Autistisch Spectrum Stoornis (ASS)
Beschrijft de symptomen, het beloop en de oorzaken van ASS [2];
Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Dat wil zeggen dat het beperkingen kan
opleveren in allerlei gradaties tijdens alle levensfasen en op alle levensterreinen. ASS heeft
zowel invloed op het persoonlijk als op het maatschappelijk functioneren.
Een (ontwikkelings)stoornis in het functioneren van de hersenen:
o Overgevoeligheid voor bepaalde prikkels;
o Trage informatieverwerking;
o Moeite met verwerken van non-verbale informatie;
o Moeite met schakelen van situaties.
ASS zit “diep” in iemands opbouw en is iets om rekening mee te houden. Dit in tegenstelling
tot relatief kortdurende (soms zelfs eenmalige) klinische stoornissen (bijv. een depressie).
Zéker wanneer deze klinische stoornis een duidelijk situationeel karakter heeft (de situatie
waarin de cliënt zich bevindt is een duidelijke mede-veroorzakende factor). Zich herhalende
(recidiverende) klinische stoornissen hebben vaak relatie met (nog niet opgemerkte) ASS.
Volgens de DSM-5 wordt de diagnose ASS gesteld bij tekortkoming in twee domeinen:
A) Persisterende deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie in
uiteenlopende situaties zoals blijkt uit de volgende actuele of biografische kenmerken
1. Deficiënties in sociaal-emotionele wederkerigheid;
2. Deficiënties in het non-verbale communicatieve gedrag dat gebruikt wordt voor
sociale interactie;
3. Deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties.
B) Beperkt en repetitief gedrag
1. Stereotiep(e) of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of
spraak;
2. Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, inflexibel gehecht zijn aan routines of
geritualiseerde patronen van verbaal of non- verbaal gedrag;
3. Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn Draadjes,
lichtknopjes, haakjes, kleuren, geuren, getallen, geluiden, dinosaurussen,
landkaarten, riviermondingen, mensen;
4. Hyper- of hyporeactiviteit op zintuiglijke prikkels of ongewone belangstelling voor
zintuiglijke aspecten van de omgeving.
Wil er sprake zijn van ASS, dan moet er worden voldaan aan:
A) alle symptomen in het domein van sociale communicatie en interacties;
&
B) 2 van symptomen uit criterium B;
&
Jonge leeftijd zichtbaar.
Diagnose wordt meestal gesteld rond 6-7 jaar oud.
1
,Hoewel er voor ASS nog maar een diagnose is, biedt de DSM-V wel de mogelijkheid om de
aanzienlijke individuele verschillen binnen het spectrum te beschrijven. Dit gebeurt ten
eerste door verschillen in ernst aan te geven op basis van de ondersteuning die iemand
nodig heeft:
- Ernstiniveau 1 (ondersteuning vereist): geeft aan dat de symptomen merkbare
beperkingen met zich meebrengen die echter met goede ondersteuning grotendeels
kunnen worden ondervangen;
- Ernstniveau 2 (substantiële ondersteuning vereist): de beperkingen blijven duidelijk
zichtbaar, ookal is er sprake van ondersteuning;
- Ernstniveau 3 (zeer substantiële ondersteuning vereist): het autisme is zo ernstig
dat het functioneren op alle levensgebieden ernstig beperkt is en er langdurige en
intensieve begeleiding en/of behandeling nodig is.
Daarnaast kunnen individuele verschillen worden beschreven aan de hand van zogenoemde
specifiers, zoals de aanwezigheid van een verstandelijke beperking of comorbiditeit. Het is
nu ook mogelijk om een dubbeldiagnose te stellen, bijvoorbeeld autisme i.c.m. ADHD.
DSM-5 kent geen subtypen. DSM-4 nog wel.
3 subtypes van ASS (uit DSM-4).
Autistische stoornis (klassiek autisme):
o Problemen in de interactie, communicatie en stereotiepe patronen van gedrag en
interesse;
o Vaak al in een domein zichtbaar rond derde levensjaar;
o Vaak lager IQ, soms geen gebruik van gesproken taal.
Syndroom van Asperger:
o Problemen sociale interactie en stereotiepe gedragingen en interesse normale
intelligentie, taalontwikkeling normaal of zelfs bijzonder goed. Moeite met plannen
en lastig in de omgang.
De pervasieve ontwikkelingsstoornis niet nader omschreven (PDD-NOS):
o Ernstige pervasieve problemen in de interactie, vaak sociaal onhandig, onvoldoende
kenmerken van autisme.
Subtypen volgens Lorna Wing
- De afzijdige groep (aloof): komen vaak onverschillig over, praten nauwelijk of
helemaal niet, taal vertoont soms opvallende afwijkingen (echolalie), motorische
steriotypieen, routines, fascinatie geluid/licht;
- De passieve groep (passive): zelden spontane interactie, accepteren wel toenadering
van anderen, vaak zelfde communicatieproblemen als de afzijdige groep (valt minder
op), betere verstandelijke mogelijkheden;
- De actieve maar bizarre groep (active but odd): actieve initiatieven tot sociaal
contact (naïef, vreemd, ongepast en eenzijdig). Stellen vaak dezelfde vragen, praten
door over hetzelfde onderwerp. Stereotypieën nemen eerder vorm aan van een
fascinatie voor bepaalde thema’s, dit veroorzaakt (vaak) gedragsproblemen,
gemiddelde tot hoge intelligentie.
2
, Oorzaken
De verbindingen tussen de hersengebieden blijken hetzelfde te zijn als die van andere
mensen, alleen het verwerken van informatie kost meer tijd. Mensen worden geboren met
ASS, 90% veroorzaakt door de genen en 10% door de omgevingsinvloeden tijdens de
zwangerschap. Het kan generaties overslaan en spontane mutaties kunnen een rol spelen.
De kenmerken van autisme zijn te begrijpen vanuit het begrip
‘informatieverwerkingsstoornis’. Het is een manier om te omschrijven wat we denken dat
er in de hersenen gebeurt: de informatie die via de zintuigen en via de eigen gedachten en
gevoelens binnenkomt, lijkt door mensen met autisme anders te worden verwerkt.
Verklaringsmodellen
Theory of mind (mentaliseren): Het vermogen om je te verplaatsen in de gedachten,
gevoelens en intenties van anderen. Sally & Ann: Pop Sally doet een knikker in een mandje
en verlaat de kamer. Ann haalt de knikker uit het mandje en stopt het in het doosje. Aan het
kind wordt gevraagd: ‘Waar gaat Sally zoeken?’. Kinderen met ASS zeggen doosje, andere
kinderen zeggen mandje (Sally heeft immers niet gezien dat de knikker is verplaatst).
Centrale coherentie: Mensen met ASS hebben een zwakke CC: informatie wordt niet
automatisch globaal en in context verwerkt om tot een betekenisvolle, samenhangende
interpretatie van de omgeving te komen. Ze zijn niet in staat de betekenis van het grotere
geheel te zien, maar verwerken informatie fragmentarisch en op lokaal niveau. Het gevolg is
dat mensen met ASS gericht zijn op de details en niet op de betekenis van de situatie.
Executieve functies: De hogere
controlefuncties van de hersenen die
nodig zijn om acties te plannen en
problemen doelgericht op te lossen.
Componenten van EF die met ASS
worden geassocieerd: planning,
cognitieve flexibiliteit, inhibitie, het
genereren van nieuwe ideeën en
zelfmonitoring.
Symptomen van binnen
o Houterige motoriek;
o Onlogische angsten;
o Angstig en faalangstig gedrag;
o Gedragsproblemen: eet- en slaapprobleme, driftbuien, agressie, zelfverwonding;
o Depressiviteit;
o Persoonlijkheidsproblematiek.
3