karakter van de constructies niet door. Strikt juridisch
zijn de constructies waterdicht. Maar de maatschappelijke consequenties zijn groot.
Kunnen we hem dit aanrekenen? (Moreel/juridisch?)
o Juridisch klopt het wel, maar wat is je verantwoordelijkheid als je in een organisatie werkt? Ben je dan
ook verantwoordelijk voor de maatschappelijk consequenties? De samenleving heeft de afgelopen jaren
een sterke ethische druk uitgeoefend, waarin werd gezegd dat dit soort dingen niet deugen. Instellingen
die zich hieraan schuldig hebben gemaakt, hebben het van de samenleving flink te verduren gekregen.
- Je vindt dat het niet deugt, maar je krijgt als junior medewerker van de meerdere te horen dat je hieraan geacht
wordt mee te werken.
Hoe werkt het in een organisatie met gezags- en machtsverhoudingen, en hoe zijn die gezags- en
machtsverhoudingen van invloed op het ethisch handelen van mensen? De afgelopen decennia is veel studie
gedaan over hoe in grotere organisaties ethisch dingen ook verkeerd kunnen gaan, doordat bepaalde
machts- en gezagsverhoudingen verkeerd uitpakken.
Twee typen ethische problemen dus: wat is de verantwoordelijkheid van de organisatie (de bank) en hoe zit
het met de ethische verhoudingen, verantwoordelijkheden en macht binnen de organisatie.
Casus 3
- Een verdachte haalt tijdens een rechtszaak de rechter het bloed onder de nagels vandaan door zijn denigrerende
houding tegenover het slachtoffer.
Wat voor eigenschap wordt van de rechter gevraagd?
Casus 1-3 hebben gemeenschappelijk dat het allemaal ethische problemen zijn. Tentamentip 1 --> bedenk dat de
docent wanneer hij tentamenvragen opstelt en onze antwoorden leest, ons in zijn hoofd heeft als mensen die
uitleggen waarom ze een bepaalde ethische beslissing hebben genomen. Met steekwoorden red je het dus niet
op het tentamen.
Al deze casus
- Echt gebeurd.
- Het antwoord op de vraag hoe met het probleem om te gaan is niet geheel in juridische termen te geven.
- Het valt onder ‘juridische beroepsethiek’.
Hoe komen we dan wel tot een goed antwoord?
1
,- Reflectie binnen de beroepsgroep (intervisie rechters, cursussen advocatuur, aandacht voor ethiek in de
opleiding). NB Het gaat dan niet om pure communicatie over regels; ethiek is onderdeel van filosofie.
Als je aan ethiek doet, doe je meer dan puur vertellen wat goed is en wat niet goed is. Ethiek is immers
onderdeel van de filosofie. De ethiek is historisch ontstaan bij de oude Grieken in dezelfde tijd. Het is
ontstaan als onderdeel van de filosofie.
- Documenten met kernwaarden/regels/richtlijnen:
Hierin worden de ethische standaarden en normen vervat. In deze documenten zelf wordt natuurlijk niet
gefilosofeerd, maar om het document goed te begrijpen en er goed mee om te gaan, heb je een bepaalde
filosofische insteek wel nodig.
Voor juristen een aparte uitdaging
- Recht en ethiek ‘schuren langs elkaar heen’. Ze hebben namelijk een eigenschap gemeenschappelijk:
De verhouding tussen recht en ethiek is een theoretisch en praktijk buitengewoon interessante verhouding.
Dit is heel specifiek. Wat hebben recht en ethiek gemeenschappelijk? Beide zijn normatieve wetenschappen;
het zijn wetenschappen die een bepaalde norm (= een standaard van wat er gedaan moet worden of niet
gedaan moet worden) aanwijzen. Alle andere wetenschappen zijn veel meer beschrijvend (descriptief).
- Daarom is eerst helderheid over de onderlinge relatie vereist.
- Stelling: recht en ethiek zijn principieel verschillend, maar in de praktijk van het werk van de jurist liggen ze in
elkaar verstrengeld.
Recht – ethiek; voorbeeld van het onderscheid
- Folteren? Inspecteur Wolfgang Daschner. Juridisch: nooit geoorloofd. Ethisch: eventueel te rechtvaardigen:
Daschner was een politie-inspecteur in Duitsland. In zijn rayon vond een ontvoering plaats van een rijke
bankierszoon. Al vrij snel wordt iemand opgepakt van wie men redelijkerwijs kan vermoeden dat het de
dader is. Het jongetje heeft een ziekte en heeft medicijnen nodig. Er is dus een urgentie bij dat we weten
waar het jongetje zit. De dader wordt verhoord en gevraagd of hij wil bekennen en de verblijfplaats waar het
jongetje zit, te kennen wil geven. De dader wil niet bekennen, laat staan dat hij wil zeggen waar hij het
jongentje gevangen heeft gezet. Daschner zegt tegen de dader: als het niet goedschiks kan, dan kan het
kwaadschiks. We hebben ook wel mogelijkheden om u fysiek onder druk te zetten. Hij dreigde met folteren.
Op dit ogenblik sloeg de dader meteen door en bekende hij niet alleen, maar zei hij ook waar het jongetje
verbleef. Het jongetje werd dood aangetroffen.
o Toen kwam het staartje van het verhaal: er is een politie-instructeur die heeft gedreigd met iets waarvan
we onverbiddelijk in allerlei regels en wetten in Duitsland hebben vastgesteld dat dit onder geen
condities mag. Er is geen land ter de wereld waar ook maar ergens in de wet een suggestie wordt gedaan
dat folteren wel eens mag. Een OvJ moet dus een proces beginnen tegen deze inspecteur. Dit proces had
nogal wat publiciteit. De inspecteur – en veel mensen die ondersteunden wat hij had gedaan – zei dat hij
in deze situatie goede ethische redenen had om te doen wat hij deed. Er was een immers een
noodsituatie (de man wilde niet bekennen en de jongen had zijn medicijnen nodig), dus hij had hele
goede ethische redenen om te doen wat hij deed. Oftewel: juridisch kan het niet (de OvJ moet de man
aanklagen, er moet een proces komen en de man moet veroordeeld worden), maar ethisch was er wat
voor te zeggen. Op z’n minst kun je zeggen dat je ethisch kunt bespreken of het mag. Op zijn minst zijn
er ethische verdedigingslijnen onder dit soort situaties. De man heeft geen straf gekregen, maar is wel
uit zijn functie ontheven. De rechter kan juridisch niets anders dan de man ook veroordelen, maar hij
heeft dan verder geen zware straf gekregen.
- Bonussen en topsalarissen; Twee jaren terug verontwaardiging over Schiphol topman (vanuit acht jaar oud
arbeidscontract). Recente verontwaardiging salaris ING-topman. Juridisch: geoorloofd. Ethisch: grote bezwaren.
Maar ook: “ING-topman Ralph Hamers verdedigt zijn loonsverhoging van bijna 30 procent, omdat het loon onder
de streep uiteindelijk 20 procent minder is dan hem ooit is beloofd. "Het getuigt juist van moed (curs. MB) dat ik
een verlaging van 20 procent accepteer”. (Nos.nl, mei 2015)
Met regelmaat hebben we gedoe over bonussen. Dit gedoe heeft heel vaak de volgende structuur. Juridisch
kan er iets volgens de regels die arbeidsrechtelijk zijn afgesproken. Ethisch zijn er echter mensen die er iets
van vinden. In dit geval is dat wat juridisch wel kan, ethisch niet kan. In dit geval liggen de grenzen van het
recht wat ruimer, maar binnen die grote juridische grenzen zijn er altijd nog subtielere ethische discussies te
voeren: het mag juridisch wel, maar vinden we het ethisch ook wel goed?
2
,Principiële verschillen recht– ethiek
Recht Ethiek
Recht beroept zich op algemene regels in een formeel Ethiek beroept zich op waarden/normen/intuïties
systeem. (innerlijke beleving).
Ethiek heeft geen blinddoek (P.H. Donner): Bij recht is
het zo dat we niet naar de persoon kijken. Als we over
ethische problemen praten, praten we over mensen die
concrete dillema’s/ethische worstelingen hebben. De
focus van de ethiek is dus de persoon die zich afvraagt
wat hij moet doen.
Het recht gaat uit van een autoriteit, die wetten Ethiek kent geen formele autoriteit, hoogstens ‘gezag’,
vastlegt en naleving afdwingt door sancties. Vrouwe ‘invloed omgeving’, ‘goede voorbeeld geven’. In de
Justitia heeft een zwaard, ethiek niet. Het recht is een ethiek kunnen we elkaar ook beïnvloeden, maar niet via
systeem dat wordt vastgelegd door een autoriteit, een autoriteit die dat afdwingt. We zeggen eerder dat
welke autoriteit u kan straffen. Een rechtssysteem die een bepaalde instantie gezag heeft. Als mensen met
niet kan afdwingen wat hij vindt, is geen goed gezag iets zeggen telt dat zwaar mee in de opvattingen
rechtssysteem. van mensen. In de ethiek kijken we ook heel sterk hoe
de omgeving waarin je functioneert (bijv. je
familieomgeving of beroepsomgeving) invloed op je
uitoefent. In de ethiek zeggen we dat mensen sociale
wezens zijn die met elkaar waarden-en-normenstelsels
opbouwen. In de ethiek wordt veel aandacht besteed
aan voorbeeldfunctie: in bepaalde organisaties zijn er
mensen die hoger in de hiërarchie staan en, of ze dat
nu willen of niet, een bepaalde voorbeeldfunctie
hebben voor de rest van het personeel.
Recht kan wat ethiek niet kan
- Ordening in samenleving afdwingen door middel van voor iedereen heldere criteria.
Ethiek kan wat recht niet kan
- Ethiek gaat over iets wat (rechts)regels moeilijk kunnen bereiken: de menselijke motivatie.
- Twee voorbeelden:
Persoonlijke motivatie: integriteitstrajecten:
o Minister Plasterk: integriteitsbeleid is komende jaren niet gebaat bij meer regels en voorschriften.
o CdK Noord-Holland Remkes: ‘integriteit zit tussen de oren’.
Persoonlijke motivatie: de eed/belofte:
o Juridisch kan worden vastgelegd dat de eed wordt uitgesproken; de eed zelf is een ‘persoonlijk
commitment’. De minister wilde bij bankiers, naast het verankeren van wetten en regels, de eed laten
afleggen, omdat de gewenste omslag in de financiële sector een ‘sterke morele dimensie’ heeft.
o De eed is, in tegenstelling tot rechtsregels, onttrokken aan pure afdwingbaarheid. Advocaat is een
vertrouwensberoep, dat zich aan toezicht onttrekt. Vandaar de eed, als erkenning van plichten die door
de (wereldlijke) macht niet geheel worden afgedwongen. Een handeling van een particuliere persoon, op
niveau van overtuiging.
Hoe komen recht en ethiek elkaar tegen?
1. Recht is ‘gestolde moraal’:
Aan de basis van het recht liggen de
ethische waarden/normen van de
samenleving:
o Wil je weten wat ethische opvattingen
in de Nederlandse samenleving zijn,
3
, dan moet je de Grondwet maar eens lezen. Je ziet dan hoe onze samenleving over de essentiële zaken
denkt. Achter en onder de Grondwet zitten grote normen en waarden. Thorbecke heeft in het midden
van de 19e eeuw met zijn Grondwet en wetgevend stelsel, de Nederlandse samenleving herordent.
Nederland was vóór Thorbecke een andere samenleving dan na Thorbecke.
- Lees de tekst na voor het verschil ethiek en moraal.
- De moraal is wat breder, omdat er veel morele opvattingen zijn die niet onder het recht vallen (zoals opvattingen
over de bonus- en salarisstructuur).
2. De wet als kader:
De wet is een groot kader van samenleven. De wet betekent dat we in de samenleving een aantal
grondafspraken hebben gemaakt hoe we met elkaar omgaan.
Binnen het kader van de wet is juridisch veel geoorloofd:
o Dit hebben we op hoofdlijnen gedaan. We hebben de wet als een algemeen kader, en binnen die wet
zijn we vrij.
Binnen dat gebied zijn er echter vele morele kwesties:
o Binnen het grotere kader zijn er veel morele kwesties.
Voorbeeld: vrijheid van meningsuiting:
o Een mooi thema is wat dat betreft de vrijheid van meningsuiting. Een aantal keren hebben we een
juridische procedure gehad rond de vrijheid van meningsuiting. Twee keer hebben we een proces gehad
waarin de Geert Wilders terechtstond, omdat hij dingen gezegd zou hebben die strafrechtelijk
problematisch zouden zijn. Geert Wilders besloot om een cartoonwedstrijd uit te schrijven. Hier
ontstond veel gedoe over, maar geen juridisch gedoe (initiatief werd niet strafrechtelijk aangeklaagd).
Juridisch viel het onder de vrijheid van meningsuiting, maar hierbinnen waren allerlei ethische
discussies.
3. Beroepsethiek:
Een individu binnen het juridisch systeem vraagt zich af hoe zich tot het systeem te verhouden, en die vraag
is niet in termen van dat systeem te beantwoorden.
Ethisch goed handelen versterkt doorgaans het systeem. (J. Soeharno: ‘Integriteit is de ruggengraat van het
notariaat’):
o Het uitgangspunt van de beroepsethiek is niet dat het lastig of ongemakkelijk is, maar juist
systeemversterkend. De beroepsethiek hebben we niet bedacht om mensen het systeem extra lastig te
maken, maar om het systeem beter te kunnen laten functioneren. Als er mensen zijn in een systeem die
niks gelegen laten liggen aan de beroepsethiek, zijn het ook een beetje systeemkapotmakers. Dit komt
natuurlijk heel prominent naar voren in advocatentuchtrecht. Iemand die ethisch niet goed handelt is
geen goed jurist. Iemand bij het ministerie van J&V is ook geen goed werknemer van J&V. Een rechter de
richtlijnen en codes van de rechtspraak niet serieus neemt, is ook geen goed rechter. Vanuit de ethiek en
de filosofie kun je ook wel eens een keer kritisch zijn op het systeem.
Ethische theorieën
- Nu meer ‘voeling’ met ethiek krijgen door behandeling ethische theorieën. Omdat:
Ze helpen de verwarde morele gevoelens en intuïties te ordenen:
o Ethiek-theorie is structurerend werken. Een theorie geeft ordening aan. In onze ethische belevingen,
ervaringen en gedachten hebben we een ontzettende chaos. Als je probeert te discussiëren over ethiek
wordt het al heel snel lastig, vaag, ingewikkeld en soms emotioneel.
Ze richting geven; ze geven antwoord op de vraag ‘wat is goed handelen’?
o De normatieve kracht is niet bij alle theorieën hetzelfde; sommige theorieën hebben een sterkere
normatieve pretentie dan andere theorieën.
Ze belangrijke onderbouwing zijn van het recht.
3 ethische theorieën
1. Utilisme (consequentialisme)
2. Plichtsethiek (deontologie)
3. Deugdethiek
- NB Centrale vraag van de eerste twee is: wat moet ik doen; wat is goede handeling?
4
, Sterke normatieve pretentie. De handeling wordt bijna voorgeschreven. De theorie geeft echt direct aan wat
goed is om te doen.
- Centrale vraag deugdethiek: hoe moet ik leven?
Minder strakke normatieve ethiek.
- Eerste college: utilisme
1. Utilisme
- De goed/slechtheid van een handeling wordt beoordeeld op basis van de gevolgen die die handeling voor alle
betrokkenen heeft.
- Voorbeeld 1 vormfouten:
Er waren ooit affaires waarin verdachten vroegtijdig werden vrijgelaten vanwege vormfouten. Verdediging
hiervoor: plichtsethisch; de regel is onaantastbaar. De gedachtegang ‘bij ontoereikende administratie laten
we soms wel soms niet verdachte vrij’ is geen algemene regel.
Sinds enige jaren nieuw beleid. Er is thans sprake van een afweging inzake vormfouten: ze mogen geen
gevolgen hebben die ‘in geen verhouding staan tot de ernst van het verzuim’.
Bv. Arrest Hoge Raad (inzake vormfouten bij opsporing): bezie welke gevolgen de uitspraak over
strafvervolging heeft voor het handelen van de politie; zij moet op termijn tot rechtmatig(er) handelen van
de politie leiden.
Dus: wanneer de politie te goeder trouw met een machtiging van de rechter-commissaris heeft gehandeld
maar achteraf bleek het handelen onrechtmatig vanwege vormfouten, dan is er geen reden over te gaan tot
bewijsuitsluiting. Want van zo een toepassing is dan geen beter gedrag van de politie te verwachten -curs.
MB - (ze handelde al vanuit de beste intentie) (R. Kuiper in Trema, maart 2015).
- Voorbeeld 2 ‘Spoed’:
Het Openbaar Ministerie in Utrecht werkt "met spoed” aan de zaak van adjunct-directeur die een 13-jarige
leerling mishandeld zou hebben. Is het stellen van een dergelijke prioritering wenselijk in het licht van de
rechtsstaat?) Brengt het voorkomen van willekeur en het bijdragen aan formele gelijkheid niet met zich dat
iedere burger dezelfde spoed mag verwachten? (ontleend aan ‘Rechtsethiek/nl’).
Utilisme/gevolgenethiek/conseqentialisme
- Grondlegger: J. Bentham (1748-1832).
- Een tijd van pluriformiteit (door verschillende ‘heilige huisjes’: religie, traditie). Dus: de handeling naar gevolgen
beoordeeld: ‘het nut’:
Alle opvattingen worden veroorzaakt door bepaalde opvattingen die voor mensen een zekere
onaantastbaarheid hebben, omdat ze vrij principieel zijn. Als voorbeeld noemt hij de religie. Mensen die
geloven hebben religieuze uitgangspunten als vaste fundamenten van hun overtuiging, en kunnen daar niet
rationeel over praten. Tradities zijn voor mensen ook vaste overtuigen waar niet over gediscussieerd kan
worden. Juist de religie en tradities zorgen voor een bepaalde starheid in het samenlevingsklimaat, waar we
van af moeten. Zowel tradities als religie geven vaste principiële uitgangspunten mee die zelf niet
bediscussieerd kunnen worden. Vaste principes doen utilisten niet aan.
...tbv geluk (te operationaliseren in ‘pain’/’pleasure’, de twee natuurlijke neigingen van de mens):
o Bentham kon het geluk vrij makkelijk operationaliseren. Hij kon ook vrij makkelijk vertellen wat geluk is,
op zo’n manier dat we daar rationeel over kunnen praten. Hij was een gelukstheoreticus. Hij zei dat we
van nature twee neigingen hebben meegekregen: de ene neiging zit in onze menselijke natuur; de
neiging om ons ergens toe aangetrokken te voelen (‘pleasure’) en de neiging om ergens van weg te gaan
(‘pain’). Welnu, geluk betekent zoveel mogelijk pleasure en zo weinig mogelijk pain.
- ... Als een van de eerste sociale wetenschappers (alle ervaringen meetbaar en kwantificeerbaar); empirisme.
Greatest Happiness Principle; ‘Felicy Calculus’
- Pleasure of:
Sense (zintuiglijke pleziertjes): als je heel erg veel drinkt, dan voelt dat heel lekker, maar de volgende dag
heb je een kater. Met drinken moet je het zo doen dat je net zoveel drinkt dat je vanavond lekker een beetje
lekker bent en morgen net geen kater hebt.
Wealth: geld maakt gelukkig, maar om veel geld te verdienen moet je hard werken, dus je moet dan zo hard
werken dat het ongemak van het werken nog net opweegt het gemak die de wilde geeft. Je kunt natuurlijk
ook als samenleving als geheel dit soort berekeningen maken.
5
, Skill: een vaardigheid; gewoon dat je iets goed kunt. Het kost enige moeite om een vaardigheid te
verwerven, maar als je uiteindelijk lang genoeg hebt geoefend, kun je het, en heb je de lol van het maken
ervan.
Friendship.
A good game.
- Plus: berekenen van tijdsduur, waarschijnlijkheid, intensiteit
- NB Voor alle betrokkenen bij de handeling!
Voorbeeld
- Bentham: het tornen aan het vertrouwensbeginsel bij strafrechtadvocaten heeft positieve resultaten.
Ofwel verdachte is onschuldig, dan heeft deze niets te verbergen;
Ofwel verdachte is schuldig, dan is het maar goed ook dat we dat weten.
- Wat is hier tegenin te brengen?
Het is vaak onduidelijk wat precies schuld en onschuld is. We staan aan het begin van een juridische
procedure; schuld en onschuld zijn nog hele vage begrippen. Je kunt niet zeggen ofwel hij is schuldig ofwel
hij is onschuldig, dat moet nog bewezen worden. In die zin klopte de redenering van Bentham niet.
Het vertrouwensbeginsel zelf heeft als vertrouwensbeginsel hele gunstige gevolgen. Door het
vertrouwensbeginsel durven heel veel mensen met een advocaat van alles te delen. Dit komt de kwaliteit
van de verdediging ten goede. Het vertrouwensbeginsel zelf als beginsel is toch ook weer utilistisch te
rechtvaardigen.
Wat weegt nu zwaarder? Dat het zorgt voor een betere kwaliteit van de rechtspraak óf dat je door het
opheffen van het vertrouwensbeginsel af en toe een schuldige eruit kunt halen?
Moeilijke discussie over wat de gevolgen zijn van een handeling. Dit is een van de achilleshielen van het
utilisme: je moet die handeling nemen die de beste gevolgen heeft, maar wie weet wat de beste gevolgen
van de handeling zullen zijn? Dat is de grote vraag.
- Bentham schreef een klassieker over strafrechtvaardiging:
Niet ‘wraak’?
Niet abstracte ‘rechtvaardigheids-beginselen’
Wel: gevolgen!
o We straffen mensen omdat dat goede gevolgen heeft voor de samenleving als geheel. Je kunt hele
strafrechtrechtvaardigingstheorieën opbouwen uit het feit dat voor een individu gestraft worden ‘pain’
is, maar de samenleving als geheel er beter van wordt wanneer er gestraft wordt, bijv. doordat er in de
samenleving een idee van genoegdoening is. Bovendien voorkomen we misdaden door te straffen.
o Echter, als het nu zo is dat een samenleving als geheel minder criminaliteit krijgt, omdat er heel zwaar
wordt gestraft. Mensen zitten jarenlang in de gevangenis. Tegelijkertijd, als iemand heel lang in de
gevangenis zit, wordt hij daar geen beter mens van. Het is moeilijker om daarna te resocialiseren. Ze
komen de gevangenis uit als nieuwe misdadigers. Nietzsche heeft ooit eens provocerend uitgewerkt dat
als je een misdadiger lang in de gevangenis zet, hij alleen maar meer tijd heeft om na te denken hoe hij
zijn misdaad de volgende keer doet dat hij niet wordt gepakt. Je moet misdadigers vooral niet te lang in
te gevangenis zetten, want dan hebben ze meer bedenktijd om te kijken of ze het de volgende keer voor
hun gevoel beter doen. Je kunt dus ook uit vanuit utilistisch oogpunt zeggen dat je niet te zwaar moet
straffen. Immers: zware straffen leveren alleen maar meer criminelen op. Je moet dus zó zwaar straffen
dat er wel wordt afgeschrikt, maar je moet niet zó zwaar straffen dat de mensen die eruit komen nieuwe
misdadigers worden. Dit is een utilistische manier van nadenken over strafrechtvaardiging.
- De doodstraf:
Bij een nieuwe thematiek wordt het een beetje ongemakkelijk, namelijk de thematiek van de doodstraf. Als
je de doodstraf wilt verdedigen, zou dat heel snel zijn op utilistische basis. Door de doodstraf in te voeren
zullen mensen worden afgeschrikt van zware misdaden plegen, want ze weten dat er de doodstraf op staat.
Het probleem dat de misdadiger er dan als slechte misdadiger uitkomt, heb je niet.
Stel je echter voor dat 60% van de Nederlandse bevolking vóór de doodstraf is, gaan wij dan morgen de
doodstraf invoeren? Neen, wij hebben als vast uitgangspunt van ons samenleven vastgelegd dat we dat
inhumaan vinden. Blijkbaar is het zo dat er los van utilistische calculaties gewoon beperkingen zijn die we
met elkaar hebben afgesproken. Al zou het utilistisch beter zijn, we hebben toch andere opvattingen. Het
recht is een van de manieren om die principes vast te leggen. Hier komen we bij het volgende probleem van
6
, het utilisme: het utilisme kan soms in berekeningen aanleiding geven tot zaken die we echt in een
samenleving principieel niet goed vinden. De utilistische berekening gaat dan niet door.
o Stel je eens voor dat je een samenleving hebt waarin 99,5% van de mensen heel erg gelukkig is, maar de
0,5% die niet gelukkig is, is slaaf. De pain van het slaaf zijn weegt natuurlijk niet op tegen het geluk van
de 99,5% van de bevolking. De utilist zou zeggen dat dit een goede samenleving is, nu het geluksgevoel
veel sterker is dan het pain-gevoel. Tegelijkertijd, juist in ons samenleven, hebben we een aantal
grondrechten vastgelegd, waaronder het vrijheidsrecht, op zo’n manier dat slavernij voor ons echt uit
den boze is. Ook in dit gedachte-experiment zie je dat het utilisme met zijn gevolgenberekening dingen
wil, waarvan we volgens onze morele gevoeligheid en uitgangspunten zeggen dat we dat niet gaan doen.
De utilist wil soms principiële grenzen overschrijden.
De tekst op Brightspace moet je lezen bij dit college!
7
,HC2 Gastcollege advocaat mr. E van Dijk
Wat gaan we doen?
- ‘Bronnen’ van de beroepsethiek:
De advocateneed
De Advocatenwet (de kernwaarden);
Gedragsregels 2018, tuchtrechtspraak
- Drie voorbeelden:
1. Strafrecht
2. Civiel recht
3. Advisering
Plicht en aspiratie
- “(...) een behoorlijk advocaat stelt er echter bovenal eer in om naar vermogen vakkundig en naar alle wettelijke
en gedragsrechtelijke maatstaven te functioneren en het is hem er dus niet alleen om te doen om bij de
tuchtrechter weg te blijven. Het beroep van advocaat is een door ethiek gekenmerkt beroep en een advocaat
dient ook naar de normen van vandaag te worden gedreven door een zogeheten ‘aspiratieve moraal’. In die
positieve sleutel worden de gedragsregels gezet, met een sterkere maatschappelijke oriëntatie dan voorheen.
Dat brengt mee dat de individuele advocaat niet alleen ter wille van zichzelf – en zijn cliënt – maar ook ten
behoeve van het aanzien en de kwaliteit van de beroepsgroep betamelijkheid nastreeft.’’ (bron: de
Advocatenwet (de eed en de kernwaarden), de gedragsregels 2018 (1992), Verordening voor de advocatuur).
- Plicht: waar je (ethisch) minimaal aan moet voldoen ... (basisregels).
Dit is de onderste grens. Als je hier beneden raakt, dan is er p.d. van moreel handelen geen sprake meer.
Deze regel is niet voldoende, er moet meer van je worden verwacht. Je hebt het dan over aspiratie.
- Aspiratie: ‘’betamelijkheid’, vrije ruimte, excellent handelen ... (praktisch wijs zijn).
- Onder de plichtmoraal moet je niet terechtkomen. Probeer zo hoog mogelijk naar boven te klimmen. Hoe hoger,
hoe sterkere morele waarde je rolhandeling als advocaat heeft. Het verschuifbare punt kan omhoog en omlaag.
Op het moment dat je omhoogschuift, betekent dat dat de plichtenmoraal terrein wint. De regel is dus kennelijk
heel belangrijk. Er blijft maar weinig bewegingsvrijheid over om er ook nog eens een keer een aspiratieve
invulling aan te geven. Tegelijkertijd: op het moment dat er in het specifieke geval juist heel veel aspiratie van je
wordt gevraagd als advocaat en daar gelet op de regels en omstandigheden ook ruimte voor is, zou het punt
juist naar beneden kunnen schuiven. Er is dan meer ruimte voor de aspiratieve moraal.
Bronnen van de beroepsethiek
1. De eed:
8
, Artikel 3, lid 2 Advocatenwet (de advocateneed) : Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning,
gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal
aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.
De advocateneed voor het Hof van Holland en Zeeland (begin 15e eeuw): Dat hy onsen Stadthouder,
president ende raedt in allen plaetsen bewysen sal eere, reverentie ende waerdigheyt; dat hy niet dienen
en sal in eenige saecken, die hy weet onrechtveerdigh te sijn, hetsy dat hem van de voorsz.
onrechtveerdigheyt blycke int beghinsel van den processen of daernae; dat hy neerstelyck ende
ghetrouwelyck sal dienen sijn meesters; dat hy tevreden sal wesen met de taxe van den Hove; dat hy niet
soecken en sal eenighe onbehoorlijcke uitwegen ofte dilayen; dat hy gheen overkomste maecken en sal,
om deel oft part inde saecke te hebben, ende generalijck, dat hy hem (ende overal) dragen sal alsoo een
goet ende gethrouwe advocaet ofte procureur schuldigh is te doen.
2. Kernwaarden:
Kortom: de kernwaarden van de advocatuur:
o onafhankelijkheid;
o partijdigheid;
o deskundigheid;
o integriteit; en
o vertrouwelijkheid
Artikel 10a Advocatenwet (‘kernwaarden’):
o In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn
cliënt. Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep:
a) onafhankelijk ten opzichte van zijn cliënt, derden en de zaken waarin hij als zodanig optreedt;
b) partijdig bij de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt;
c) deskundig en kan hij beschikken over voldoende kennis en vaardigheden;
d) integer en onthoudt hij zich van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt;
en
e) vertrouwenspersoon en neemt hij geheimhouding in acht binnen de door de wet en het recht
gestelde grenzen.
Onafhankelijk vs partijdigheid:
o Partijdigheid wil zeggen dat je maar één belang dient, en dat is het belang van je cliënt. Onafhankelijk wil
zeggen dat je je door niets en niemand laat beïnvloeden. Botsen die twee niet met elkaar? Als je toch
partijdig bent en maar één belang dient en dat is die van je cliënt, kun je dan nog wel onafhankelijk zijn.
o Kwam vrij duidelijk naar voren bij Trump en zijn consigliere Cohen.
o Partijdigheid en onafhankelijkheid combineren in zoverre prima dat als je je onafhankelijk opstelt naar je
klant toe, prima maximaal zijn belangen kunt behartigen. Je doet dit echter wel omdat jíj bepaalde
stappen verstandig vindt. Zolang je hier onafhankelijk in blijft, kun je prima maximaal het belang van je
cliënt behartigen.
Vertrouwelijkheid:
o Artikel 11a Advocatenwet (‘geheimhouding’):
1. Voor zover niet bij wet of bij verordening van het college van afgevaardigden anders is bepaald, is de
advocaat ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening als zodanig
kennisneemt tot geheimhouding verplicht. Dezelfde verplichting geldt voor medewerkers en
personeel van de advocaat, alsmede andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening.
2. De geheimhoudingsplicht, bedoeld in het eerste lid, blijft voortbestaan na beëindiging van de
beroepsuitoefening of de betrekking waarin de werkzaamheden zijn verricht.
- Waarom is die geheimhoudingsplicht er? Als er geen geheimhoudingsplicht zou zijn en de klant
zich daardoor belemmert zou voelen om alles tegen je te vertellen, dan kan jij je werk niet doen.
Het recht wordt dan niet op een goede manier gediend. Je kunt het recht en de belangen van de
klant alleen maar op een goede manier dienen als alle info die voor de zaak noodzakelijk is, op
tafel komt. De geheimhoudingsplicht weegt loodzwaar, en precies om die ene reden.
- Onlosmakelijk met de geheimhoudingsplicht verbonden is het verschoningsrecht.
Verschoningsrecht is niets anders dan het recht om te kunnen zeggen dat als je opgeroepen
wordt als getuige, je je op je verschoningsrecht beroept. Cohen had dit ook kunnen doen.
3. Gedragsregels 2018 (voorheen 1992):
9
, Grondslag: artikel 46 Advocatenwet:
o De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met
de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als
zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op het bepaalde bij of krachtens
deze wet en de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme, de verordeningen van
de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet
betaamt. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de raden van discipline en in
hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het hof van discipline.
Gedragsrecht, artikel 46 Advocatenwet:
o De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met
de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als
zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op het bepaalde bij of krachtens
deze wet en de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme, de verordeningen
van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet
betaamt. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de raden van discipline en in
hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het hof van discipline.
Gedragsregels 2018, enkel voorbeelden:
o Regel 1, lid 3: De advocaat laat zich in al zijn handelen leiden door de kernwaarden van zijn beroep en
neemt in acht de voor hem geschreven wettelijke bepalingen en verordeningen, de inhoud van zijn eed
of belofte en de verplichtingen die voortvloeien uit de opdrachtrelatie met zijn cliënt.
o Regel 5: De advocaat dient zich voor ogen te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur
verdient boven een proces.
o Regel 27: …
o Regel 8: De advocaat dient zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij
weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn.
Casus 1; strafrecht en geheimhouding: Lake Pleasant Bodies case (I):
o Robert Garrow, die ervan werd beschuldigd een student te hebben vermoord, kampeerde vlakbij Lake
Pleasant, een studentencamping ergens bij New York. Hij vertelde zijn advocaten, Frank Belge en Frank
Armani, dat hij nog twee andere moorden had gepleegd. Belge en Armani vonden en fotografeerden de
lichamen maar hielden deze informatie een half jaar lang voor zichzelf. Dit ondanks het feit dat de
radeloze vader van een van de slachtoffers, die wist dat Armani een verdachte van moord bijstond,
Armani persoonlijk benaderde met de vraag of hij wellicht iets wist van zijn vermiste dochter. Belge en
Armani hielden echter hun mond. Ondanks dat deze geheimhouding hun eigen advocatenpraktijk ten
gronde hielp, zij de families van de slachtoffers in een enorm verdriet achterlieten, deze gebeurtenis
grote schade veroorzaakte voor de toeristische sector in het gebied, en zij hiermee bovendien hun cliënt
bepaald geen dienst bewezen, meenden zij het vertrouwen van hun cliënt niet te mogen beschamen
door deze informatie prijs te geven.
- De kernwaarden die hier uitspringen zijn partijdigheid en
vertrouwelijkheid. De advocaat zegt dat hij aan de kant van zijn
cliënt staat, maar één belang dient, en dat is het belang van zijn
cliënt. Hoeveel ruimte is hier voor aspiratie?
Casus 2: civiel recht, filmpje
o Johan, eigen bedrijf, huurt een boerderij, maar betaalt de huur niet meer. Frans zijn verhuurder start
een ontruimingsprocedure. Op 8 maart wordt door de deurwaarder rechtsgeldig op de boerderij van
Johan de dagvaarding achtergelaten. Het is 2 april, de zaak dient, maar Johan verschijnt niet, dus:
Verstek! Direct na de zitting meldt zich alsnog een advocaat, mr. X, die zegt: mijn cliënt komt vanmorgen
uit het buitenland en ziet nu pas – te laat – de dagvaarding op de deurmat liggen. Op YouTube staat
echter een filmpje van 10 maart waarop te zien is dat Johan een hond verkoopt aan iemand wiens hond
kort daarvoor op 28 februari was doodgereden. Het filmpje is duidelijk opgenomen op de boerderij.
10